ECLI:NL:RBZWB:2022:7261

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_3982 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van verzoek om voorlopige voorziening inzake inschrijving in de BRP

Op 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, woonachtig in [woonplaats verzoekster], een voorlopige voorziening heeft aangevraagd met betrekking tot haar inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) op het adres [adres verzoekster]. Verzoekster had op 18 augustus 2022 verzocht om deze voorlopige voorziening naar aanleiding van twee besluiten van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. In de procedure is vastgesteld dat verzoekster griffierecht dient te betalen, zoals bepaald in artikel 8:82 van de Awb. Het griffierecht bedraagt € 184,- en verzoekster is in de gelegenheid gesteld om dit bedrag te betalen. Echter, verzoekster heeft verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht, maar heeft niet gereageerd op verzoeken van de rechtbank om informatie over haar inkomen en vermogen.

Uiteindelijk heeft verzoekster het griffierecht niet tijdig betaald en is er geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. De rechtbank heeft daarom het verzoek om voorlopige voorziening kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/3982

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2022 in de zaak tussen

[naam verzoekster], uit [woonplaats verzoekster], verzoekster

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 18 augustus 2022 verzocht om een voorlopige voorziening ten aanzien van twee besluiten van het college over het inschrijven van verzoekster in de BRP op het adres aan [adres verzoekster] in [woonplaats verzoekster].

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die een verzoek doet om een voorlopige voorziening, moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:82, van de Awb. In een zaak als deze is het griffierecht € 184,-. De griffier van de rechtbank stelt een termijn waarbinnen het griffierecht moet worden betaald. Het hele bedrag moet binnen die termijn zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank of dan zijn betaald op de griffie van de rechtbank. Als het griffierecht niet of niet tijdig is betaald, verklaart de rechtbank het verzoek niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet of niet tijdig betalen van het griffierecht verontschuldigbaar is.
3. Verzoekster heeft in het verzoekschrift om vrijstelling van het griffierecht in verband met betalingsonmacht verzocht. De rechtbank heeft verzoekster eerst bij gewone brief van 19 augustus 2022 en vervolgens bij brief van 12 september 2022 verzocht om gegevens over haar inkomen en vermogen in te dienen. Verzoekster heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens bij brief van 5 oktober 2022 het verzoek op betalingsonmacht afgewezen.
4. Vervolgens is verzoekster bij aangetekend verzonden brief van 6 oktober 2022 in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na dagtekening van de brief. Uit Track & trace van post.nl blijkt dat de aangetekende brief nooit is bezorgd. Daarom is de nota opnieuw per e-mail verzonden aan verzoekster op 16 november 2022 en is verzoekster opnieuw in de gelegenheid gesteld het griffierecht te betalen binnen twee weken na verzending van het e-mailbericht.
5. Verzoekster heeft het griffierecht niet op tijd betaald. Verzoekster heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken.
Het verzoek is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzoek om voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 2 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger verzoek of verzet open.