ECLI:NL:RBZWB:2022:7121

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2022
Publicatiedatum
28 november 2022
Zaaknummer
02/068563-21
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Roekeloos rijden onder invloed van drugs met letsel als gevolg

Op 28 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 20 juli 2020 een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, die onder invloed van drugs verkeerde, reed met een te hoge snelheid en negeerde een rood verkeerslicht, wat resulteerde in letsel bij een andere verkeersdeelnemer. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte roekeloos heeft gehandeld, wat heeft geleid tot een aanmerkelijke overschrijding van de maximumsnelheid en het veroorzaken van letsel aan het slachtoffer. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uren geëist, maar de rechtbank legde een taakstraf van 240 uren op, met een voorwaardelijke rijontzegging van 18 maanden. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich bewust was van de risico's van het rijden onder invloed van drugs en dat zijn gedrag als roekeloos moest worden aangemerkt. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder de gevolgen van het ongeval voor hemzelf, maar vond dat de verkeersveiligheid ernstig in gevaar was gebracht. De uitspraak benadrukt de ernst van het rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor zowel de dader als de slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/068563-21
vonnis van de meervoudige kamer van 28 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1989, te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. E.M.J. Thomas, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 14 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. C. de Pagter, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:als bestuurder van een auto een verkeersongeval heeft veroorzaakt door, onder invloed van drugs, met een te hoge snelheid en door rood te rijden, waarbij [slachtoffer] gewond is geraakt. Subsidiair is dit ten laste gelegd als gevaarlijk rijgedrag;
feit 2:onder invloed van drugs een auto heeft bestuurd.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, waarbij zij ten aanzien van feit 1 komt tot een bewezenverklaring van aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend rijgedrag. Zij baseert zich daarbij op de processen-verbaal van bevindingen, de verklaring van [slachtoffer] , de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] en het proces-verbaal over de snelheid waarmee is gereden, alsmede op het rapport van Eurofins over de bij verdachte in zijn bloed aangetroffen gehaltes drugs. Op basis van deze bewijsmiddelen staat vast dat verdachte te hard heeft gereden en door rood is gereden terwijl hij diverse soorten drugs in zijn lichaam had die een nadelige invloed op zijn rijgedrag hebben gehad. Het letsel van het [slachtoffer 2] is aan te merken als zodanig letsel dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de onder feit 1 primair ten laste gelegde overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW) niet wettig en overtuigend bewezen kan worden omdat er onvoldoende bekend is over het letsel bij het slachtoffer en dus niet kan worden vastgesteld of er zwaar lichamelijk letsel is veroorzaakt dan wel letsel dat voor tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van normale bezigheden heeft gezorgd. De subsidiair ten laste gelegde overtreding van artikel 5 WVW kan wel wettig en overtuigend bewezen worden. Ten aanzien van feit 2 is opgemerkt dat de SIN-codering in het dossier weliswaar niet helemaal klopt, maar dat verdachte wel heeft aangegeven dat hij drugs heeft gebruikt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Feit 1
Vaststelling van de feiten
Op grond van de in bijlage II genoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Ongeval
Op 20 juli 2020, omstreeks 07.55 uur, heeft er een ongeval plaatsgevonden op de Graaf Engelbertlaan te Breda, waarbij een Volkswagen Golf, bestuurd door verdachte op een Audi, bestuurd door [slachtoffer] , is gebotst.
Onder invloed van drugs
Verdachte was ten tijde van het ongeval onder invloed van amfetamine, MDA, MDMA en GHB. Uit het onderzoek aan het bloed van verdachte volgt dat de gehaltes in zijn bloed fors hoger waren dan de wettelijk vastgestelde grenswaardes.
Het SIN-nummer dat op het afgenomen bloed is vermeld, betreft [SIN-nummer 1] en het SIN-nummer dat in de rapportage van Eurofins is vermeld, betreft [SIN-nummer 2] . De rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving waaraan zij geen gevolgen verbindt, temeer omdat verdachte ook zelf heeft bekend deze middelen te hebben gebruikt en er geen twijfel bij de rechtbank is dat deze waarden de uitslag van het bloed betreffen, dat is afgenomen bij verdachte.
