ECLI:NL:RBZWB:2022:7163

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
10143245 CV EXPL 22-63
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • M. Eijssen-Vruwink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van standplaats door gemeente Breda

In deze zaak vorderde de Gemeente Breda in kort geding ontruiming van een standplaats die door gedaagden zonder recht of titel werd gebruikt. De Gemeente stelde dat de huurovereenkomst met betrekking tot de standplaats was geëindigd en dat gedaagden de locatie moesten ontruimen om de Gemeente in staat te stellen haar eigendom te transformeren tot een ecologische zone. De gedaagden voerden aan dat de Gemeente niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar vorderingen, omdat er geen spoedeisend belang zou zijn en dat de afspraken onder invloed van een wilsgebrek tot stand waren gekomen. De kantonrechter oordeelde dat de Gemeente voldoende spoedeisend belang had en dat de gedaagden zonder recht of titel gebruik maakten van de locatie. De rechter stelde een ontruimingstermijn van vier weken vast en machtigde de Gemeente om eventuele achtergebleven eigendommen van gedaagden te vernietigen indien zij niet vrijwillig aan de ontruiming voldeden. In reconventie werden de gedaagden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat zij onvoldoende spoedeisend belang hadden aangetoond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Cluster I Civiele kantonzaken
Breda
zaak/rolnr.: 10143245 VV EXPL 22-63
vonnis in kort geding d.d. 24 november 2022
inzake
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Breda,
als eiseres in conventie, tevens verweerster in reconventie,
hierna te noemen: de Gemeente,
gemachtigde: mr. M.P.C. Hendriks en mr. A.A.C.M. Krekels, advocaten te Eindhoven,
en

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2]
als gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagden] ,
gemachtigde: mr. S.E.C. Segeren-Krijnen, advocaat te Breda.

1.Het verloop van het geding

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
de dagvaarding van 2 november 2022 met producties;
de conclusie van antwoord tevens inhoudende eis in reconventie met producties;
de akte overlegging nadere producties van de Gemeente;
e aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling.
1.2
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 november 2022. Ter zitting waren aanwezig namens de Gemeente Breda [naam 1] (hoofd vastgoed), bijgestaan door mrs. Hendriks en Krekels voornoemd, alsmede [gedaagden] , bijgestaan door mr. Segeren-Krijnen voornoemd. De gemachtigden van de Gemeente hebben ter gelegenheid van de zitting hun pleitaantekeningen overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn aantekeningen gemaakt.

2.Het geschil

In conventie:
2.1
De Gemeente vordert – na vermindering van eis ter zitting – bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen de locatie [locatienaam 1] met de daarop staande opstallen, gelegen aan [adres 1] binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis volledig ontdaan van haar eigendommen te ontruimen en ontruimd te houden, zodat de Gemeente volledig vrij over haar eigendom kan beschikken;
- de Gemeente te machtigen om, indien [gedaagden] niet vrijwillig voldoen aan de vordering tot ontruiming, eventuele achtergebleven eigendommen van [gedaagden] te (laten) vernietigen;
- [gedaagden] hoofdelijk te veroordelen in de (proces)kosten, vermeerderd met wettelijke rente.
2.2
[gedaagden] concluderen de Gemeente niet-ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen dan wel tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van de Gemeente in de proceskosten.
In reconventie:
2.3
[gedaagden] vorderen – na vermindering van eis ter zitting – bij wege van voorlopige voorziening, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad;
- de Gemeente te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis op de locatie [adres 2] het hoogteverschil tussen het huidige straatwerk en de puinverharding achter en naast de woonvoorziening op te hogen met zand en op te sluiten met een betonnen band;
- de Gemeente te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis op de locatie [adres 2] betonbanden dan wel een verharding aan te brengen onder de woonwagen waar deze in het zand is geplaatst;
- de Gemeente te veroordelen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis opdracht te verstrekken aan de netbeheerder van het gasnetwerk voor een aansluiting op het gasnetwerk voor het adres van [gedaagden] aan de [adres 2] ;
- de Gemeente te veroordelen in de proceskosten.
2.4
De Gemeente concludeert [gedaagden] niet-ontvankelijk te verklaren in hun vorderingen dan wel tot afwijzing van deze vorderingen, met veroordeling van [gedaagden] in de proceskosten.

