ECLI:NL:RBZWB:2022:7225

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
1 december 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4992 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursprocesrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake onderzoek naar zorgverlening

Op 1 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, die een hoger beroep hadden ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, een voorlopige voorziening vroegen. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroepschrift van verzoekers, dat betrekking had op een brief van de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 13 juli 2022, waarin werd meegedeeld dat er geen nader onderzoek zou worden ingesteld naar de zorgverlening van hun overleden moeder. Verzoekers stelden dat deze brief als een besluit moest worden aangemerkt en vroegen om schorsing van de zorgverlener in afwachting van de uitkomst van de strafprocedure.

De voorzieningenrechter overwoog dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid een belangrijke rol. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers onvoldoende hadden aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien zij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRs) wilden afwachten. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.

De uitspraak van de voorzieningenrechter werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4492 VV

uitspraak van 1 december 2022 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[namen verzoekers]

,te [woonplaats verzoekers], verzoekers,
en

de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank van 22 september 2022 waarbij de rechtbank zich onbevoegd heeft verklaard om kennis te nemen van het beroepschrift. Voor zover de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRs) zich onbevoegd zou verklaren hebben verzoekers ook verzet aangetekend tegen de uitspraak van de rechtbank. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekers hebben de inspectie verzocht om een onderzoek in te stellen naar de zorgverlening van hun overleden moeder. De inspectie heeft bij brief van 13 juli 2022 aan verzoekers meegedeeld geen nader onderzoek in te stellen.
Verzoekers hebben beroep aangetekend tegen de brief van 13 juli 2022. Deze rechtbank heeft zich onbevoegd verklaard van dit beroepschrift kennis te nemen. Daarbij is overwogen dat de brief van 13 juli 2022 niet aangemerkt kan worden als een besluit. Deze uitspraak is bekend onder nummer 22/4064.
2. Verzoekers hebben, samengevat, aangevoerd dat de brief van 13 juli 2022 wel aangemerkt moet worden als een besluit. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om over te gaan tot schorsing van de verzorgende hangende de uitkomst van de strafprocedure.
3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat de voorlopige voorziening-procedure als bedoeld in artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, is bedoeld om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Voorts speelt bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening de spoedeisendheid een belangrijke rol. Nu er verzet aanhangig is tegen de uitspraak van de rechtbank, dient de vraag te worden beantwoord of sprake is van onverwijlde spoed die noopt tot het treffen van een voorlopige voorziening in afwachting van een uitspraak op het verzet van verzoekers. Er dient derhalve sprake te zijn van een zelfstandige spoedeisendheid bij een te treffen voorlopige voorziening en het moet niet alleen gaan om bespoediging van de afdoening van het verzet.
4. Bij brief van 2 november 2022 is aan verzoekers gevraagd om het spoedeisend belang toe te lichten. Verzoekers hebben aangevoerd een eigen direct belang te hebben bij een schorsing van de zorgverlener. Verzoekers hebben gesteld dat hun verzoek om voorlopige voorziening een voorwaardelijk verzoek is en pas na de uitspraak van de Raad van State in beeld komt. Dit doet volgens verzoekers niets af aan het spoedeisend karakter van het verzoek om voorlopige voorziening.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de awb geen voorwaardelijk verzoek om voorlopige voorziening kent. Er zal daarom beoordeeld moeten worden of verzoekers op dit moment een spoedeisend belang hebben. Uit het feit dat verzoekers de uitspraak van de AbRS willen afwachten, blijkt al dat er op dit moment geen sprake is van een spoedeisend belang. Verzoekers hebben ook anderszins niet gemotiveerd waarom er specifiek voor hen sprake is van een spoedeisend belang. Bij dit oordeel heeft de voorzieningenrechter ook betrokken dat bij een verzetprocedure uitsluitend ter beoordeling voorligt of de bestuursrechter terecht tot vereenvoudigde behandeling is overgegaan.
6. Omdat onvoldoende is gebleken dat verzoekers een spoedeisend belang hebben, zal het verzoek worden afgewezen.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier, op 1 december 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.