ECLI:NL:RBZWB:2022:7151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2938
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de niet-ontvankelijkverklaring van een bezwaar tegen terugvordering van sociale zekerheidsuitkering

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg. Het college had op 2 februari 2022 een bedrag van € 2.404,04 van eiseres teruggevorderd over de maanden oktober en december 2021. Eiseres maakte hiertegen bezwaar, maar dit bezwaar werd op 28 april 2022 niet-ontvankelijk verklaard omdat het buiten de bezwaartermijn was ingediend. De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2022 behandeld, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar het college vertegenwoordigd was door een woordvoerder.

De rechtbank oordeelt dat het bezwaar van eiseres inderdaad niet-ontvankelijk was, omdat het bezwaarschrift te laat was ingediend. De bezwaartermijn was aangevangen op 3 februari 2022 en geëindigd op 16 maart 2022. Eiseres had aangevoerd dat zij door een auto-ongeluk op 6 februari 2022 niet in staat was om tijdig bezwaar te maken. De rechtbank concludeert echter dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat zij gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een bezwaarschrift in te dienen. De rechtbank benadrukt dat termijnen van bezwaar en beroep van openbare orde zijn en dat er alleen in zeer bijzondere omstandigheden van kan worden afgeweken.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand blijft en eiseres het griffierecht niet terugkrijgt. De uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers en openbaar gemaakt op 25 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2938

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg(het college).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar.
1.1.
Het college heeft bij besluit van 2 februari 2022 over de maanden oktober en december 2021 een bedrag van € 2.404,04 van eiseres teruggevorderd. Eiseres heeft hiertegen bij brief van 12 april 2022 bezwaar gemaakt.
1.2.
Met het bestreden besluit van 28 april 2022 heeft het college het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard.
1.3.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 7 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: [woordvoerder verweerder] namens het college. Eiseres was niet aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar, omdat het bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn is ingediend. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is. Het college heeft het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 2 februari 2022 terecht niet-ontvankelijk verklaard. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
4. Niet in geschil is dat het primaire besluit is gedagtekend 2 februari 2022. Eiseres heeft niet betwist dat zij het besluit heeft ontvangen. Daarmee is gegeven dat de bezwaartermijn is aangevangen op 3 februari 2022 en is geëindigd op 16 maart 2022. Verder is tussen partijen niet in geschil dat het op 12 april 2022 door het college ontvangen bezwaarschrift niet tijdig is ingediend. Dat betekent dat de rechtbank dient te beoordelen of het college de termijnoverschrijding terecht niet verschoonbaar heeft geacht.
Was eiseres gedurende de gehele bezwaartermijn niet in de gelegenheid om tijdig een bezwaarschrift in te dienen?
5. Eiseres voert aan dat zij op 6 februari 2022 een auto-ongeluk heeft gehad, waarbij zij ernstig letsel aan haar handen heeft opgelopen. In beroep heeft eiseres aangevuld dat zij ook een hersenschudding had en aan geheugenverlies leed. Het college stelt zich op het standpunt dat niet is gebleken dat eiseres gedurende de gehele bezwaartermijn niet in staat was om een beroep te doen op haar omgeving om tijdig een bezwaarschrift in te dienen.
5.1.
Deze beroepsgrond slaagt niet. Termijnen van bezwaar en beroep zijn van openbare orde, dat wil zeggen dat het fatale termijnen zijn waarvan niet afgeweken kan worden, tenzij de termijnoverschrijding verschoonbaar is in verband met zeer bijzondere omstandigheden.
Alhoewel de rechtbank zich de gevolgen van het auto-ongeluk kan voorstellen, heeft eiseres haar medische situatie (en de onmogelijkheid om vanwege deze omstandigheid eerder bezwaar te maken) niet met bewijsstukken onderbouwd. De rechtbank kan zich voorstellen dat eiseres na het ongeluk niet aan het indienen van haar bezwaarschrift heeft gedacht, maar eiseres had hier wel aan moeten denken. Van eiseres wordt verwacht dat ze, eventueel op nader aan te voeren gronden, tijdig bezwaar had gemaakt dan wel een derde had ingeschakeld om dit namens haar te doen. De rechtbank is niet gebleken dat eiseres hiertoe gedurende de gehele bezwaartermijn niet toe in staat is geweest. Dit levert dan ook geen verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding op.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van D. Alblas, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Ingevolge artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken.
Ingevolge artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt deze termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekendgemaakt.
Ingevolge artikel 6:9, eerste lid, van de Awb is een bezwaarschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen.
Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft, ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift, niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege, indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.