3.De beoordeling

In conventie:
3.1
Tussen partijen staan de volgende feiten vast:
- De Gemeente heeft met ingang van 13 november 2012 met [gedaagden] een schriftelijke huurovereenkomst gesloten met betrekking tot de verhuur van een stuk grond aan de [adres 1] , ten behoeve van het gebruik als standplaats voor hun woonwagen (hierna te noemen: de oude huurovereenkomst). De huurovereenkomst is gesloten voor de initiële duur van twee jaar en is na ommekomst van die termijn meerdere malen verlengd met de duur van twee jaar. De huurprijs bedroeg € 300,- per maand.
- De Gemeente is in januari 2021 met [gedaagden] in gesprek gegaan over verplaatsing naar een standplaats en de huur daarvan, gelegen aan de [adres 1] te Breda . Partijen hebben hiertoe een nieuwe huurovereenkomst gesloten op 3 februari 2022 (hierna: de nieuwe huurovereenkomst) voor de duur van tien jaar, tegen een huurprijs van € 300,- per maand.
- Tevens is de Gemeente in oktober 2021 op zoek gegaan naar mogelijkheden voor een nieuwe woonwagen welke op de beoogde nieuwe locatie aan de [locatienaam 2] kon worden neergezet, aangezien de woonwagen op de [locatienaam 1] niet kon worden verplaatst zonder significante schade. Op 21 april 2022 hebben partijen een huurkoopovereenkomst gesloten met betrekking tot de door de Gemeente aangekochte woonwagen.
- Op 25 april 2022 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de Gemeente en [gedaagden] , waarin afspraken zijn gemaakt over de oplevering van de [locatienaam 2] en de ontruiming van de locatie [locatienaam 1] . De Gemeente heeft deze afspraken per brief van 28 april 2022 aan [gedaagden] bevestigd. De brief vermeldt – voor zover hier van belang – het volgende:
“Geachte [gedaagden] ,
Op dit moment woont u aan [adres 1] op een stuk grond dat is aangemerkt als tijdelijke woonlocatie. In 2021 heeft de Gemeente Breda u een nieuwe woonlocatie toegewezen aan de [locatienaam 2] . Sinds geruime tijd bent u in gesprek met [naam 2] om uw verhuizing te organiseren. In dit proces zijn afspraken gemaakt, in de brief vind u deze afspraken terug.
Sinds mei 2021 heeft de Gemeente de inrichting van de standsplaats afgerond en is verhuizing mogelijk. Op 3 februari 2022 heeft u een huurovereenkomst getekend voor de huur van het perceel, [adres 2] .
Uw huidige woonverblijf kan niet worden verplaatst naar de nieuwe woonlocatie. U heeft samen met de heer Juten op uw aangeven en goedkeuring een andere, passende, woonvoorziening gevonden. Deze woonvoorziening is geplaatst, geïnstalleerd en voor u gebruiksklaar gemaakt. Tot slot zijn verbeteringen aangebracht aan gehuurde perceel in de vorm van hekwerk en bestrating. Alle werkzaamheden zijn uitgevoerd op uw verzoek en in onderlinge afstemming met [naam 2] in opdracht gegeven.
Op 25-04-2022 heeft u beiden in een overleg op uw huidige woonlocatie aan de [locatienaam 1] een overleg gevoerd in het bijzijn van [naam 2] en [naam 3] , in dit gesprek is het volgende afgesproken:
Ten aanzien van uw nieuwe onderkomen aan de [locatienaam 2] geeft de Gemeente opdracht voor;

Het opnieuw bedekken van het dak van de woonvoorziening om lekkage uit te sluiten;

Het hoogteverschil tussen het huidige straatwerk en de puinverharding achter en naast uw woonvoorziening wordt opgehoogd met zand en opgesloten met betonnen band. U zult zelf in een later stadium bestrating verzorgen. Op uw verzoek en aanwijzing wordt een schuur voor uw gereedschap en tuinspullen besteld en op locatie geleverd. Montage van deze schuur verzorgt u zelf.

