ECLI:NL:RBZWB:2022:7217

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 november 2022
Publicatiedatum
1 december 2022
Zaaknummer
AWB- 21_4527
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake de beëindiging van de ANW-uitkering van eiseres na beoordeling van arbeidsongeschiktheid door de Sociale Verzekeringsbank

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedateerd 30 november 2022, staat de beëindiging van de ANW-uitkering van eiseres centraal. Eiseres, die sinds augustus 2014 een uitkering ontving, kreeg op 16 februari 2021 te horen dat haar uitkering per 1 maart 2021 zou worden stopgezet, omdat zij minder dan 45% arbeidsongeschikt zou zijn. Dit besluit werd bevestigd in een bestreden besluit van 24 september 2021, waartegen eiseres beroep instelde. De rechtbank behandelde de zaak op 19 oktober 2022, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De rechtbank oordeelt dat de verzekeringsarts van het UWV in zijn rapporten onvoldoende consistentie vertoont, met name over de arbeidsongeschiktheid van eiseres op de peildatum. De rechtbank stelt vast dat er een motiveringsgebrek is en biedt de Svb de gelegenheid om dit gebrek te herstellen. De Svb moet binnen twee weken meedelen of zij gebruik maakt van deze gelegenheid en heeft zes weken de tijd om het gebrek te herstellen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/4527
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.L.A.M. van Os),
en

De Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank Utrecht (Svb), verweerder

(gemachtigde: [woordvoerder verweerder] ).

