ECLI:NL:RBZWB:2022:7248

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
2 december 2022
Zaaknummer
02-144839-21 en 03-059598-21 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door met een gaspistool meerdere keren in de richting van het slachtoffer te schieten

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 december 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die op 2 juni 2021 in Roosendaal een bedreiging met een misdrijf tegen het leven heeft gepleegd. De verdachte heeft met een gaspistool meerdere keren in de richting van het slachtoffer geschoten, terwijl er meerdere omstanders aanwezig waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool, munitie en een boksbeugel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd zoals geadviseerd door de reclassering.

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 november 2022, waar de officier van justitie en de verdediging hun standpunten hebben gepresenteerd. De tenlastelegging omvatte onder andere de bedreiging van het slachtoffer door het tonen van een vuurwapen en het schieten in zijn richting. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en de verdachte zelf in overweging genomen en heeft geoordeeld dat de bedreiging en het schieten wettig en overtuigend bewezen zijn. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was voor de stelling dat de verdachte dit samen met een ander heeft gedaan.

Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de omstanders, en het strafblad van de verdachte. De rechtbank heeft ook de positieve elementen in de houding van de verdachte meegewogen, zoals zijn openheid en bereidheid tot behandeling. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf, met als doel recidive te voorkomen en reclasseringstoezicht mogelijk te maken.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02-144839-21 en 03-059598-21 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1998 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
thans uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Limburg-Zuid,
raadsman mr. H. van Asselt, advocaat te Roosendaal.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 22 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. R.M.A. in ‘t Veld, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld met bovenvermeld parketnummer.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte al dan niet samen met een ander op 2 juni 2021 te Roosendaal:
feit 1: [slachtoffer] heeft bedreigd door hem een vuurwapen te tonen en meerdere keren met dat vuurwapen in zijn richting te schieten;
feit 2: een gaspistool en meerdere knalpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 3: een boksbeugel voorhanden heeft gehad.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij, kort gezegd, op het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] en de getuigenverklaringen van [getuige 1] , [getuige 2] en [getuige 3] . Hij merkt daarbij op dat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor de onderdelen ‘in vereniging’, de woordelijke bedreiging en het “in de lucht” schieten, zodat verdachte voor die onderdelen van de tenlastelegging partieel moet worden vrijgesproken. Ook de feiten 2 en 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. Verdachte heeft deze feiten bekend en de wapens en munitie zijn gecategoriseerd zoals ten laste gelegd. Verdachte dient daarbij wel partieel te worden vrijgesproken van het onderdeel ‘in vereniging’.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de rechtbank ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde feit niet tot een bewezenverklaring kan komen van de woordelijke bedreiging zodat verdachte daarvan partieel moet worden vrijgesproken. De verklaring van [slachtoffer] dat hij door verdachte woordelijk is bedreigd, wordt immers niet ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Ook kan niet worden bewezen dat verdachte in de richting van [slachtoffer] of diens auto heeft geschoten. Ten aanzien van de feiten 2 en 3 refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Uit de verklaring van [slachtoffer] afgelegd tegenover [verbalisant] en de (deels) bekennende verklaring van verdachte blijkt dat niet ter discussie staat dat verdachte [slachtoffer] heeft bedreigd door hem een vuurwapen te tonen en meerdere keren met dat vuurwapen te schieten. De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is waaruit die bedreiging precies heeft bestaan en of bewezen kan worden verklaard dat verdachte [slachtoffer] ook woordelijk heeft bedreigd en of verdachte met het vuurwapen in de richting van die [slachtoffer] heeft geschoten. Volgens [slachtoffer] heeft verdachte hem woordelijk bedreigd door tegen hem te zeggen “Flikker ik maak je dood. Ik ben Albanees. Je mag het vragen aan alle Albanezen in Roosendaal. Ik schiet ik ben gek. Ik kom jou nog wel tegen”. De verklaring van [slachtoffer] vindt in de eerste plaats steun in de verklaring van [getuige 4] , die heeft verklaard dat zij de woorden “Ik maak je kapot” heeft gehoord. De verklaring van [slachtoffer] vindt bovendien ook steun in de verklaring van verdachte zelf die hij bij de politie heeft afgelegd, namelijk dat hij niet precies meer weet wat hij heeft gezegd, maar dat hij wel iets heeft geroepen als “We gaan je kapot maken” en “Ik sla je”. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] ook woordelijk heeft bedreigd zoals tenlastegelegd.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte ook in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten. [slachtoffer] heeft verklaard dat hij zag dat de man (waarvan de rechtbank begrijpt: verdachte) een zwart voorwerp in zijn hand had. Hij kon niet zien wat het voorwerp was, maar dacht, gelet op de manier waarop de man het voorwerp vasthad en ermee richtte op hem en zijn auto, dat het een pistool was. [getuige 2] heeft verklaard dat hij zag dat er een man uit een voertuig stapte, dat deze man een vuurwapen uit zijn broeksband pakte en hoorde dat hij hiermee twee keer in de richting van de rotonde schoot, de plek waar de auto van [slachtoffer] stond. [getuige 3] heeft verklaard dat hij zag dat de man die uit de auto was gestapt een pistool trok en met dat pistool in de richting van de andere auto begon te schieten. Ook [getuige 1] heeft verklaard dat zij zag dat de man die was uitgestapt een pistool pakte en deze met twee handen naar voren richtte richting de wegrijdende auto. Op grond van voornoemde verklaringen acht de rechtbank bewezen dat verdachte in de richting van [slachtoffer] heeft geschoten en niet in de lucht zoals hij zelf heeft verklaard. De verdediging heeft voorts aangevoerd dat [slachtoffer] zelf ook een wapen had en dat het dus mogelijk is dat getuigen hebben gezien dat niet verdachte, maar [slachtoffer] degene is geweest die gericht heeft schoten. Deze stelling vindt echter geen steun in het dossier. De rechtbank heeft geen enkele aanleiding om te twijfelen aan de waarnemingen die getuigen hebben gedaan en gaat er dus van uit dat verdachte diegene is die door de getuigen wordt beschreven als de man met het vuurwapen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte met het vuurwapen in de richting van de auto van [slachtoffer] heeft geschoten.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte de bewezenverklaarde feiten heeft gepleegd samen met een ander, omdat daarvoor het bewijs ontbreekt.
Feit 2 en feit 3
Gelet op de in de bijlage II genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte een gaspistool, munitie en een boksbeugel voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft deze feiten ook bekend.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 2 juni 2021 te Roosendaal [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte die [slachtoffer] dreigend vanuit een auto de woorden toegevoegd “Flikker ik maak je dood. Ik ben Albanees. Je mag het vragen aan alle Albanezen in Roosendaal. Ik schiet ik ben gek” en “Ik kom jou nog wel tegen” en “Ik maak je kapot”,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en vervolgens nadat verdachte uit de auto was gestapt opzettelijk dreigend een (gas)vuurwapen, aan die [slachtoffer] getoond en meerdere keren in de richting van de auto van die [slachtoffer] geschoten.
2.
op 2 juni 2021 te Roosendaal een wapen van categorie III, onder 1, te weten een (gas)pistool (merk Zoraki) (kaliber 9mm) en munitie van categorie III, te weten 8 knalpatronen (merk Umarex) (kaliber 9mm), voorhanden heeft gehad.
3.
op 2 juni 2021 te Roosendaal een of wapen van categorie I, onder 3, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor alle drie de feiten aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan gekoppeld de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij de strafbepaling in straf verminderende zin rekening te houden met de houding van verdachte. Verdachte heeft zichzelf gemeld bij de politie, heeft meteen openheid van zaken gegeven en neemt verantwoordelijkheid voor zijn daden. Ook moet volgens de raadsman rekening worden gehouden met het gegeven dat verdachte een beperkt strafblad heeft en verdachte voor deze zaak al negen dagen in voorarrest heeft gezeten. Tot slot is aangevoerd dat door het slachtoffer geen aangifte is gedaan en het slachtoffer zelf ook een groot aandeel heeft gehad in het geheel door de confrontatie op te zoeken. Gelet op het voorgaande heeft de verdediging verzocht te volstaan met oplegging van een taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een bedreiging met een misdrijf tegen het leven gericht door met een gaspistool meerdere keren in de richting