4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02/129247-19
De rechtbank stelt vast dat uit de verklaringen van [slachtoffer 1] naar voren komt dat verdachte
’s nachts, toen haar moeder niet thuis was, naar haar slaapkamer is gekomen en daar tegen haar wil seks met haar heeft gehad. Verdachte is daarbij met zijn penis in haar anus en vagina geweest en ze heeft hem moeten pijpen.
Verdachte heeft ontkend dat er seksuele handelingen tussen hem en [slachtoffer 1] hebben plaatsgevonden. Aan de rechtbank ligt allereerst ter beoordeling voor of wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte met [slachtoffer 1] seks heeft gehad.
Betrouwbaarheid verklaring [slachtoffer 1]
De rechtbank is van oordeel dat [slachtoffer 1] op 29 juni 2018 bij de politie uitgebreid, op hoofdlijnen consistent en gedetailleerd heeft verklaard omtrent hetgeen zich heeft afgespeeld in de nacht van 9 juni 2018. Ruim drie jaar later, op 14 oktober 2021, heeft [slachtoffer 1] nogmaals een verklaring afgelegd, die in essentie overeenkomt met eerdergenoemde verklaring. Dat de verklaringen op onderdelen verschillend zijn, acht de rechtbank door het tijdsverloop en de jeugdige leeftijd van [slachtoffer 1] verklaarbaar. Deskundige mr. [naam deskundige] heeft op 22 juli 2022 een rechtspsychologisch rapport uitgebracht, waarin hij ingaat op de verklaringen van [slachtoffer 1] . Hij concludeert met betrekking tot het eerste verhoor van [slachtoffer 1] dat het verhoor van voldoende kwaliteit was, in die zin dat niet gezegd kan worden dat er suggestieve vragen zijn gesteld in reactie waarop [slachtoffer 1] die suggesties bevestigt. Alle informatie komt redelijk spontaan uit [slachtoffer 1] zelf.
De verklaring van [slachtoffer 1] over het hebben van seks met verdachte vindt naar het oordeel van de rechtbank ondersteuning in de verklaring van haar moeder, die aangeeft dat verdachte toen zij thuiskwam in de slaapkamer van haar dochter stond en de deur daarvan niet wilde openen. Eenmaal in de slaapkamer van haar dochter zag zij dat verdachte in zijn onderbroek stond en naar haar dochter gebaarde dat ze stil moest zijn.
De verklaring van [slachtoffer 1] vindt ook in andere bewijsmiddelen ondersteuning. Zo is er technisch bewijs in de vorm van DNA-onderzoek, waarvan hier de meest relevante kernpunten worden weergegeven. Er is sperma aangetroffen aan de buitenzijde van de binnenste schaamlippen en om de anus en het perineum van [slachtoffer 1] en op het hoeslaken van haar bed. Het DNA-profiel van dit sperma is méér dan 1 miljard keer waarschijnlijker als - kort gezegd - verdachte donor is van het sperma dan als dit een willekeurige andere niet-verwante persoon is. Ook is er bij [slachtoffer 1] aan de bovenzijde van haar lip/tandvlees, diep vaginaal en diep in de anus Y-chromosomaal (mannelijk) DNA aangetroffen, waarvan het DNA-profiel zeer veel waarschijnlijker (ordegrootte 10.000 tot 1 miljoen keer) is als - kort gezegd - verdachte of een aan hem in mannelijke lijn verwante man donor is dan als dit een willekeurige andere man is. De rechtbank concludeert uit de resultaten van het DNA-onderzoek, met inachtneming van de rest van het dossier, dat verdachte de donor is van het hierboven besproken celmateriaal en DNA.
Nu de verklaringen van [slachtoffer 1] op hoofdlijnen consistent zijn en steun vinden in de hiervoor genoemde bewijsmiddelen, acht de rechtbank de verklaringen van [slachtoffer 1] betrouwbaar. Het verweer dat sprake moet zijn van bewijsuitsluiting van de verklaringen van [slachtoffer 1] en al wat daaruit volgt, wordt door de rechtbank dan ook verworpen.
Alternatief scenario
Door verdachte is het volgende alternatieve scenario geschetst. Verdachte heeft verklaard dat hij geen seksuele handelingen heeft verricht met [slachtoffer 1] . Hij heeft zich na het douchen afgedroogd met een handdoek, waarop hij, nadat hij deze in de wasbak had gelegd, heeft geëjaculeerd. Mogelijk is daarna via deze handdoek door [slachtoffer 1] of haar moeder bewust zijn sperma bij [slachtoffer 1] aangebracht.
