Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beslissing
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 5 december 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte, waarbij de officier van justitie niet-ontvankelijk is verklaard in de vervolging. De rechtbank oordeelde dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak met 68 maanden was overschreden, wat niet alleen te wijten was aan de complexiteit van de zaak, maar ook aan de passiviteit van het openbaar ministerie. De verdachte had zwaar geleden onder de lange duur van de procedure en de onzekerheid die daarmee gepaard ging. De rechtbank benadrukte dat de beginselen van een behoorlijke procesorde waren geschonden, en dat de officier van justitie zelf de niet-ontvankelijkheid had gevorderd, wat extra gewicht aan de beslissing gaf. De verdachte had vrijwillig ingestemd met een afdoeningsvoorstel, waarbij hij afstand deed van zijn verdedigingsrechten, en dit werd door de rechtbank als een belangrijke factor in de beslissing meegenomen. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden zodanig waren dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging van de verdachte.