ECLI:NL:RBZWB:2022:7258

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_5346 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor begeleid en beschermd wonen

Op 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het veranderen van het gebruik van een pand naar begeleid en beschermd wonen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen voor onherstelbare gevolgen voor hun meervoudig gehandicapte zonen als het zorgproject van start gaat.

De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de derde partij, [naam belanghebbende], in een e-mail heeft aangegeven het pand pas in gebruik te nemen nadat er op de bezwaren is beslist. Dit heeft de rechter doen concluderen dat er geen acute noodzaak is om het verzoek om een voorlopige voorziening te honoreren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat verzoekers altijd de mogelijkheid hebben om opnieuw een verzoek in te dienen als er later toch een spoedeisend belang ontstaat. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/5346

uitspraak van de voorzieningenrechter van 2 december 2022 in de zaak tussen

[namen verzoekers] , uit [adres verzoekers] , verzoekers

en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, verweerder.
Als derde partij is aangemerkt:
[naam belanghebbende], te [vestigingsplaats belanghebbende] .

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college over het verlenen van een omgevingsvergunning voor het veranderen van het gebruik naar begeleid en beschermd wonen aan [adres perceel] te [vestigingsplaats belanghebbende]. Zij hebben de voorzieningenrechter ook verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
3. De voorzieningenrechter stelt vast dat [naam belanghebbende] in een e-mailbericht aan het college heeft medegedeeld dat zij het pand - conform de verleende omgevingsvergunning - pas in gebruik zal gaan nemen als er op de bezwaren is beslist.
4. Gelet op dat e-mailbericht heeft de voorzieningenrechter verzoekers in de gelegenheid gesteld om aan te geven waarom de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden. Volgens verzoekers is sprake van noodzaak tot schorsing, omdat het zorgproject nooit van start mag gaan. Indirect kunnen verzoekers worden geconfronteerd met onherstelbare gevolgen, omdat niet ondenkbaar is dat de meervoudig gehandicapte zonen van verzoekers in de tuin vertoeven en hen letsel wordt aangebracht door een cliënt / patiënt waarbij wilsonbekwaamheid/ongeschiktheid geldt.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op dit moment geen sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter acht het gelet op de verklaring van [naam belanghebbende] aannemelijk dat het pand pas ná de beslissing op bezwaar in gebruik zal worden genomen. De voorzieningenrechter is niet gebleken van feiten en omstandigheden die haar doen twijfelen aan die verklaring. Wanneer later toch zou blijken dat [naam belanghebbende] haar toezegging niet nakomt en alsnog een spoedeisend belang ontstaat, staat het verzoekers altijd vrij opnieuw een verzoek om een voorlopige voorziening in te dienen.
6. De voorzieningenrechter zal het verzoek om een voorlopige voorziening daarom afwijzen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 2 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.