van het slachtoffer te schieten. Daarbij heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een gaspistool, munitie en een boksbeugel. Dit zijn ernstige feiten. Immers, niet alleen heeft verdachte een gaspistool voorhanden gehad op de openbare weg, hij heeft ook zonder enige aarzeling uit boosheid met het gaspistool het slachtoffer bedreigd en het gaspistool, op klaarlichte dag, daadwerkelijk gebruikt. Verdachte heeft met zijn handelen gevoelens van onveiligheid en angst opgeroepen bij het slachtoffer en gevoelens van onrust bij de omstanders. Ook sec het bezit van wapens en munitie draagt bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke zaken. Ook is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing. De rechtbank houdt er daarnaast in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte zichzelf vrijwel onmiddellijk heeft gemeld bij de politie en meteen openheid van zaken heeft gegeven.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van 18 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte het reclasseringstoezicht opgelegd in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis als een meerwaarde ziet. Verdachte stelt zich open en kwetsbaar op en laat zien dat hij de handvatten die hij door de reclassering aangereikt krijgt gebruikt. Omdat het recidiverisico als hoog wordt ingeschat, wordt geadviseerd, indien verdachte wordt veroordeeld, een deels voorwaardelijke straf op te leggen met een proeftijd en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en het volgen van een ambulante behandeling.
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de straf gebaseerd op oriëntatiepunten voor de strafoplegging van de Rechtspraak. Het oriëntatiepunt voor een bedreiging met het tonen van een vuurwapen is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vier maanden. In strafverzwarende zin neemt de rechtbank mee dat er in deze zaak gericht is geschoten op het slachtoffer, dat het feit op klaarlichte dag heeft plaatsgevonden op de openbare weg terwijl er meerdere omstanders waren en dat verdachte meerdere wapens voorhanden had, waaronder dus een vuurwapen dat hij bij zich droeg. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte een deels voorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd om verdachte ervan te weerhouden nogmaals dergelijke feiten te plegen en om reclasseringstoezicht mogelijk te maken. De rechtbank acht, alles overwegend, de eis van de officier van justitie passend en geboden. Zij legt aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daaraan zal zij de bijzondere voorwaarden verbinden zoals door de reclassering zijn geadviseerd.

7.Het beslag

7.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot de voorwerpen en dat de voorwerpen van zodanige aard zijn dat ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft gevorderd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf van 30 uur taakstraf die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 4 februari 2022, onder parketnummer 03-059598-21.
De rechtbank verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging, omdat uit het dossier blijkt dat de proeftijd op het moment van het plegen van onderhavig feit nog niet was ingegaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36b, 36c, 57, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, terwijl het feit is begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III en handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feit 1 t/m 3
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zes maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* veroordeelde meldt zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het telefoonnummer 088-8041502. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
* veroordeelde laat zich behandelen door Ambulant Behandelen - [psychiatrische intstelling] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zodra hier gelegenheid toe is. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- geeft opdracht aan voornoemde reclasseringsinstelling tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen nummer 1 tot en met 3, te weten: een wapen, zeven stuks munitie en één stuk munitie;
Vordering tenuitvoerlegging parketnummer 03-059598-21
- verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak onder parketnummer 03-059598-21;

Voorlopige hechtenis

- heft het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis met ingang van heden op;
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. D. van Kralingen en mr. J.F.C. Janssen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C.L.J. Luijten en mr. I.J.A.M. Balemans, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 6 december 2022.
De voorzitter en de tweede griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.