In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV. Eiser had een WIA-uitkering aangevraagd na een periode van ziekte en een eerdere WW-uitkering. Het UWV kende hem een uitkering toe met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 47,45%, maar na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 50,24%. Eiser was het niet eens met de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid en heeft beroep aangetekend.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om eiser de gelegenheid te geven te reageren op een rapportage van een arbeidsdeskundige. Uiteindelijk hebben partijen toestemming gegeven voor afdoening zonder nadere zitting, waarna de rechtbank op 18 oktober 2022 het onderzoek heeft gesloten.
De rechtbank concludeert dat het medisch onderzoek zorgvuldig is uitgevoerd en dat de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige voldoende onderbouwing bieden voor de vastgestelde beperkingen en de mate van arbeidsongeschiktheid. Eiser heeft geen medische gegevens overgelegd die aantonen dat hij meer of anders beperkt is dan in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) is aangenomen. De rechtbank oordeelt dat de geselecteerde functies passend zijn en dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid correct heeft berekend. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, maar het UWV wordt wel veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.