In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 29 november 2022, staat de verzoeker centraal die schadevergoeding eist van de burgemeester van Breda. De verzoeker had op 14 juli 2021 de burgemeester verzocht om schadevergoeding wegens een onterecht opgelegd gebiedsverbod, dat hem op 29 december 2020 was opgelegd. De rechtbank heeft het beroep op 4 november 2022 behandeld, waarbij zowel de verzoeker als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat het besluit van de burgemeester onrechtmatig was, maar dat de verzoeker niet voldoende bewijs heeft geleverd voor de door hem gestelde schade. De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van advocaatkosten en gederfde inkomsten af, maar kent wel een schadevergoeding van € 1.000,- toe voor immateriële schade, omdat het gebiedsverbod de eer en goede naam van de verzoeker heeft aangetast. De rechtbank verplicht de burgemeester ook om het griffierecht en de proceskosten van de verzoeker te vergoeden, wat in totaal € 1.518,- bedraagt. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzoekers om schade op objectieve wijze aan te tonen en de rol van de bestuursrechter in schadevergoeding bij onrechtmatige besluiten.