ECLI:NL:RBZWB:2022:7215
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak over kinderopvangtoeslag
In deze zaak heeft verzoekster, een individu uit [woonplaats], de Belastingdienst/Toeslagen als verweerder aangesproken wegens het niet tijdig beslissen op haar verzoek om herbeoordeling van de kinderopvangtoeslag. Verzoekster heeft op 3 maart 2022 de verweerder in gebreke gesteld, omdat er geen beslissing was genomen op haar verzoek van 17 december 2020. De ingebrekestelling werd op 7 maart 2022 door de verweerder ontvangen. Vervolgens heeft verzoekster op 11 juli 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing. De rechtbank ontving het beroepschrift op 12 juli 2022. Op 30 augustus 2022 heeft de verweerder alsnog een beslissing genomen op het verzoek van verzoekster, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de verweerder in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, maar verweerder heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de verweerder pas op 30 augustus 2022 heeft beslist, wat ruim na de wettelijke beslistermijn was, heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 379,50, waarbij het gewicht van de zaak als licht is aangemerkt. Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de verweerder verplicht is het door verzoekster betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, en is openbaar gemaakt op 29 november 2022.