ECLI:NL:RBZWB:2022:7138

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
29 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2026
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bijstandsuitkering en terugvordering

In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering over de periode van 29 februari 2016 tot 6 september 2019, alsook tegen de terugvordering van een bedrag van € 50.633,88. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begon op de dag na de bekendmaking van het besluit op 14 februari 2020. Het beroepschrift was gedateerd op 18 maart 2022 en werd op 21 maart 2022 ontvangen, wat betekent dat het buiten de termijn was ingediend.

De eiser heeft aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat hij niet op de hoogte was van de procedure rondom de hoorzitting en de daaropvolgende beschikking. Hij gaf aan dat zijn huisbaas alle post had achtergehouden, waardoor hij de beslissing op bezwaar niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de eiser zelf is om ervoor te zorgen dat hij op de hoogte is van belangrijke poststukken. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de gevolgen daarvan voor rekening van de eiser komen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2026

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. W. Nass),
en

het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 26 september 2019 (primair besluit I) heeft verweerder eisers recht op bijstand over de periode van 29 februari 2016 tot 6 september 2019 ingetrokken en per 6 september 2019 beëindigd op grond van de Participatiewet (PW). Bij besluit van 30 oktober 2019 (primair besluit II) heeft verweerder een bedrag van € 50.633,88 van eiser teruggevorderd, betreffende te veel ontvangen PW-uitkering over de periode van 29 februari 2016 tot 6 september 2019.
Eiser heeft op 7 november 2019 bezwaar ingediend tegen de primaire besluiten I en II.
Bij beslissing op bezwaar (bestreden besluit) van 12 februari 2020, verzonden op 14 februari 2020, heeft verweerder het bezwaar tegen primair besluit I niet-ontvankelijk verklaard en het bezwaar tegen primair besluit II ongegrond verklaard.
Eiser heeft op 18 maart 2022, ontvangen bij verweerder op 21 maart 2022, bezwaar gemaakt tegen de beslissing op bezwaar van verweerder van 12 februari 2020 (het bestreden besluit). Verweerder heeft dit bezwaarschrift aangemerkt als een beroepschrift en dit doorgezonden naar de rechtbank.

Overwegingen

Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk. De rechtbank legt hierna uit waarom het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
Voor het indienen van een beroepschrift geldt op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een termijn van zes weken. Deze termijn begint op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb op de dag na de dag waarop het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze is bekendgemaakt. Een beroepschrift is op grond van artikel 6:9, eerste lid, van de Awb tijdig ingediend wanneer het voor het einde van de termijn is ontvangen. Als iemand een beroepschrift te laat indient, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Dat is alleen anders als het niet tijdig indienen van het beroepschrift verontschuldigbaar is. Dan laat de rechtbank op grond van artikel 6:11 van de Awb niet-ontvankelijkverklaring op grond van die te late indiening achterwege.
Vast staat dat verweerder het bestreden besluit bekend heeft gemaakt op 14 februari 2020 door verzending per post, zodat de termijn voor het indienen van een beroepschrift eindigde op 27 maart 2020.
Het beroepschrift, gedagtekend op 18 maart 2022, is op 21 maart 2022 bij verweerder ontvangen. Het beroepschrift is dus niet tijdig ingediend.
Eiser heeft hiervoor de volgende redenen gegeven. Eiser beheerst de Nederlandse taal niet of onvoldoende. Aangenomen wordt dat een vrijwilliger het bezwaarschrift van 7 november 2019 heeft opgesteld en, na ondertekening door eiser, heeft ingediend. Eiser was er niet mee bekend dat er een uitnodiging of oproep voor een hoorzitting zou komen en dat er daarna een beschikking op het bezwaarschrift zou komen waartegen dan binnen 6 weken beroep kon worden ingesteld. Doordat eiser geen bijstand meer ontving en ook geen andere inkomsten had, kon hij zijn huur niet meer betalen. Eiser deelde de woning met vijf personen en de huisbaas van eiser had als enige een sleutel van de brievenbus. Wegens de huurachterstand heeft de huisbaas alle post van eiser achtergehouden, waardoor eiser de beslissing op bezwaar van 12 februari 2020 niet heeft ontvangen. Verweerder had kunnen begrijpen dat eiser als gevolg van de intrekking van zijn bijstandsuitkering zijn huur niet meer kon betalen. Desondanks heeft verweerder toch alle post naar het huisadres van eiser gestuurd.
De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Het ligt op de weg van eiser zelf om maatregelen te treffen waardoor hij kennis kan nemen van zijn post. Dit geldt ook wanneer eiser geen post verwacht. Eiser had zijn post (tijdelijk) kunnen laten doorsturen naar een ander adres. Doordat eiser kennelijk geen maatregelen heeft getroffen, heeft hij het risico genomen dat hij niet tijdig kennis zou nemen van belangrijke poststukken. De gevolgen daarvan komen voor zijn eigen rekening en risico.
Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.A.M.L. van de Sande, rechter, in aanwezigheid van C.A.F. Kalb, griffier, op 25 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.