Naar aanleiding van het door de verdediging geschetste scenario is er een Interdisciplinair Forensisch Onderzoek (IDFO) uitgevoerd door het NFI. In dit onderzoek zijn de resultaten van het forensisch-medisch onderzoek en het DNA-onderzoek integraal getoetst onder de volgende vier hypothesen, die werden geformuleerd op basis van het dossier en de standpunten van het OM en de verdediging:
- H1. Verdachte heeft de door [slachtoffer 1] verklaarde seksuele handelingen met haar verricht, waarna zij ook nog gedoucht heeft, haar tanden heeft gepoetst en het toilet heeft bezocht.
- H2a. Verdachte heeft geen seksuele handelingen verricht met [slachtoffer 1] . Verdachte heeft zich afgedroogd met een handdoek waarop hij daarna heeft geëjaculeerd. Enkele minuten daarna heeft [slachtoffer 1] zichzelf na het douchen met dezelfde vochtige handdoek afgedroogd.
- H2b. Verdachte heeft geen seksuele handelingen verricht met [slachtoffer 1] . Verdachte heeft zich afgedroogd met een handdoek waarop hij daarna heeft geëjaculeerd. [slachtoffer 1] heeft zich na het douchen met haar eigen droge handdoek afgedroogd. Deze handdoek is daarvoor in contact geweest met de handdoek van de verdachte waarop hij enkele minuten daarvoor heeft geëjaculeerd.
- H2c. Verdachte heeft geen seksuele handelingen verricht met [slachtoffer 1] . Verdachte heeft zich afgedroogd met een handdoek waarop hij daarna heeft geëjaculeerd. Vervolgens heeft [slachtoffer 1] of haar moeder na het douchen via deze handdoek het sperma bij [slachtoffer 1] bewust aangebracht.
Ter zitting is door de verdediging aangevoerd dat de hypothese betreffende het scenario waarin het sperma bewust door [slachtoffer 1] en/of haar moeder bij [slachtoffer 1] is aangebracht, hypothese 2c, het enige alternatieve scenario is dat wordt opgeworpen. De rechtbank zal zich daarom bij het verder bespreken van het IDFO-rapport beperken tot de conclusie die betrekking heeft op deze hypothese.
De IDFO-deskundige concludeert, met inachtneming van de uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en verdachte opgesomde gebeurtenissen en de gestelde aannamen (die de rechtbank accepteert), dat de gezamenlijke bevindingen van het forensisch medisch onderzoek en van het biologische sporen en DNA-onderzoek ongeveer even waarschijnlijk zijn als hypothese 1 waar is als wanneer hypothese 2c waar is. Hierbij merkt de rechtbank op dat er geen specifiek onderzoek naar hypothese 2c mogelijk was aangezien dit scenario onvoldoende was ingevuld en dat daardoor deze neutrale conclusie de enige mogelijke conclusie was. Door de IDFO-deskundige wordt geen oordeel gegeven over de aannemelijkheid van de hypothesen zelf; er wordt enkel uitspraak gedaan over de waarschijnlijkheid van de verkregen onderzoeksresultaten indien de voorgelegde hypothesen waar zijn. Een oordeel omtrent de aannemelijkheid van de hypothesen blijft aan de rechtbank voorbehouden.
De rechtbank is, gelet op haar overwegingen over de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer 1] en het overige steunbewijs, van oordeel dat van de aannemelijkheid van hypothese 1 moet worden uitgegaan. De rechtbank acht de door verdachte omschreven gang van zaken, zoals is weergegeven onder hypothese 2c, onwaarschijnlijk. Het is ten eerste al merkwaardig dat iemand eerst doucht en zich afdroogt en vervolgens klaarkomt op een handdoek in de wasbak. Onder de douche masturberen lijkt dan logischer, zodat de douche kan worden gebruikt om zich schoon te maken en het sperma weg te spoelen. Ook blijft onduidelijk wat de relevantie is van een handdoek in de wasbak, terwijl het direct wegspoelen in de wasbak sneller, schoner en makkelijker zou zijn. Daar komt nog bij dat bij deze gang van zaken, zoals deskundige [naam deskundige] in zijn rapport ook benoemt, zou inhouden dat [slachtoffer 1] en haar moeder (of alleen [slachtoffer 1] ) op enig moment de alertheid hadden om een valse aangifte op touw te zetten, waarbij ze konden beschikken over een met sperma besmeurde handdoek om [slachtoffer 1] in te smeren. Bovendien zouden er dan zelfs diep vaginaal en diep in de anus DNA-sporen van verdachte zijn aangebracht.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het door de verdediging geschetste scenario niet aannemelijk geworden. Dat betekent dat de rechtbank uitgaat van de verklaringen van [slachtoffer 1] en dat de rechtbank van oordeel is dat de seksuele handelingen zoals ten laste gelegd door verdachte zijn begaan.