Aanvraag van uw internet abonnement voor de woonvoorziening wordt gecontroleerd en u ontvangt een bevestiging dat uw drinkwatervoorziening veilig te gebruiken is.
De kosten die gepaard gaan met bovengenoemde activiteiten worden verrekend in uw huurkoop overeenkomst zoals u bekend en geheel in lijn met eerdere afspraken die u met [naam 2] heeft gemaakt.
Daarnaast is afgesproken dat;

uw huurkoop overeenkomst in zal gaan per woensdag 1 juni, dit is ook de datum waarop u uw uiterlijk uw nieuwe woonvoorziening zult gaan bewonen.

per 31 mei 2022 de locatie aan de [adres 1] door u niet langer in gebruik zal zijn.

dat u alle voor u bruikbare materialen en middelen van de [locatienaam 1] zult verwijderen voor maandag 13 juni 2022.

Alle materialen en middelen die achterblijven zal de Gemeente verwijderen. Vanaf 13 juni 2022 zal de Gemeente dat terrein gaan ontruimen en herinrichten.
Zoals besproken biedt de Gemeente Breda u een geldelijke vergoeding van € 6.500, om deze verhuisbeweging mogelijk te maken, deze vergoeding wordt in 2 gelijke delen uitgekeerd in mei en juni, waarbij uw laatste 50% wordt uitgekeerd nadat u uw intrek heeft genomen in de [locatienaam 2] en de [locatienaam 1] is achtergelaten zoals in deze brief beschreven. De vergoeding wordt uitgekeerd op een nader af te stemmen bankrekening nummer. Het staat u vrij deze vergoeding naar uw eigen inzicht in te zetten.
Aan de hand van de hierboven zaken zijn we tot passende afspraken gekomen waar u en de Gemeente zich in kan vinden. Ter plekke heeft u de huurkoop overeenkomst ondertekend. In ons gesprek hebben we tot slot stilgestaan bij uw eerdere uitspraken ten aanzien van het inroepen van media of juridische ondersteuning in dit dossier. U heeft aangegeven dat het ontstane gevoel van onrecht dat u werd aangedaan in voldoende mate is weggenomen en dat u geen aanleiding ziet om juridische ondersteuning of aandacht vanuit de media op dit onderwerp te vestigen(…)”.
- Bij brief van 21 juli 2022 heeft de Gemeente het volgende aan [gedaagden] bericht:
“Sinds begin 2021 bent u in gesprek met de Gemeente Breda omtrent uw verhuizing van uw woonlocatie aan de [adres 1] naar de [adres 2] . Op 3 februari 2022 ondertekende u een huurovereenkomst voor de standplaats en op 21 april 2022 heeft u een huurkoop overeenkomst voor het opstal aan de [adres 2] ondertekend, waarmee de huurbeëindiging op de [adres 1] en de verhuizing naar de [adres 2] werd geformaliseerd.
Om te komen tot uitvoeringsafspraken omtrent de inrichting van het kavel [adres 2] , heeft u op 25-04-2022 een gesprek met [naam 3] en [naam 2] gevoerd. In dit gesprek zijn de inrichting van de standplaats en (coulance halve) een verhuisvergoeding besproken, deze afspraken zijn middels aangetekend schrijven aan u bevestigd. Een kopie van deze brief is toegevoegd aan deze brief.
De afspraken, gemaakt tijdens het genoemde bezoek, heeft u meermaals besproken me mij. De Gemeente is haar afspraken - waaronder uit voornoemde brief - nagekomen, of heeft met u in overleg een passend alternatief gevonden. Zo is in onderling overleg de riolering aangepast voor uw woonwagen en zijn er geen betonbanden geplaatst. In deze oplossing konden alle partijen zich vinden.
De levering van de schuur op uw nieuwe locatie aan de [adres 2] heeft vertraging opgelopen maar is op 06-07-2022 alsnog geleverd.
In uw communicatie van 11-07-2022 geeft u echter - voor ons totaal uit het niets
- aan dat u enkele additionele zaken geregeld wil hebben en de restbetaling gestort wenst te zien. Later geeft u opeens te kennen dat de verhuizing niet doorgaat, dat u geen contact wenst en dat u een advocaat inschakelt. Het lukt mij niet met u in contact te komen, omdat u uw telefoon niet beantwoord. Op mijn verzoek om elkaar te treffen op locatie geeft u aan dat u dat moment niet past.
Volgend op bovenstaande gebeurtenissen heeft u op 18-07-2022, op locatie [adres 2] , een nieuw gesprek gevoerd met mij. In dit gesprek gaf u aan dat de
aanleiding van uw communicatie voortkomt uit frustratie die de verhuizing naar de [adres 2] met zich meebrengt. Het werk zou tegenvallen en, zo stelde u, u heeft aanvullende financiële middelen nodig om de standplaats verder in te richten zodat u uw intrek kunt nemen.
U verzocht de Gemeente om de eerder gemaakte afspraken te wijzigen, waarbij de verhuisvergoeding eerder wordt uitgekeerd dan dat u uw intrek heeft genomen. U liet weten de vergoeding in te zetten om een serre met vlonder aan uw onderkomen te bouwen.
We hebben onderstaande aanvullende uitvoeringszaken afgesproken:

De Gemeente laat betonbanden onder één voetsteun van uw woonwagen plaatsen om verzakking te voorkomen;

Betonijzer vlak voor uw inrit wordt afgeslepen en weggewerkt onder het maaiveld;

De puinverharding direct voor uw inrit wordt vervangen voor klinkerbestrating;

In lijn met aantoonbare afspraken die [naam 2] met u gemaakt heeft, zal de Gemeente de kosten van een gasrekening (ongeveer)€ 450,- aan u vergoeden. Een kopie van deze rekening deelt u met de Gemeente om te betaling mogelijk te maken.

De Gemeente betaald het restant van de verhuisvergoeding á € 3.250,- aan u uit, ondanks dat u nog niet verhuist bent.
We zijn samen overeengekomen dat bovenstaande afspraken alle huidige gestelde - bezwaren wegnemen en het voor u mogelijk maakt om in de eerste week van augustus
uw intrek te nemen in uw onderkomen aan de [adres 2] . Vervolgens heeft u tot eind augustus om uw voormalige woonlocatie aan de [locatienaam 1] vrij te maken van uw eigendommen. In lijn met eerder gemaakte afspraken zal de Gemeente achtergebleven zaken op het door u in het verleden gehuurde perceel opruimen.
Oplevering van het terrein aan de [locatienaam 1] zal door u en mij op locatie geschieden. In het oplever document leggen we vast wat achterblijft, u bent zich bewust en stemt ermee in, dat u afstand doet van alle zaken die zich op dat moment op locatie bevindt.
Per 8 augustus zal de voormalig woonlocatie aan de [locatienaam 1] niet langer door u bewoond worden en per 1 september zult u de gehele locatie aan de Gemeente opleveren. De Gemeente zal per die datum het gehele stuk grond, in lijn met het vigerende bestemmingplan, transformeren tot ecologische zone.
Wij kijken terug op een lang traject wat met goed overleg tot een positief en bevredigend einde wordt gebracht. Wij kijken uit naar de afronding van dit project en wensen u woonplezier op uw adres aan de [locatienaam 2] . Wij vertrouwen erop u hiermede van dienst te zijn geweest(…)”.
- De brief van 21 juli 2022 is door [gedaagde 2] ondertekend.
- Vervolgens is in overleg met [gedaagden] de vooroplevering van de locatie [locatienaam 1] ingepland op 16 augustus 2022 om 16.00 uur en de definitieve oplevering op 1 september 2022. [gedaagden] hebben de Gemeente de toegang van de locatie [locatienaam 1] op 16 augustus 2022 geweigerd en kenbaar gemaakt niet te zullen meewerken aan de oplevering van de locatie [locatienaam 1] .
3.2
De Gemeente heeft – samengevat – aan haar vordering ten grondslag gelegd dat [gedaagden] zonder recht of titel aan de locatie [locatienaam 1] verblijven c.q. deze in gebruik houden, nu de oude huurovereenkomst is geëindigd (middels opvolging ervan door de nieuwe huurovereenkomst) en de overeengekomen ontruimingstermijn is verstreken. De Gemeente wil weer vrijelijk over haar eigendom kunnen beschikken om de locatie [locatienaam 1] te transformeren tot ecologische zone. Zolang [gedaagden] nog op de locatie [locatienaam 1] verblijven, althans daar gebruik van maken, maken zij inbreuk op het eigendomsrecht van de Gemeente, zonder dat daar een juridische grondslag of rechtvaardigingsgrond voor is. Partijen zijn immers overeengekomen dat [gedaagden] gaan verhuizen naar de locatie [locatienaam 2] , zij na 1 september 2022 geen recht meer hebben op gebruik van de locatie [locatienaam 1] en dat de locatie [locatienaam 1] op voormelde datum (volledig) ontruimd en