ECLI:NL:RBZWB:2022:7138
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake bijstandsuitkering en terugvordering
In deze zaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het dagelijks bestuur van de Uitvoeringsorganisatie Baanbrekers. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de intrekking van zijn bijstandsuitkering over de periode van 29 februari 2016 tot 6 september 2019, alsook tegen de terugvordering van een bedrag van € 50.633,88. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep van de eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat was ingediend. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begon op de dag na de bekendmaking van het besluit op 14 februari 2020. Het beroepschrift was gedateerd op 18 maart 2022 en werd op 21 maart 2022 ontvangen, wat betekent dat het buiten de termijn was ingediend.
De eiser heeft aangevoerd dat hij de Nederlandse taal niet voldoende beheerst en dat hij niet op de hoogte was van de procedure rondom de hoorzitting en de daaropvolgende beschikking. Hij gaf aan dat zijn huisbaas alle post had achtergehouden, waardoor hij de beslissing op bezwaar niet had ontvangen. De rechtbank oordeelde echter dat het de verantwoordelijkheid van de eiser zelf is om ervoor te zorgen dat hij op de hoogte is van belangrijke poststukken. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was en dat de gevolgen daarvan voor rekening van de eiser komen. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard en werd er geen proceskostenveroordeling opgelegd.