ECLI:NL:RBZWB:2022:7147

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2193
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Ziektewet-uitkering en geschiktheid voor eigen arbeid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Zeeland-West-Brabant het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om een Ziektewet (ZW) uitkering toe te kennen. Het UWV had op 12 december 2021 besloten om per 6 oktober 2021 geen ZW-uitkering aan eiser toe te kennen, waarna eiser bezwaar maakte. Dit bezwaar werd ongegrond verklaard op 4 april 2022, wat leidde tot het indienen van beroep door eiser. De rechtbank heeft de zaak op 14 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het UWV terecht heeft geweigerd om een ZW-uitkering toe te kennen. De rechtbank baseert haar oordeel op rapporten van verzekeringsartsen van het UWV, die hebben vastgesteld dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. Eiser had zich ziekgemeld vanwege slaapproblemen en klachten van rusteloze benen, maar de verzekeringsartsen concludeerden dat er geen medische redenen waren om aan te nemen dat eiser niet in staat was om te werken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzekeringsartsen voldoende onderzoek hebben gedaan en dat de klachten van eiser niet voldoende medisch geobjectiveerd zijn.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat het UWV terecht heeft geweigerd om per 6 oktober 2021 een ZW-uitkering toe te kennen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding en het griffierecht wordt niet vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. T. Peters en openbaar gemaakt op 25 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats: Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2193 ZW

uitspraak van 25 november 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

gemachtigde: mr. H. Akbaba,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de weigering een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) toe te kennen.
1.1
Het UWV heeft met het besluit van 12 december 2021 (primair besluit) geweigerd per 6 oktober 2021 aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 4 april 2022 is het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.2.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 14 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam tolk] als tolk en de gemachtigde van het UWV, [woordvoerder verweerder] .