leeg (terug)opgeleverd wordt aan de Gemeente. [gedaagden] komt geen huurbescherming toe nu sprake was van de huur van kale grond en zij bovendien uitdrukkelijk hebben ingestemd met de beëindiging van de oude huurovereenkomst. Daarnaast worden de belangen van [gedaagden] niet ernstig geschaad door de ontruiming, nu zij een nieuwe locatie toegewezen hebben gekregen en hiertoe ook een nieuwe huurovereenkomst is gesloten. Ook heeft de Gemeente gezorgd voor de financiering van de nieuwe woonwagen, waarbij partijen hun afspraken hebben vastgelegd in een huurkoopovereenkomst. Daartegenover staat het belang van de Gemeente om over de locatie [locatienaam 1] te kunnen beschikken. Het gebruik van de locatie [locatienaam 1] is in strijd met de publiekrechtelijke bestemming en de Gemeente dient de bestemming, een ecologische verbindingszone, nog in 2022 te realiseren. Daarnaast is de Gemeente geattendeerd op de negatieve gevolgen van de verblijfssituatie van [gedaagden] en de Gemeente wordt daarvoor aansprakelijk gehouden door derden.
3.3
[gedaagden] hebben – samengevat – ter motivering van hun verweer het volgende aangevoerd. [gedaagden] stellen zich primair op het standpunt dat de Gemeente niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar vordering omdat het spoedeisend belang bij haar vordering ontbreekt. Dat de ontwikkeling van de locatie [locatienaam 1] tot ecologische zone daadwerkelijk voor 2023 moet worden uitgevoerd blijkt nergens uit. Subsidiair stellen [gedaagden] dat de vordering tot ontruiming dient te worden afgewezen omdat de grondslag daartoe ontbreekt. [gedaagden] voelden zich gedwongen om te vertrekken van het perceel aan de [locatienaam 1] en de afspraken vermeld in de brieven van de Gemeente en de ondertekende overeenkomsten ten aanzien van de locatie [locatienaam 2] zijn onder invloed van een wilsgebrek tot stand gekomen. [gedaagden] stellen dat de uitkomst van het voorlopig getuigenverhoor en de bodemprocedure, waarin duidelijk zal worden wat de gemaakte afspraken tussen partijen zijn, eerst dient te worden afgewacht. Er heeft nooit een rechtsgeldige opzegging van de huurovereenkomst ten aanzien van de locatie [locatienaam 1] plaatsgevonden en [gedaagden] hebben duidelijk aangegeven dat zij alleen zouden instemmen met een beëindiging van de huurovereenkomst indien zij gecompenseerd worden door de Gemeente en een gelijkwaardige woonlocatie kunnen bewonen. Dat is nu niet het geval. Als er al een ontruimingstermijn zou zijn overeengekomen dan is dit onder het voorbehoud dat er een gelijkwaardige woonlocatie voor de [locatienaam 1] in de plaats komt en onder het voorbehoud dat de Gemeente al haar afspraken ten aanzien van de locatie [locatienaam 2] nakomt. Voorts stellen [gedaagden] dat een eventuele belangenafweging in hun voordeel dient uit te vallen. Op de [locatienaam 1] bevinden zich eigendommen van [gedaagden] . Indien de Gemeente toestemming krijgt om deze eigendommen te verwijderen raken [gedaagden] hun eigendommen kwijt en ontstaat de situatie waarbij zij definitief gaan naar een situatie waarin zij een woonruimte in eigendom hebben en een perceel huren van 500 vierkante meter voor een bedrag van € 300,- per maand ( [locatienaam 1] ) naar een situatie waarin zij geen woonruimte in eigendom hebben, huur moeten betalen voor het gebruik van een woonwagen en de grond voor een (relatief) hoger bedrag en waarbij zij nog slechts 300 vierkante meter in plaats van 500 vierkante meter in gebruik hebben ( [locatienaam 2] ). Het gestelde belang van de Gemeente om nog dit kalenderjaar over de locatie [locatienaam 1] te kunnen beschikken weegt niet op tegen het belang van de [gedaagden] . Dat de Gemeente door derden aansprakelijk wordt gehouden voor de negatieve gevolgen van de verblijfssituatie van [gedaagden] aan de [locatienaam 1] wordt bij gebreke aan bewijs betwist. Tot slot verzoeken [gedaagden] , voor het geval de gevorderde ontruiming wordt toegewezen, aan hen een ontruimingstermijn van tenminste drie maanden te geven om alle nog bruikbare spullen van de [locatienaam 1] te verwijderen. Omdat de woonwagen op de locatie [locatienaam 1] waarschijnlijk niet kan worden verkocht gaat het veel tijd en werk meebrengen om alle nog wel bruikbare onderdelen van de woonwagen of het perceel los te maken en af te voeren.
3.4
In deze procedure dient te worden beoordeeld of de Gemeente een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorziening en of aannemelijk is dat de vordering van [gedaagden] in een bodemprocedure een zodanige kans van slagen heeft dat het - mede gelet op de belangen van partijen over en weer - gerechtvaardigd is op de toewijzing daarvan vooruit te lopen door het treffen van een voorziening zoals gevorderd.
3.5
Gelet op de aard van de hoofdvordering, te weten het beëindigen van een inbreuk op een eigendomsrecht, is de kantonrechter van oordeel dat de Gemeente voldoende spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen. Bovendien heeft de Gemeente - mede door overlegging van productie 10 - voldoende onderbouwd gesteld dat zij op korte termijn een ecologische verbindingszone [naam verbindingszone] dient te realiseren, ten behoeve waarvan zij een subsidie heeft aangevraagd en verkregen, en dat verder uitstel voor het uitvoeren van de activiteiten tot het inrichten van de ecologische zone een reëel risico oplevert dat de ontvangen subsidie moet worden terugbetaald. Daarmee heeft de Gemeente het spoedeisend belang voldoende aannemelijk gemaakt. Dit betekent dat de Gemeente ontvankelijk is in haar vorderingen.
3.6
Beoordeeld dient dan te worden of aannemelijk is dat in een te voeren bodemprocedure zal worden geoordeeld dat [gedaagden] zonder recht of titel verblijven op, althans gebruik maken van het perceel aan de [locatienaam 1] . Dienaangaande overweegt de kantonrechter het volgende.
3.7
Vast staat dat de Gemeente eigenaar is van het perceel aan de [locatienaam 1] en zij met [gedaagden] een huurovereenkomst heeft gesloten ter zake het gebruik van dat perceel. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagden] op grond van deze overeenkomst geen wettelijke huurbescherming toekomt. Vast staat voorts dat de Gemeente in januari 2021 in gesprek is gegaan met [gedaagden] over verplaatsing naar een standplaats op een andere locatie, waarna partijen op 3 februari 2022 een nieuwe schriftelijke huurovereenkomst hebben gesloten ter zake het gebruik van het perceel aan de [adres 2] te Breda. Tevens is op de nieuwe woonlocatie een woonvoorziening geplaatst, geïnstalleerd en gebruiksklaar gemaakt en hebben partijen concrete afspraken gemaakt over de oplevering van het perceel van de [locatienaam 2] en de ontruiming van het perceel aan de [locatienaam 1] . Deze