Door rood
Door verdachte is uitdrukkelijk betwist dat hij door rood heeft gereden. Hij heeft verklaard dat hij door oranje is gereden. De rechtbank verwerpt dit verweer. Ondanks dat uit het aanvullend proces-verbaal blijkt dat de verkeerregelinstallatie na het ongeval is gewijzigd, kan dit proces-verbaal wel worden vastgesteld dat de rijrichting waarin verdachte reed nooit tegelijkertijd met de rijrichting van [slachtoffer] een groen verkeerslicht kan hebben gehad. De rechtbank neemt deze conclusie over. Getuige [getuige 2] en [getuige 1] hadden dezelfde rijrichting als [slachtoffer] en zij hebben alle twee verklaard dat zij groen licht hadden toen zij optrokken. Getuige [getuige 3] verklaarde zelfs dat [slachtoffer] in zijn Audi als vijfde auto op rij in de richting van Rijsbergen reed. Gelet op deze verklaringen moet de rijrichting van [slachtoffer] groen licht hebben gehad en volgens getuige [getuige 3] die al vier eerdere auto’s zag rijden, moet dit zelfs al geruime tijd het geval zijn geweest. Gelet op deze getuigenverklaringen en voornoemd aanvullend onderzoek verkeerregelinstallatie kan het niet anders dan dat verdachte door rood is gereden.
Te hoge snelheid
Op grond van onderzoek is vast komen te staan dat verdachte minimaal 92 kilometer per uur heeft gereden en maximaal 126 kilometer per uur. De maximumsnelheid ter plaatse bedroeg 70 kilometer per uur. Verdachte heeft ook niet betwist dat hij te hard heeft gereden.
Letsel
De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer] botkneuzingen in zijn knieën heeft opgelopen en tijdelijk minder heeft gewerkt. Hij was ruim een jaar later nog niet helemaal pijnvrij. Dit letsel kwalificeert dan ook als zodanig letsel, dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van zijn normale bezigheden is ontstaan. De omstandigheid dat deze vaststelling niet mede wordt onderbouwd door een medische verklaring, doet hieraan niet af. [slachtoffer] heeft na het ongeval verklaard dat hij met zijn knieën tegen het console is aangekomen en dat er kneuzingen in zijn knieën zitten. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van deze verklaring en aan de omstandigheid dat dit leidt tot verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden.
Aan zijn schuld te wijten
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van overtreding van artikel 6 WVW is onder meer vereist dat het verkeersongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Daarbij moet gekeken worden naar het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het ongeval.
De rechtbank is van oordeel dat het ongeval aan de schuld van verdachte te wijten is. Hij is tijdens de spits door rood licht een drukke kruising opgereden, waarbij hij de maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden. Dit heeft tot gevolg gehad, dat hij op volle snelheid tegen de auto van [slachtoffer] is gebotst, die op dat moment in tegengestelde richting afsloeg, terwijl hij groen licht had. Het is aannemelijk dat de mate van het gecombineerde drugsgebruik hieraan heeft bijgedragen. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat het onder invloed zijn van drugs het inschattings- en reactievermogen aantast.
Mate van schuld
Bij het bepalen van de mate van schuld dient de rechtbank allereerst de vraag te beantwoorden of de schuld is aan te merken als roekeloosheid als bedoeld in artikel 6 WVW in samenhang met artikel 175, tweede lid, WVW. Met de Wet aanscherping strafrechtelijke aansprakelijkheid ernstige verkeersdelicten heeft de wetgever het begrip roekeloosheid nader ingevuld en zo het toepassingsbereik daarvan willen verbreden. Daartoe is in artikel 175 WVW, dat de strafbepaling van artikel 6 WVW bevat, aan het tweede lid toegevoegd dat van roekeloosheid in elk geval sprake is als het gedrag tevens als een overtreding van artikel 5a, eerste lid, WVW kan worden aangemerkt. De rechtbank begrijpt deze bepaling zo, dat zij dient te beoordelen of het gedrag van de verdachte dat heeft geleid tot het aan zijn schuld te wijten ongeval ook voldoet aan de delictsomschrijving van artikel 5a, eerste lid, WVW.
