In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 december 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met zijn minderjarige kleindochter. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 augustus 2021 ontuchtige handelingen heeft gepleegd door de schaamlip van zijn kleindochter, die toen elf jaar oud was, aan te raken. De verdachte heeft tijdens het proces verklaard dat de aanraking per ongeluk was gebeurd tijdens het stoeien, maar de rechtbank heeft deze verklaring als ongeloofwaardig terzijde geschoven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van opzet en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontucht.
De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan zes maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf op van drie maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en de gevolgen van zijn daden voor zijn persoonlijke leven. Daarnaast werd er een schadevergoeding van € 2.500,00 toegewezen aan de benadeelde partij, de kleindochter, voor immateriële schade, terwijl andere vorderingen van naasten werden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
De rechtbank benadrukte de ernst van de inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en de blijvende gevolgen die dergelijke daden kunnen hebben. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, en 249 van het Wetboek van Strafrecht.