ECLI:NL:RBZWB:2022:7145
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- T. Peters
- Rechtspraak.nl
Veroordeling in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om veroordeling in de proceskosten. Verzoeker had in eerste instantie een WIA-uitkering aangevraagd, welke door het UWV was geweigerd. Na bezwaar en een wijziging van het besluit door het UWV, waarbij de WIA-uitkering alsnog werd toegekend, trok verzoeker zijn beroep in. Verzoeker verzocht de rechtbank om het UWV te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om op dit verzoek te reageren, waarop het UWV geen bezwaar maakte tegen de proceskostenveroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan. De veroordeling in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank heeft het verzoek van verzoeker als kennelijk gegrond toegewezen en het UWV veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten, vastgesteld op € 759,-. Daarnaast heeft de rechtbank het UWV verplicht om het door verzoeker betaalde griffierecht van € 49,- te vergoeden. De uitspraak is openbaar gemaakt en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.