ECLI:NL:RBZWB:2022:7106

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
25 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_401
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de weigering van een omgevingsvergunning voor de verbouwing van een schuur in strijd met het bestemmingsplan

Op 6 februari 2021 heeft eiseres een omgevingsvergunning aangevraagd voor de verbouwing van een schuur en het gebruik van deze schuur als verkoopruimte, workshopruimte en vergaderruimte. De vergunning werd op 11 februari 2021 verleend, maar op 15 december 2021 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam deze vergunning herroepen en geweigerd wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. Eiseres heeft hiertegen beroep aangetekend. De rechtbank heeft op 24 november 2022 uitspraak gedaan in deze zaak. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het aangevraagde plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens moet het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres vergoeden en € 1.518,- aan proceskosten betalen. De rechtbank concludeert dat de weigering van de omgevingsvergunning niet in stand kan blijven, omdat het college niet heeft aangetoond dat de uitweg niet vergund kan worden en dat er geen andere weigeringsgronden zijn. Eiseres kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/401

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. F.K. van den Akker),
en
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Alphen-Chaam(het college)
(gemachtigden: [woordvoerder verweerder] en [woordvoerder verweerder] ).
Als derde-partij nemen aan de zaak deel: [derde-belanghebbende 1] en [derde-belanghebbende 2] uit [woonplaats] (de derde-belanghebbenden)
(gemachtigde: mr. R.H.U. Keizer).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de weigering van de omgevingsvergunning voor het verbouwen van een schuur aan de [adres] te behoeve van verkoop en een workshopruimte dan wel vergaderruimte.
1.1
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 11 februari 2021 verleend. Op 15 december 2021 heeft het college, naar aanleiding van het bezwaar van de derde-belanghebbenden, de vergunning herroepen en alsnog geweigerd wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. Die strijd is er in gelegen dat de geplande parkeervoorziening wordt ontsloten door een uitweg die de verkeersveiligheid aantast.
1.2
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. De derde-belanghebbenden hebben ook schriftelijk gereageerd.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 13 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres, de gemachtigde van het college, de derde-belanghebbenden en de gemachtigde van de derde-belanghebbenden.

