Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 30 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 16 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. G. Oosterveld, en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De tenlastelegging betrof het witwassen van geldbedragen van meer dan € 80.000, voertuigen, een woning en aanbetalingen voor onroerend goed in Turkije, met een subsidiaire beschuldiging van eenvoudig witwassen in een kortere periode.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie meende dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij het witwassen, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat er geen wettig en overtuigend bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de criminele herkomst van de goederen.
Na beoordeling van het bewijs kwam de rechtbank tot de conclusie dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, die op het moment van enkele relevante gebeurtenissen minderjarig was, niet kon worden bewezen dat zij wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat de tenlastegelegde voorwerpen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten.