In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2022 wordt het beroep van eiser tegen de toekenning van een WIA-uitkering door het UWV beoordeeld. Eiser, die tot 1 juni 2015 als kwaliteitscontroleur werkte, is sinds 7 september 2017 arbeidsongeschikt door fysieke klachten. Het UWV kende hem een WIA-uitkering toe met een arbeidsongeschiktheid van 43,70%, maar eiser was het niet eens met deze beslissing en diende een beroep in.
De rechtbank behandelt de zaak en constateert dat het UWV op 11 september 2019 een WIA-uitkering heeft toegekend, die later in bezwaar werd gehandhaafd. Eiser heeft verschillende medische rapporten ingediend, waaronder een expertiserapport dat aanvullende beperkingen claimt. De rechtbank oordeelt dat het medisch onderzoek door de verzekeringsartsen zorgvuldig is uitgevoerd en dat de door hen vastgestelde beperkingen adequaat zijn.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af, omdat er geen voldoende onderbouwing is voor de geclaimde aanvullende beperkingen en de gestelde angststoornis. De rechtbank concludeert dat het UWV terecht de mate van arbeidsongeschiktheid op 43,70% heeft vastgesteld. Eiser wordt in de proceskosten veroordeeld, en het UWV moet het griffierecht vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.