Totstandkoming van het besluit

2. Op 6 februari 2021 vraagt eiseres een omgevingsvergunning aan voor het verbouwen van een schuur en het gebruiken van deze schuur in strijd met het bestemmingsplan als verkoopruimte en als workshopruimte en vergaderruimte. Op 11 februari 2021 wordt de vergunning verleend. Er wordt geen vergunning verleend voor een nieuwe uitrit.
2.1
Op 10 maart 2021 dienen de derde-belanghebbenden bezwaar in tegen de verleende vergunning. Zij wonen aan de [adres 2] . De uitrit van de parkeergelegenheid voor de verkoopruimte, de workshopruimte en de vergaderruimte baant uit op een smalle onverharde weg tussen hun perceel en dat van eiseres. Deze onverharde weg komt uit op de [straatnaam] .
2.2
Als reactie op dit bezwaarschrift laat eiseres door een deskundige een beoordeling opstellen over de verkeersveiligheid van de beoogde uitrit. Het college laat een eigen rapport opstellen ter toetsing van deze beoordeling, waarin meerdere alternatieven worden bekeken.
2.3
Op grond van het advies van de commissie bezwaarschriften en het eigen rapport, komt het college tot de conclusie dat, door de parkeervoorziening aan de zuidzijde van het perceel [perceel] te realiseren en te ontsluiten via de bestaande uitrit, een verkeersveiligere situatie ontstaat. Het college besluit daarop wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening de verleende vergunning voor het verbouwen van de schuur en voor het gebruik van deze schuur in strijd met het bestemmingsplan te herroepen en te weigeren.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het college op goede gronden de vergunning voor de verbouwing van de schuur en het gebruiken van de schuur in strijd met het bestemmingsplan heeft geweigerd. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3.1
De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3.2
In dit geval is van belang dat de weigeringsgrond, strijd met goede ruimtelijke ordening, is gebaseerd op een volgens het college niet passende parkeervoorziening, doordat die niet goed ontsloten kan worden. Inhoudelijk hebben het college en de derde-belanghebbenden geen bezwaren tegen de verbouwing van de schuur en het met het bestemmingsplan strijdige gebruik van de schuur. De rechtbank oordeelt daarom alleen of het college de wijze van ontsluiting van de parkeerplaatsen aan de weigering ten grondslag mocht leggen.
Wettelijk kader
4. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Inhoudelijke beoordeling
Is een uitwegvergunning vereist?
5.Eiseres stelt dat ‘de aansluiting van de onverharde weg op de [straatnaam] al sinds jaar en dag bestaand is’.
5.1
Derde-belanghebbenden stellen dat een omgevingsvergunning voor de activiteit uitweg had moeten worden aangevraagd. Dit is ten onrechte niet gebeurd. Het college stelt dat het een nieuwe uitweg uit februari 2021 betreft en dat hier in ieder geval niet eerder een vergunning voor is verleend.
5.2
Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt vast dat een uitwegvergunning op grond van artikel 2.12 van de Algemene plaatselijke verordening Alphen Chaam (hierna: Apv) is vereist. Op foto’s van de uitrit van de periode 2009-2021 is te zien dat de ‘nieuwe’ inrit er was, in die zin dat er een duiker was. Het perceel kon feitelijk over de berm en de duiker bereikt en verlaten worden. Een inrit is echter niet zichtbaar, zodat niet kan worden gesteld dat sprake is van een bestaande situatie. Een uitwegvergunning is dus nodig om deze uitweg aan te mogen leggen.
Mocht het college de aangevraagde omgevingsvergunning weigeren vanwege de verkeerskundige problemen rond de uitweg?
6.Eiseres wijst er op dat de uitwegvergunning, voor zover die nodig is, los aangevraagd kan worden. De voorziene uitweg kan volgens haar gewoon verleend worden, mogelijk in licht aangepaste vorm. De afwijzing is onvoldoende onderbouwd. Beide deskundigenrapporten geven aan dat de uitwegvergunning verleend kan worden, zodat dit geen reden kan zijn de omgevingsvergunning te weigeren.
6.1
Derde-belanghebbenden stellen dat het college de omgevingsvergunning op goede gronden heeft geweigerd. Nu een uitweg, gezien de beslissing op bezwaar en het verweerschrift, hoogstwaarschijnlijk niet vergund wordt, zijn er onvoldoende parkeerplaatsen en voldoet het plan niet aan een goede ruimtelijke ordening.
6.2
Het college stelt dat de omgevingsvergunning voor het gebruik in strijd met het bestemmingsplan en de interne verbouwing geweigerd moest worden wegens strijd met een goede ruimtelijke ordening. Deze strijd is er in gelegen dat dat de nieuwe parkeerplaatsen worden ontsloten door een uitweg die de verkeersveiligheid niet ten goede komt, terwijl een veiligere ontsluiting elders mogelijk is. Eiseres wilde dat niet, zodat de vergunning herroepen en geweigerd moest worden.
6.3
Deze beroepsgrond slaagt. De rechtbank ziet in het ontbreken van de uitwegvergunning geen reden om de omgevingsvergunning te weigeren. Het aanleggen van de uitweg is een losse activiteit die los van de verbouwingsactiviteiten en het met het bestemmingsplan strijdige gebruik kan worden uitgevoerd. Er is dus geen sprake van onlosmakelijkheid als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid van de Wabo, zodat het college een losse vergunning kan verlenen voor de aangevraagde activiteiten, zonder gelijktijdig vergunning te verlenen voor de uitweg. Dat betekent dat de vergunning voor de overige activiteiten verleend kan worden zonder de uitwegvergunning.
Indien de uitwegvergunning verleend moet worden, ziet de rechtbank geen gronden om de omgevingsvergunning voor de andere activiteiten te weigeren. Het gebrek aan voldoende parkeerplaatsen op eigen terrein hangt immers direct samen met de veronderstelde weigering van de uitwegvergunning. Doordat deze vergunning nog niet is aangevraagd is formeel nog niet getoetst of deze verleend kan worden. Het college heeft die toetsing echter wel ten grondslag gelegd aan de weigering van de omgevingsvergunning voor de andere activiteiten. Daarin is het college echter niet geslaagd. Geen van beide deskundigenrapporten komt tot de conclusie dat de door eiseres gewenste uitweg niet vergund kan worden of dat sprake is van daarvoor geldende weigeringsgronden. De uitweg moet getoetst worden zoals die is aangevraagd. Als er geen weigeringsgronden zijn, moet de vergunning worden verleend. Dat er in verkeerskundig opzicht betere opties zijn is geen weigeringsgrond voor de uitwegvergunning. Nu het college ook niet anderszins heeft gemotiveerd waarom de uitwegvergunning voor de uitweg zoals voorzien niet verleend kan worden, is er geen reden om aan te nemen dat de vergunning geweigerd mag worden en dat er dus niet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein voorzien kan worden. Het college heeft dus onvoldoende gemotiveerd dat het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening, zodat de weigering om een omgevingsvergunning te verlenen voor het verbouwen van een bestaande schuur en deze te gebruiken in strijd met het bestemmingsplan niet in stand kan blijven.

Conclusie en gevolgen

7.Het beroep is gegrond omdat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat het aangevraagde plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit. De rechtbank ziet geen reden om de rechtsgevolgen van het besluit in stand te laten of zelf een beslissing over de aanvragen te nemen, omdat het aan het college is om te onderzoeken of de uitwegvergunning, desnoods in aangepast vorm kan worden verleend en wat dan de gevolgen zijn voor de geweigerde omgevingsvergunning.
De rechtbank bepaalt met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht dat het college een nieuw besluit moet nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank geeft het college hiervoor zes weken.
7.1
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten.
Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 15 december 2021;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 365,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van mr.drs. R.J. Wesel, griffier op 24 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene plaatselijke verordening gemeente Alphen Chaam 2021

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

1. Een vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
1. de openbare orde;
2. de openbare veiligheid;
3. de volksgezondheid;
4. de bescherming van het milieu.
[. . .]

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.
2. Het college kan categorieën van uitwegen aanwijzen waarvoor het verbod niet geldt.
3. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan, onverminderd het bepaalde in artikel 1:8, worden geweigerd in het belang van:
de bruikbaarheid van de weg;
het veilig en doelmatig gebruik van de weg;
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;
de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.
4. Het verbod in het eerst lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, de Waterschapskeur of de provinciale verordening wegen.
5. Op de aanvraag om een ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.