Artikel 5a WVW
De rechtbank dient te beoordelen of verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag dat heeft geleid tot het ongeval (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
a. a) de verkeersregels
De rechtbank heeft al vastgesteld dat verdachte door het rode licht is gereden en met een te hoge snelheid heeft gereden. Deze gedragingen zijn in artikel 5a, eerste lid, WVW uitdrukkelijk benoemd als voorbeeld van het schenden van de verkeersregels. Naar het oordeel van de rechtbank kan het voornoemde rijgedrag worden aangemerkt als gevaar zettend rijgedrag. Immers, verkeersdeelnemers die door groen reden, werden geconfronteerd met verdachte die door rood reed. Andere verkeersdeelnemers konden en hoefden hierop niet te anticiperen. Daarnaast verkeerde verdachte ook nog eens onder invloed van drugs terwijl hij reed. Vast staat dan ook dat verdachte de verkeersregels als bedoeld in artikel 5a, eerste lid, WVW heeft geschonden.
b) in ernstige mate
Artikel 5a WVW heeft alleen betrekking op ernstig verkeersgevaarlijk gedrag. Gekeken moet worden naar het samenstel van de gedragingen van de verdachte, waarbij alle omstandigheden in ogenschouw moeten worden genomen. Op grond van artikel 5a, tweede lid, WVW is een dergelijke omstandigheid ook de mate waarin verdachte in een toestand verkeerde zoals bedoeld in artikel 8 WVW.
In deze zaak gaat het om het schenden van drie voor de verkeersveiligheid zeer belangrijke verkeersregels, namelijk het rijden door rood licht, het rijden onder invloed van drugs en het te hard rijden. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank sprake van het in ernstige mate schenden van de verkeersregels.
c) opzettelijk
De opzet van verdachte moet zowel gericht zijn geweest op het schenden van de verkeersregels als op het in ernstige mate schenden van die regels. Bij het antwoord op de vraag of sprake was van opzet op het in ernstige mate schenden van de verkeersregels moeten de aard en het samenstel van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze werden verricht en alle overige feitelijke omstandigheden van het geval in ogenschouw worden genomen. Daaruit moet kunnen worden afgeleid dat de gedragingen in samenhang bezien naar hun uiterlijke verschijningsvorm op opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels gericht zijn geweest.
Verdachte heeft de keuze gemaakt om in de auto te stappen, terwijl hij fors onder invloed van drugs was. Verdachte verkeerde daarmee in een toestand dat hij niet in staat was om een voertuig te besturen. Vervolgens heeft hij zeer gevaarlijk rijgedrag vertoond door te hard en door rood te rijden. Deze gedragingen, in samenhang bezien, zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm gericht op de opzettelijke ernstige schending van de verkeersregels.
d) gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen
In zijn algemeenheid acht de rechtbank het voorzienbaar dat een zeer gevaarlijke situatie ontstaat wanneer een bestuurder zwaar onder invloed van drugs het hiervoor beschreven verkeersgedrag vertoont. Verdachte heeft ook daadwerkelijk een verkeersongeval veroorzaakt waarbij, een ander letsel heeft opgelopen, maar ook hijzelf zwaar gewond is geraakt. Naar het oordeel van de rechtbank was door het handelen van verdachte gevaar te duchten voor zwaar lichamelijk letsel of het leven van anderen.
Conclusie
Uit het voorgaande volgt dat het verkeersgedrag van verdachte dat tot het ongeval heeft geleid tevens kan worden aangemerkt als een overtreding van artikel 5a WVW. Daarmee heeft verdachte gehandeld met de zwaarste vorm van schuld aan het ongeval, namelijk roekeloosheid.
De rechtbank acht het onder 1 primair ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Feit 2 – rijden onder invloed:
Op grond van het bloedonderzoek dat is verricht bij verdachte en zijn eigen verklaring, stelt de rechtbank vast dat hij een voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van meerdere soorten drugs, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht. Zoals hiervoor al is overwogen gaat de rechtbank ten aanzien van het in het rapport van Eurofin vermelde SIN-nummer uit van een verschrijving en staat voor de rechtbank in voldoende mate vast dat het het bloed van verdachte is dat is onderzocht. Feit 2 kan daarom ook wettig en overtuigend bewezen worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1. primair:
op 20 juli 2020 te Breda als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, daarmede rijdende over de weg, de Graaf Engelbertlaan zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos,
na het gebruik van stoffen waarvan hij, verdachte, weet dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, is gaan rijden, en
te rijden met een snelheid waarbij de wettelijke maximum snelheid ter plaatse in ernstige mate werd overschreden, en met voornoemde snelheid een kruising op te rijden, en
daarbij geen gevolg te geven aan een verkeersteken dat een gebod of verbod inhoudt, immers is hij, verdachte, niet gestopt voor een voor zijn, verdachtes, rijrichting bestemd driekleurig verkeerslicht dat rood licht uitstraalde,
waardoor een ander (genaamd [slachtoffer] ) knieletsel aan beide knieën werd toegebracht,
waaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
terwijl hij verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wegenverkeerswet 1994,
2.
