ECLI:NL:RBZWB:2022:7140

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
29 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
02-135074-19 ontneming
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepzaak

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 29 november 2022 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een betrokkene die zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in hennep. De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene, geboren in 1971, een voordeel heeft behaald van € 51.219,50 door de verkoop van hennep. De officier van justitie heeft de ontneming gevorderd, waarbij de vordering op 15 november 2022 inhoudelijk is behandeld. De verdediging heeft betoogd dat het verkregen voordeel lager zou zijn, namelijk € 20.000,-, gebaseerd op de verkoop van 16 kilogram hennep.

De rechtbank heeft de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 57.876,-. Dit bedrag is berekend op basis van de opbrengst van de hennepverkoop, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de kosten die de betrokkene heeft gemaakt. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de betrokkene voordeel heeft genoten uit de verkoop van 16 kilogram hennep, maar onvoldoende bewijs is geleverd voor de betaling van de 12,54 kilogram hennep. De rechtbank heeft de kosten voor de hennepplantage vastgesteld en het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 57.876,-.

De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de betrokkene de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van het vastgestelde bedrag. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
Parketnummer: 02-135074-19
vonnis van de rechtbank d.d. 29 november 2022
in de ontnemingszaak tegen
[betrokkene]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1971
wonende te [woonadres]
raadsman mr. Bals, advocaat te Kloetinge

1.De procedure

Betrokkene is op 29 november 2022 door de meervoudige kamer veroordeeld tot de in die uitspraak vermelde straf.
De officier van justitie heeft ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel gevorderd.
De vordering is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 november 2022, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
De officier van justitie heeft daarbij de vordering gewijzigd.

2.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat betrokkene zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in hennep en daarmee een voordeel heeft behaald ter hoogte van
€ 51.219, 50. Dit bedrag is gebaseerd op het rapport van de politie met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel.
De officier van justitie verzoekt de rechtbank bij oplegging van de maatregel geen vervangende hechtenis (
de rechtbank begrijpt: gijzeling)te bepalen aangezien er reeds conservatoir beslag ligt op een geldbedrag van ongeveer € 30.000,-.

3.Het standpunt van de verdediging

De verdediging is van mening dat het verkregen voordeel van betrokkene moet worden gesteld op € 20.000,-. Verdachte heeft ter zitting d.d. 15 november 2022 verklaard dat hij dat bedrag heeft ontvangen voor de verkoop van de 16 kilogram hennep.

4.Het oordeel van de rechtbank

4.1
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Betrokkene is op 29 november 2022 onder meer veroordeeld voor het verhandelen van hoeveelheden van ongeveer 16 kilogram en 12,54 kilogram hennep.
Opbrengst
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de bewijsmiddelen, zoals deze zijn opgenomen in het vonnis in de hoofdzaak en aan de inhoud van het proces-verbaal “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e, 2e lid SR” (rapportnummer ZBRAA 18063-554A), het oordeel dat betrokkene voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft genoten. Betrokkene heeft bij de politie verklaard zelf de hennepplantage te hebben ingericht, en voor 16 kilogram hennep € 60.000,- te hebben ontvangen. Voor de rest van de opbrengst, 12,54 kilogram verklaart betrokkene geen betaling te hebben ontvangen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, hoewel de waarde van de afgeleverde 12,54 kilo hennep enorm is, het dossier onvoldoende bewijs bevat dat betrokkene betaling heeft ontvangen en dus ook voordeel heeft genoten uit de door betrokkene op de dag van inbeslagname afgeleverde 12,54 kilogram hennep.
Kosten
Bij het vaststellen van de kosten die betrokkene heeft gemaakt, gaat de rechtbank uit van de in het proces-verbaal “rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij ex art. 36e, 2e lid SR” (rapportnummer ZBRAA 18063-554A), genoemde kostenposten. De berekende kosten van € 3.787,30 ze zijn echter berekend aan de hand van een volledige oogst, te weten 16 plus 12,54 kilogram. Nu de rechtbank echter uitgaat van verkregen voordeel uit een deel van die oogst, te weten 16 kilogram, dienen alleen de kosten voor dat deel van de oogst in mindering te worden gebracht, en bedragen de gemaakte kosten (€ 3.787,30 : 28,54) x 16 = (afgerond in voordeel van verdachte) € 2.124,-.
Resumerend:
Ontvangen voor de op 14 en 15 maart 2019 geleverde hennep: € 60.000,-
Totaal aan kosten voor deze partij € 2.124,-
Wederrechtelijk verkregen voordeel € 60.000,- - € 2124,- = € 57.876,-
De rechtbank zal daarom het door betrokkene genoten wederrechtelijk verkregen voordeel schatten op € 57.876,-.
Nu de officier van justitie de rechtbank heeft gevraagd geen duur voor te vorderen gijzeling te bepalen zal de rechtbank dat achterwege laten.
Vaststelling ontnemingsbedrag
De rechtbank zal het terug te betalen bedrag vaststellen op € 57.876,-.

5.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

6.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op
€ 57.876,-.
- legt betrokkene de verplichting op tot betaling aan de staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 57.876,-, ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Hello, voorzitter, mr. M.A.E. Dekker en mr. A.L. Hoekstra, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier mr. A. Bles en is uitgesproken ter openbare zitting op 29 november 2022.