ECLI:NL:RBZWB:2022:7225
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake onderzoek naar zorgverlening
Op 1 december 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers, die een hoger beroep hadden ingesteld tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, een voorlopige voorziening vroegen. De rechtbank had zich onbevoegd verklaard om kennis te nemen van het beroepschrift van verzoekers, dat betrekking had op een brief van de inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van 13 juli 2022, waarin werd meegedeeld dat er geen nader onderzoek zou worden ingesteld naar de zorgverlening van hun overleden moeder. Verzoekers stelden dat deze brief als een besluit moest worden aangemerkt en vroegen om schorsing van de zorgverlener in afwachting van de uitkomst van de strafprocedure.
De voorzieningenrechter overwoog dat de procedure voor een voorlopige voorziening bedoeld is om in afwachting van de uitkomst van een bezwaar- of beroepsprocedure een voorlopige maatregel te treffen. Bij de beoordeling van een verzoek om voorlopige voorziening speelt de spoedeisendheid een belangrijke rol. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekers onvoldoende hadden aangetoond dat er sprake was van een spoedeisend belang, aangezien zij de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRs) wilden afwachten. Dit leidde tot de afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening.
De uitspraak van de voorzieningenrechter werd gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, in aanwezigheid van mr. A.J.M. van Hees, griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.