afspraken zijn vastgelegd, laatstelijk in de brief van de Gemeente van 21 juli 2022, welke brief door Nuijten is ondertekend. Sinds medio zomer 2022 hebben [gedaagden] hun intrek genomen op de locatie [locatienaam 2] . Uit deze omstandigheden moet worden afgeleid dat de oude huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is geëindigd en is opgevolgd door de nieuwe huurovereenkomst. Daaraan doet niet af dat er geen formele opzegging van de oude huurovereenkomst heeft plaatsgevonden. Vorenstaande leidt tot het voorlopig oordeel dat de [gedaagden] thans zonder recht of titel het perceel aan de [locatienaam 1] in gebruik houden, zodat de gevorderde ontruiming kan worden toegewezen.
3.8
Voor zover [gedaagden] hebben gesteld dat de uitkomst van een voorlopig getuigenverhoor en de bodemprocedure, waarin duidelijk moet worden wat de gemaakte afspraken tussen partijen over het gebruik van het nieuwe perceel en de woonvoorziening zal zijn, dient te worden afgewacht alvorens tot ontruiming kan worden overgegaan, volgt de kantonrechter hen daarin niet. Indien en voor zover in die procedures zou komen vast te staan dat de in de brieven van de Gemeente weergegeven afspraken ten aanzien van de nieuwe woonlocatie en de woonvoorziening en de daarop gesloten overeenkomsten vernietigbaar zijn op grond van de aanwezigheid van een wilsgebrek – welk standpunt in de onderhavige procedure overigens niet nader is onderbouwd – dan doet dit niet af aan de verplichting om tot ontruiming van de locatie [locatienaam 1] over te gaan. Hiervoor is immers geoordeeld dat deze huurovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. Een eventuele vernietiging van de huur(koop)overeenkomst met betrekking tot de locatie [locatienaam 2] doet de oude huurovereenkomst niet herleven en de mogelijkheid om daar terug te keren is dan ook niet aan de orde.
3.9
Een belangenafweging kan evenmin tot een ander oordeel leiden. Door [gedaagden] is niet gesteld dat zij een bijzonder belang hebben bij een voortgezet gebruik van het perceel aan de [locatienaam 1] . Hierbij is van belang dat [gedaagden] reeds enige tijd geleden hun intrek hebben genomen in de woonwagen op de locatie [locatienaam 2] . Voorts is van belang dat [gedaagde 1] voldoende gelegenheid hebben gehad om het perceel aan de [locatienaam 1] te ontruimen.
3.1
Hoewel de Gemeente een ontruiming binnen twee weken heeft gevorderd, zal de kantonrechter gelet op het bepaalde in artikel 555 Rv de ontruimingstermijn vaststellen op vier weken. Voor een langere ontruimingstermijn, zoals door [gedaagden] verzocht, is – mede gelet op hetgeen hiervoor in punt 3.9 over de oplevering van het perceel aan de [locatienaam 1] is overwogen, geen aanleiding.
3.11
De gevorderde machtiging om, indien [gedaagden] niet vrijwillig aan de veroordeling tot ontruiming voldoen, eventuele achtergebleven eigendommen van [gedaagden] te (laten) vernietigen, zal als onweersproken worden toegewezen.
3.12
[gedaagden] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij hoofdelijk in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
- dagvaarding: € 129,82
- griffierecht: € 128,00
- salaris gemachtigde: € 747,00
Totaal: € 1.004,82
3.13
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals gevorderd.
In reconventie:
3.14
Hetgeen hiervoor in conventie is overwogen dient als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.