Procesverloop

In het besluit van 16 februari 2021 (het primaire besluit) heeft de Svb gesteld dat eiseres vanaf 1 maart 2021 geen aanspraak meer maakt op een uitkering op grond van de Algemene Nabestaandenwet (ANW).
In het besluit van 24 september 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De echtgenoot van eiseres is op 2 juli 2014 overleden. Sinds augustus 2014 ontving eiseres een ANW-uitkering van de Svb.
Bij brief van 4 februari 2019 heeft de Svb aan eiseres laten weten dat haar uitkering wordt stopgezet nadat haar jongste kind op 22 februari 2021 18 jaar wordt. In een brief van 29 september 2020 heeft de Svb nogmaals aangegeven dat de uitkering per 22 februari 2021 stopt. Daarop heeft eiseres telefonisch aan de Svb laten weten dat zij een onderzoek naar haar arbeidsongeschiktheid wil laten uitvoeren door het UWV. [1]
Het UWV heeft onderzoek gedaan. Eiseres werd op 5 januari 2020 gezien op het spreekuur van een arts van het UWV. Op 7 januari 2020 heeft hij daarvan een rapportage opgesteld. In een rapport van 20 januari 2021 heeft een arbeidsdeskundige geoordeeld dat eiseres minder dan 45% arbeidsongeschikt is.
Bij het primaire besluit heeft de Svb beslist dat eiseres geen ANW-uitkering meer kan krijgen na 1 maart 2021, omdat zij minder dan 45% arbeidsongeschikt is. Eiseres heeft daar bezwaar tegen gemaakt.
Een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV hebben opnieuw onderzoek gedaan. Hun bevindingen zijn neergelegd in de rapportages van respectievelijk 7 juli 2021 en 11 augustus 2021. Het standpunt dat eiseres minder dan 45% arbeidsongeschikt is, wordt gehandhaafd.
Bij het bestreden besluit heeft de Svb het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Beoordelingskader
3. Op grond van artikel 14, eerste lid, van de ANW heeft de nabestaande die arbeidsongeschikt is recht op een nabestaandenuitkering. Het begrip arbeidsongeschiktheid is nader gedefinieerd in artikel 11 van de ANW. In dit artikel is bepaald dat arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebreken niet in staat is om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen gezonde personen met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij arbeid verricht of het laatst heeft verricht, of in de omgeving daarvan, met arbeid gewoonlijk verdienen. Onder arbeid wordt verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe die persoon met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Beoordeling
4. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een arts en een verzekeringsarts b&b van het UWV.
4.1
De verzekeringsarts b&b stelt in zijn rapport van 7 juli 2021 dat hij de door eiseres in bezwaar overgelegde medische stukken en haar tijdens de hoorzitting van 6 juli 2021 afgelegde verklaringen heeft meegenomen in zijn beoordeling. Hij concludeert dat de beperkingen van eiseres op de peildatum 28 februari 2021 anders zijn dan weergegeven in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 20 januari 2021. Eiseres is onder andere bekend met chronische angst- en paniekklachten en hyperventilatie. Door deze klachten en het gebruik van Oxazepam wordt de beperking in verband met werken met verhoogd persoonlijk risico uitgebreid. Zij wordt ook aanvullend beperkt geacht in beroepsmatig gemotoriseerde voertuigen besturen. De beperking in het vasthouden van de aandacht wordt niet gehandhaafd. Ten tijde van het onderzoek in primo zijn geen afwijkingen in de aandacht geobjectiveerd. In bezwaar is de aandacht in het gesprek van 45 minuten goed te trekken en te behouden. Zij scoort niet onder de normaalwaarde in het CBBS op dit punt. Op fysiek gebied worden geen (verdere) beperkingen aangenomen omdat bij medisch onderzoek in primo geen afwijkingen of functionele belemmeringen zijn geobjectiveerd. Ten aanzien van de overige klachten blijkt uit het rapport van de primaire arts dat deze voldoende aan de orde zijn gesteld. Met de gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in psychisch nauwelijks belastende arbeid. De beperkingen sluiten aan bij de ernst van de onderliggende pathologie, de ervaren klachten en belemmeringen van eiseres en de bevindingen uit het medisch onderzoek. Deze komen ook overeen met de mate van functioneren van eiseres in het dagelijks leven. De geduide functies zijn voorspelbaar, regelmatig, stressarm, zonder afleiding van anderen, zonder veelvuldige storingen/onderbrekingen, zonder deadlines of productiepieken en stresserende interacties met derden worden vermeden. De aangepaste belastbaarheid en beperkingen van eiseres zijn neergelegd in de FML van 6 juli 2021.
4.2
Eiseres voert aan dat het UWV in onvoldoende mate rekening heeft gehouden met haar vele fysieke en psychische pijnen, klachten en beperkingen. Het UWV heeft dan ook ten onrechte geconcludeerd dat zij werkzaamheden kan verrichten. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij volledig arbeidsongeschikt is, althans meer dan 45%. Uit de bij het beroepschrift gevoegde persoonlijke brief volgt dat eiseres meent dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met haar situatie. Het bestreden besluit tast onder meer haar mentale en lichamelijke gezondheid, veiligheid, recht op geluk, eigenwaarde en (al beperkte) kwaliteit van leven aan. Alles wat zij kan doen gaat in slow-motion en gepaard met pijn, onzekerheid, vergeetachtigheid, traag denkvermogen en vermoeidheid. Zichzelf staande houden is al een 24-uurs dienst; zij stelt daarnaast niet te kunnen werken.
4.3
Pas op zitting heeft eiseres ook als beroepsgrond aangevoerd dat er in haar geval sprake zou zijn van een situatie van geen benutbare mogelijkheden, namelijk persoonlijk en sociaal niet kunnen functioneren en sterk wisselende mogelijkheden. De rechtbank laat deze beroepsgrond wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing. Eiseres heeft er op gewezen dat zij in haar beroepschrift al heeft gesteld dat zij volledig arbeidsongeschikt is, maar daaruit volgt niet dat haar standpunt is dat zij geen benutbare mogelijkheden heeft. De Svb heeft dan ook niet de gelegenheid gehad om hier adequaat op te reageren, te meer omdat het onderzoek door het UWV wordt uitgevoerd. Bovendien is niet gebleken dat eiseres deze grond niet eerder had kunnen aanvoeren.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank hebben de arts en verzekeringsarts b&b van het UWV de van eiseres verkregen informatie kenbaar betrokken bij hun beoordeling. In zoverre kan dan ook niet gesteld worden dat hun rapporten onzorgvuldig tot stand zijn gekomen. Uit deze rapporten blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiseres gestelde klachten. Bij de opstelling van de FML is met het geobjectiveerde deel van de klachten rekening gehouden.
De rechtbank stelt echter vast dat de verzekeringsarts b&b in zijn rapport van 7 juli 2021 onder ‘Heroverweging’ overweegt dat eiseres op de peildatum arbeidsongeschikt is en dat dit nog minimaal drie maanden zal voortduren. In de conclusie herhaalt hij dit. Het rapport is daarmee niet concludent, aangezien dit niet volgt uit de rest van de analyse van de verzekeringsarts b&b en de FML van 6 juli 2021 met geldigheidsdatum vanaf 5 januari 2021. De Svb kan dan niet volstaan met de uitleg ter zitting dat het zo niet bedoeld kan zijn, omdat een verzekeringsarts niet alleen, maar samen met de arbeidsdeskundige, bepaalt of iemand arbeidsongeschikt is. Ook de ter zitting door het Svb ingenomen stelling dat uit intern telefonisch contact is gebleken dat sprake is van een verschrijving geeft geen afdoende verklaring voor de inconsistentie in de rapportage. Een telefoonnotitie is bovendien niet overgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is op dit punt dan ook sprake van een motiveringsgebrek.
4.5
Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de Svb in de gelegenheid te stellen het geconstateerde gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Daarbij zal de Svb de verzekeringsarts b&b van het UWV moeten vragen om een reactie waarin uitgelegd wordt hoe de overweging, dat eiseres op de peildatum arbeidsongeschikt is en dat dit nog minimaal drie maanden zal voortduren, opgevat moet worden. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de Svb het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
5. De Svb moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb én om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als de Svb gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van de Svb. In beginsel, ook in de situatie dat de Svb de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
6. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in de tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. [2]
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
  • draagt de Svb op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
  • stelt de Svb in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, op 30 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
2.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 12 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:CA2877.