Beoordeling door de rechtbank

2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat eiser geschikt is om zijn eigen arbeid te verrichten. De rechtbank zal beoordelen of dit juist is. Zij doet dit onder meer aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank is van oordeel dat het UWV terecht de ZW-uitkering van eiser heeft geweigerd per 6 oktober 2021. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
3.2.
Eiser is voor het laatst werkzaam geweest als medewerker kas. Eiser ontving een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW). Per 6 oktober 2021 heeft hij zich ziekgemeld.
Het UWV heeft met het primaire besluit geweigerd om per 6 oktober 2021 aan eiser een ZW-uitkering toe te kennen. Met het bestreden besluit heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser wordt in staat geacht zijn eigen arbeid te verrichten.
3.3.
De rechtbank stelt vast dat het werk als medewerker kas als ‘zijn arbeid’ in de zin van artikel 19 ZW moet worden aangemerkt.
Zijn de beperkingen juist vastgesteld?
4. Het bestreden besluit is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.
4.1.
De verzekeringsarts [verzekeringsarts] heeft eiser gezien op het spreekuur en heeft de beschikbare medische informatie bestudeerd. Er heeft geen lichamelijk onderzoek plaatsgevonden en er is ook geen medische informatie opgevraagd. Er zijn geen aanwijzingen voor psychologische en/of ernstige persoonlijkheidsproblematiek. Eiser heeft zich ziekgemeld vanwege slaapproblemen op basis van rusteloze benen. Eiser is bekend bij de neuroloog. Deze doet slaaponderzoek en heeft methadon voorgeschreven. De verzekeringsarts acht de klachten vooralsnog niet plausibel en acht eiser geschikt voor het verrichten van zijn arbeid.
De verzekeringsarts b&b [verzekeringsarts b&b] heeft het dossier bestudeerd en eiser gezien op het spreekuur van 14 maart 2022. De verzekeringsarts b&b stelt dat eiser tijdens het spreekuur rustig kan zitten zonder te verzitten. Er is geen sprake van rusteloze benen. De verzekeringsarts b&b acht eiser geschikt voor zijn arbeid. Hij is al jaren bekend met de aandoening van rusteloze benen. Uit beeldvormend onderzoek volgt dat er geen medische bijzonderheden te zien zijn aan zijn rug. Eiser heeft klachten aan zijn rug en heupen bij lang lopen, maar er is geen medische verklaring waardoor het aannemen beperkingen niet aan de orde is. Nu eiser eerder met de beenklachten heeft kunnen werken, is er volgens de verzekeringsarts b&b geen aanleiding om daarvoor beperkingen in arbeid aan te nemen. Ook met de suikerziekte heeft eiser eerder kunnen werken. De slaapproblematiek geeft evenmin aanleiding voor het aannemen van arbeidsbeperkingen. Getoetst aan de Standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid is er geen medische reden om voor wat betreft de slaapproblematiek een urenbeperking toe te kennen. Gebleken is dat er sprake is van een slechte slaaphygiëne, omdat eiser in de nacht televisie blijft kijken in de ochtend gaat slapen. Er is geen sprake van een aandoening met klachten over slapen als onderdeel van het symptoomprofiel.
Naar aanleiding van het aanvullend beroepschrift met medische bijlagen, waaronder de brieven van neuroloog-somnoloog [neuroloog-somnoloog] van 13 en 25 maart 2022 en de brief van de huisarts van 1 juni 2022, heeft de verzekeringsarts b&b bezien of er aanleiding is om het eerder ingenomen standpunt herzien. De verzekeringsarts b&b meent dat hier geen aanleiding voor is. Uit de informatie van [neuroloog-somnoloog] blijkt dat sprake is van slapeloosheid bij chronische pijnklachten, maar ook door stressoren. Uit het slaaponderzoek komt naar voren dat er een discrepantie is tussen de objectieve en subjectieve slaapduur: eiser slaapt meer uren dan hij denkt. Daarnaast blijkt dat eiser het onderzoek zonder medicatie heeft ondergaan en dat er naast de pijnklachten ook andere redenen zijn waardoor eiser laat gaat slapen. Het onderzoek suggereert dat eiser een avondtype is. Dit is geen aanleiding om een urenbeperking aangenomen. Eiser wordt naar een slaaptherapeut verwezen voor gedragsmatige behandeling van slapeloosheid. Dit impliceert dat er sprake is van een afwijkende slaaphygiëne. De geconstateerde slaapapneu geeft geen reden om aanvullende beperkingen aan te nemen.
4.2.
Eiser heeft tegen het medisch oordeel van het UWV aangevoerd dat de verzekeringsarts zijn klachten onvoldoende heeft onderzocht. Het UWV heeft geen stukken opgevraagd van de behandelend artsen. Daarnaast is er ook geen rekening gehouden met de bevindingen van de behandelend artsen en de behandelingen die door deze artsen in gang zijn gezet. Eiser claimt dat hij behandelingen heeft lopen bij de psycholoog en neuroloog. Het onderzoek is onzorgvuldig geweest en voldoet niet aan de daarvoor gestelde eisen. Eiseres stelt dat uit de informatie van de huisarts blijkt dat er sprake is van rusteloze benen, pijnklachten en slaapproblemen. Eiser heeft Tramadol, Oxycodon en Methadon voorgeschreven gekregen. Er is volgens sprake dan ook sprake van een geobjectiveerde medische aandoening. Het UWV concludeert ten onrechte dat er enkel sprake zou zijn van een slechte slaaphygiëne.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek op een voldoende zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden. Uit de rapporten van de verzekeringsartsen blijkt dat zij op de hoogte waren van de door eiser gestelde klachten, waaronder de slaapproblemen en de rusteloosheid en pijn in zijn benen. . De in beroep overgelegde medische stukken zijn meegenomen en meegewogen in de rapportage van verzekeringsarts b&b van 23 augustus 2022. De verzekeringsarts b&b heeft voldoende gemotiveerd waarom de overgelegde informatie geen aanleiding geeft tot het aannemen van aanvullende beperkingen. Uit het slaaponderzoek is naar voren gekomen dat eiserbeter slaapt, althans meer uren maakt, dan hij denkt. . De rechtbank overweegt dat er allerlei redenen ten grondslag kunnen liggen aan (het ervaren van) een slechte nachtrust, maar in het geval van eiser zijn deze klachten onvoldoende medisch geobjectiveerd Daarnaast acht de rechtbank, met de verzekeringsarts b&b, van belang dat eiser ondanks zijn aandoening van rusteloze benen jarenlang zijn werk heeft kunnen verrichten. Uit de overgelegde medische informatie blijkt niet dat de klachten dusdanig zijn verergerd dat eiser zijn werk niet langer kan uitvoeren. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is.

Conclusie

5. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het UWV terecht heeft geweigerd om per 6 oktober 2021 een ZW-uitkering toe te kennen.
6. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard, krijgt eiser geen proceskostenvergoeding. Ook krijgt eiser het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Bijlage

Wettelijk kader
Ziektewet:
De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).
Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.
Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:
- ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én
- slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).
De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).