op 20 juli 2020 te Breda als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van een stof, te weten Amfetamine en MDA en MDMA en GHB, waarvan hij wist dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof – de rijvaardigheid kon verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden geacht;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een taakstraf van 200 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 100 dagen vervangende hechtenis en een geheel voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de door de officier van justitie geëiste straf passend is omdat de officier van justitie in voldoende mate rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het veroorzaken van een heftig verkeersongeval en het rijden onder invloed van een forse hoeveelheid drugs. De rechtbank ziet deze feiten als eendaadse samenloop. Verdachte had vele malen meer drugs gebruikt dan was toegestaan om nog aan het verkeer deel te mogen nemen. Verdachte heeft fors harder gereden dan ter plaatse was toegestaan en is door rood gereden waarbij hij op het kruispunt de auto raakte waarin [slachtoffer] zich bevond. Wonder boven wonder viel het lichamelijk letsel van [slachtoffer] mee. Verdachte heeft zelf veel ernstige gevolgen ondervonden van dit ongeval. Verdachte had breuken in zijn bovenbeen, knie, rechter scheenbeen, enkel en linkerhiel. Hij had een verbrijzelde pols en een gebroken pols. Hij heeft tot op de dag van vandaag nog pijn als gevolg van het ongeval en is meermalen geopereerd en zal in ieder geval, zoals hij ter terechtzitting heeft verklaard, nogmaals geopereerd moeten worden. De rechtbank zal in het kader van de strafoplegging ook rekening houden met de gevolgen die het ongeval voor verdachte zelf heeft gehad.
Verdachte heeft de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht. Hij heeft bewust onaanvaardbare risico’s genomen en heeft daarbij geen oog gehad voor andere verkeersdeelnemers. De rechtbank heeft dit gedrag als roekeloos aangemerkt.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank allereerst aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), waarin is vermeld welke straffen doorgaans worden opgelegd voor overtreding van artikel 6 WVW. Bij de hoogste mate van verwijtbaarheid, een “zeer hoge mate” van schuld gaan deze oriëntatiepunten uit van onvoorwaardelijke gevangenisstraffen en onvoorwaardelijke forse rijontzeggingen.
Hoewel de rechtbank een nog zwaardere mate van verwijtbaarheid aanneemt, zal zij niet tot het opleggen van deze straffen overgaan. Redengevend is vooral het lange tijdsverloop van bijna tweeëneenhalf jaar vanaf het moment van het ongeval tot de dag waarop de zaak ter zitting is behandeld. Daarnaast weegt de rechtbank mee de grote gevolgen die het ongeval voor verdachte heeft gehad en waar verdachte tot op de dag van vandaag mee heeft te kampen. De rechtbank gaat bij de schuldgradatie, anders dan de officier van justitie, uit van roekeloosheid. Daarom zal de rechtbank een hogere taakstraf opleggen dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegend acht de rechtbank passend een taakstraf voor de duur van 240 uren, bij niet uitvoeren te vervangen door 120 dagen hechtenis. Ondanks het letsel van verdachte en de pijn waarmee hij nog dagelijks te kampen heeft, kan in de visie van de rechtbank niet anders dan worden volstaan met de maximale taakstraf gelet op het bewezenverklaarde. Het alternatief zou immers een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zijn. De rechtbank gaat ervan uit dat door de reclassering een passende taakstraf voor verdachte wordt gezocht waarbij rekening gehouden wordt met zijn beperkingen. Daarnaast acht de rechtbank het van belang dat verdachte een forse stok achter de deur krijgt om zich goed te gedragen in het verkeer. Om die reden legt de rechtbank aan verdachte op een geheel voorwaardelijke rijontzegging voor de duur van 18 maanden met een proeftijd van 2 jaar.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Eendaadse samenloop van:
feit 1:Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de mate van schuld bestaat in roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, en terwijl de schuldige verkeerde in een toestand als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van deze wet, en;
feit 2:overtreding van artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 240 uren;
- beveelt dat indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast van
120 dagen;
- veroordeelt verdachte tot
een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen van 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat de voorwaardelijke rijontzegging niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.J. Kok, voorzitter, mr. D.L.J. Martens en F.L. Donders, rechters, in tegenwoordigheid van G.T.A. Schuurmans-Knoop, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 28 november 2022.