ECLI:NL:RBZWB:2022:7258
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning voor begeleid en beschermd wonen
Op 2 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Dit besluit betreft de verlening van een omgevingsvergunning voor het veranderen van het gebruik van een pand naar begeleid en beschermd wonen. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij vrezen voor onherstelbare gevolgen voor hun meervoudig gehandicapte zonen als het zorgproject van start gaat.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechter heeft vastgesteld dat er geen sprake is van onverwijlde spoed die het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt. De voorzieningenrechter heeft geconstateerd dat de derde partij, [naam belanghebbende], in een e-mail heeft aangegeven het pand pas in gebruik te nemen nadat er op de bezwaren is beslist. Dit heeft de rechter doen concluderen dat er geen acute noodzaak is om het verzoek om een voorlopige voorziening te honoreren.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat verzoekers altijd de mogelijkheid hebben om opnieuw een verzoek in te dienen als er later toch een spoedeisend belang ontstaat. De uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.