3.15
[gedaagden] leggen aan hun vorderingen in reconventie ten grondslag dat de Gemeente bepaalde werkzaamheden heeft toegezegd met betrekking tot de oplevering van de locatie [locatienaam 2] , maar dat de Gemeente deze afspraken tot op heden niet nakomt.
3.16
De kantonrechter overweegt dat ook voor de in reconventie gevorderde voorzieningen geldt dat deze alleen kunnen worden toegewezen als sprake is van een spoedeisend belang.
3.17
Ten aanzien van de vorderingen tot het opvullen van het hoogteverschil tussen het huidige straatwerk en de puinverhoging achter en naast de woonwagen en
het aanbrengen van betonbanden dan wel een verharding onder de woonwagen hebben [gedaagden] naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd dat zij een spoedeisend belang hebben bij deze vorderingen. Weliswaar hebben zij gesteld dat er een aanzienlijke kans op verzakking bestaat met schade aan de woonwagen als gevolg, maar gesteld noch gebleken is dat dit reeds aan de orde is en er sprake is van een onveilige, gevaar zettende situatie. Hetzelfde geldt ten aanzien van de vordering tot het realiseren van een aansluiting op het gasnetwerk voor het adres van [gedaagden] aan de [locatienaam 2] . [gedaagden] hebben onvoldoende onderbouwd dat het gebruik van losse gasflessen, zoals nu het geval is, een (concreet) gevaar oplevert voor (de nabije omgeving) van [gedaagden] . Dat het gebruik van losse gasflessen veel duurder is dan een aansluiting op het gasnetwerk en dat om die (financiële) reden een onmiddellijke voorziening is vereist hebben [gedaagden] evenmin onderbouwd. Voorgaande leidt tot de conclusie dat [gedaagden] niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. Gelet daarop behoeft het door de Gemeente inhoudelijke verweer tegen de vorderingen van [gedaagden] geen bespreking.
3.18
[gedaagden] zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van de Gemeente. Deze kosten worden tot op heden vastgesteld op € 373,50.

4.De beslissing in kort geding

De kantonrechter:
In conventie:
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk om binnen vier weken na betekening van het vonnis de locatie [locatienaam 1] met de daarop staande opstallen, gelegen aan het adres [adres 1] volledig ontdaan van haar eigendommen te ontruimen en ontruimd te houden, zodat de Gemeente vrij over haar eigendom kan beschikken;
machtigt de Gemeente om, indien [gedaagden] niet vrijwillig aan voornoemde veroordeling tot ontruiming voldoen, eventuele achtergebleven eigendommen van [gedaagden] te (laten) vernietigen;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de kosten van dit geding, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.004,82, daarin begrepen een bedrag van € 747,00 als salaris voor de gemachtigde van de Gemeente, te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de 15e dag na betekening van dit vonnis tot aan de dag van de algehele voldoening;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst de vordering voor het overige af.
In reconventie:
verklaart [gedaagden] niet-ontvankelijk in hun vorderingen;
veroordeelt [gedaagden] hoofdelijk in de kosten van dit geding, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 373,50 als salaris voor de gemachtigde van de Gemeente.
Dit vonnis is gewezen door mr. Eijssen-Vruwink, en in het openbaar uitgesproken op 24 november 2022.