In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, gedaan op 30 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente Steenbergen beoordeeld. De heffingsambtenaar had de WOZ-waarde van de onroerende zaak, een vrijstaande woonboerderij, vastgesteld op € 772.000 per 1 januari 2019. Belanghebbende, eigenaar van de woning, was het niet eens met deze waardebepaling en stelde dat de waarde € 675.000 zou moeten zijn. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 16 september 2022, waarbij de gemachtigde van belanghebbende en de heffingsambtenaar aanwezig waren. Na de zitting heeft de heffingsambtenaar aanvullende informatie verstrekt, waar belanghebbende op heeft gereageerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde niet te hoog is vastgesteld, en heeft het beroep ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.