1.3Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij brief van 23 februari 2021 heeft de rechtbank aangegeven dat deze brief van eiseres als een bezwaarschrift moet worden aangemerkt en de minister verzocht de behandeling daarvan over te nemen.
Vervolgens heeft een hoorzitting plaatsgevonden. Bij bestreden besluit heeft de minister het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
Waar gaat deze zaak over?
2. In geschil is of het college het bezwaarschrift van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Daaraan gaan de vragen vooraf of er sprake is van een aanvraag en een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb.
Op grond van artikel 1:3, derde lid, van de Awb wordt onder een aanvraag verstaan: een verzoek van een belanghebbende een besluit te nemen.
Is eiseres belanghebbende?
3. Onder belanghebbende wordt op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken.
4. Eiseres is een in 2018 opgerichte stichting. Artikel 1:2, derde lid, van de Awb bepaalt dat ten aanzien van rechtspersonen als hun belang mede worden beschouwd de algemene en collectieve belangen die zij krachtens hun doelstellingen en blijkens hun feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigen.
5. Eiseres heeft als statutaire doelstellingen: “het voorkomen en verminderen van verontreiniging van watersystemen om milieuschade en risico’s voor de menselijke gezondheid te voorkomen en te beperken. Ook het stimuleren, (doen) ontwikkelen, ondersteunen en financieren van projecten gericht op het Nederlandse zoete en zoute water alsmede het aantrekken en uitgeven van fondsen ten behoeve daarvan en het verrichten van al hetgeen met het vorenstaande verband houdt of daartoe bevorderlijk kan zijn, is het doel van de stichting. Eiseres tracht dit doel blijkens de statuten onder meer te bereiken door
het (doen) realiseren van projecten, het (doen) geven van voorlichting, het stimuleren van de ontwikkeling van alternatie technieken en de inzet ervan, het doen van onderzoek, het oprichten van een politieke (wetenschaps)partij en het (doen) bevorderen van bewustwording en gedragsbeïnvloeding bij consumenten, belangenorganisaties, bedrijven en waterbeheerders omtrent deze doelstelling.”.
5. Eiseres heeft zich op het standpunt gesteld dat zij belanghebbende is bij het verzoek om handhaving omdat het verzoek over vislood gaat en zij zich met vislood bezig houdt. Hengelsportwinkels zijn een belangrijke leverancier van vislood dat door hengelsporters wordt gebruikt. Het onverpakte lood dat in hengelsportwinkels verkocht wordt, schaadt de volksgezondheid.
6. De rechtbank stelt voorop dat uit de statuten van eiseres blijkt dat zij zich richt op het voorkomen en verminderen van verontreiniging van watersystemen. De rechtbank acht deze doelstelling voldoende concreet geformuleerd. Verder is genoegzaam aannemelijk dat eiseres zich door haar feitelijke werkzaamheden ook daadwerkelijk hiervoor inzet. De vraag is of het al dan niet handhavend optreden tegen de verkoop van onverpakt vislood voldoende rechtstreeks betrokken is bij de belangen die eiseres krachtens haar statutaire doelstelling en blijkens haar feitelijke werkzaamheden in het bijzonder behartigt.
7. De rechtbank is van oordeel dat de verkoop van onverpakt vislood in onvoldoende rechtstreeks verband staat tot de statutaire doelstelling. Het handhavingsverzoek van eiseres heeft betrekking op de belangen van werknemers van dan wel arbeidsomstandigheden in hengelsportwinkels. Dat is iets anders dan het voorkomen en verminderen van verontreiniging van zoet en zout water(systemen).
Eiseres is met haar verzoek getreden buiten de reikwijdte van haar statutaire doelstellingen en is daarom geen belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb bij het verzoek.
8. Het verzoek is daarmee geen aanvraag in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Dit betekent dat het antwoord van het college op haar verzoek, de brief van 27 oktober 2020, geen besluit is in de zin van artikel 1:3 van de Awb. Alleen tegen besluiten kan bezwaar bij het bestuursorgaan en daarna beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld.
Dit leidt tot de conclusie dat de minister het bezwaar van eiseres terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
9. Artikel 4:17, zesde lid, van de Awb bepaalt tenslotte dat een bestuursorgaan geen dwangsom verschuldigd is vanwege het niet tijdig geven van een beslissing op aanvraag, indien de aanvrager geen belanghebbende is.
Het verzoek om dwangsom is dus terecht afgewezen.