ECLI:NL:RBZWB:2022:7207
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzoek om proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke zaak tegen UWV
In deze zaak heeft verzoekster, die een WGA-loonaanvullingsuitkering ontving, beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 14 oktober 2020 het bezwaar van de voormalige werkgever van verzoekster gegrond verklaard en de uitkering per 26 november 2020 ingetrokken, omdat verzoekster minder dan 35% arbeidsongeschikt werd geacht. Verzoekster heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij zij werd bijgestaan door een gemachtigde. Tijdens de zitting op 21 januari 2022 heeft de rechtbank op 4 maart 2022 een tussenuitspraak gedaan, waarin werd vastgesteld dat het medisch onderzoek dat aan het bestreden besluit ten grondslag lag, onvoldoende zorgvuldig was. De rechtbank heeft het UWV de gelegenheid gegeven om het gebrek te herstellen. Op 22 augustus 2022 heeft het UWV het besluit herzien en verzoekster een IVA-uitkering toegekend, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV verzoekster tegemoet is gekomen en heeft het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 1.518,-. Daarnaast is het UWV verplicht om het griffierecht van € 48,- te vergoeden.