Door een feitelijkheid dwingen
Om tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde verkrachting te komen, moet worden vastgesteld dat verdachte door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die (mede) bestaan uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. De rechtbank is op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting van oordeel dat geen sprake is geweest van geweld of bedreiging met geweld. De vraag resteert dan of sprake is geweest van ‘een andere feitelijkheid’ waardoor verdachte [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van de ten laste gelegde seksuele handelingen.
Anders dan het standpunt van de raadsman, acht de rechtbank de ten laste gelegde dwang wel bewezen. Er is weliswaar geen sprake van (bedreiging met) geweld, maar uit het dossier blijkt wel van een andere feitelijkheid die ertoe heeft geleid dat [slachtoffer 1] niet in staat was zich te weren tegen het handelen van verdachte. Verdachte is ’s nachts, terwijl [slachtoffer 1] in bed lag, onverhoeds haar slaapkamer binnengegaan. Op een dwingende toon heeft hij tegen [slachtoffer 1] onder meer gezegd dat zij moest liggen, haar benen omhoog moest doen en verdachte moest pijpen. [slachtoffer 1] was de stiefdochter van verdachte en bevond zich in die hoedanigheid in een zekere afhankelijkheidsverhouding ten opzichte van hem, waarbij ook loyaliteitskwesties een grote rol spelen. Zij was ten tijde van het delict nog maar 12 jaar oud, terwijl verdachte destijds 30 jaar oud was. Hij wist bovendien, zoals hij ook ter zitting heeft verklaard, dat [slachtoffer 1] een kwetsbaar meisje was en dat er bij haar problematiek speelde, waarvoor zij ook familietherapie kreeg. Verder neemt de rechtbank in ogenschouw dat [slachtoffer 1] zich de desbetreffende nacht samen met verdachte thuis bevond, terwijl haar moeder niet thuis was. Zij stond dus ook onder zijn toezicht en verantwoordelijkheid. Zij kon zich dan ook niet makkelijk aan de situatie onttrekken. Uit dit alles blijkt naar het oordeel van de rechtbank dat sprake was van een uit omstandigheden voortvloeiend overwicht, dat dwang impliceert.
Conclusie
Gelet op de bewijsmiddelen kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verkrachting van zijn minderjarige stiefdochter [slachtoffer 1] , zoals primair ten laste is gelegd. De rechtbank gaat daarbij uit van de verklaring van [slachtoffer 1] en acht alle in de tenlastelegging genoemde handelingen wettig en overtuigend bewezen.
02/217472-18
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn levensgezel door haar met kracht te duwen.
De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster meermalen heeft geschopt, geslagen en aan haar heeft getrokken en zal hem van dit gedeelte van de tenlastelegging vrijspreken.
feit 1
De rechtbank stelt vast dat de aangifte niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel voor wat betreft het slaan tegen het voorhoofd en de nek van aangeefster. In het dossier bevindt zich geen letselverklaring en ook het proces-verbaal van bevindingen dat is opgemaakt door de verbalisanten die ter plaatse kwamen, biedt daar geen ondersteuning voor. Voor wat betreft het aan de haren trekken heeft verdachte verklaard dat hij, toen hij probeerde de telefoon van aangeefster af te pakken, ook de lange haren van aangeefster heeft vastgepakt en naar zich toe heeft getrokken. Naar het oordeel van de rechtbank kan, uitgaande van het scenario van verdachte, hiermee niet worden vastgesteld dat er bij verdachte sprake was van opzet om aangeefster te mishandelen, ook niet in voorwaardelijke vorm.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de onder feit 1 ten laste gelegde mishandeling.
feit 2
Gelet op de in de bijlage genoemde bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het niet voldoen aan een ambtelijk bevel.