Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Inleiding
2.Feiten
3.Beoordeling door de rechtbank
5.Beslissing
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 2 december 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van de belastingdienst behandeld. De inspecteur had aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen opgelegd, gebaseerd op een belastbaar inkomen van € 82.145. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur verklaarde het bezwaar ongegrond en handhaafde de aanslag. De rechtbank heeft het beroep op 27 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van belanghebbende aanwezig was, maar de inspecteur niet. De rechtbank oordeelt dat de uitnodiging voor de zitting op juiste wijze was verzonden.
Belanghebbende had Nederland in 2018 verlaten en was werkzaam als ambassadeur in het buitenland. De inspecteur had haar uitgenodigd om aangifte te doen via een M-biljet, maar belanghebbende diende een P-biljet in. De inspecteur heeft het P-biljet niet in behandeling genomen en stelde later een verzuimboete van € 369 vast. De rechtbank oordeelt dat de aanslag tijdig en op de juiste grondslagen is vastgesteld, maar dat de verzuimboete niet terecht is opgelegd. Belanghebbende had alle benodigde gegevens verstrekt en de inspecteur had haar niet geïnformeerd over het niet in behandeling nemen van het P-biljet.
De rechtbank vernietigt daarom de boetebeschikking en verklaart het beroep gegrond voor zover het de boete betreft. De inspecteur moet het griffierecht vergoeden en belanghebbende krijgt een vergoeding van haar proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.