4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Ten aanzien van feit 1 en 2:
Door de verdediging is betoogd dat aangeefster uit wraak de aangiftes heeft gedaan. De rechtbank begrijpt hieruit dat de verdediging de betrouwbaarheid van de aangiftes betwist. De rechtbank stelt vast dat de aangiftes door foto’s worden ondersteund en dat ook de moeder van aangeefster tweemaal letsel bij haar dochter heeft gezien. Nu de aangiftes worden ondersteund door voornoemde andere bewijsmiddelen, gaat de rechtbank uit van de betrouwbaarheid daarvan.
Verder heeft de verdediging betoogd dat aangeefster niet kan worden beschouwd als de levensgezel van verdachte, zodat hij partieel vrijgesproken dient te worden van de mishandeling van een levensgezel.
De rechtbank overweegt dat op grond van heersende jurisprudentie de volgende aspecten van belang zijn voor de beoordeling of er sprake is van een levensgezel:
- of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding;
- de duur van de gemeenschappelijke huishouding;
- of er een relatie van affectieve aard is, en met name;
- of betrokkenen kennelijk uitgaan van een nauwe lotsverbondenheid.
Hierbij is doorslaggevend de nauwe persoonlijke betrekking van een zekere hechtheid. Het moet gaan om een relatie die qua hechtheid vergelijkbaar is met die tussen echtgenoten of geregistreerde partners.
Naar het oordeel van de rechtbank is er in onderhavige zaak sprake van een levensgezel. Blijkens de verklaringen in het dossier hadden aangeefster en verdachte ten tijde van de mishandelingen immers twee jaar een affectieve relatie en hebben zij een deel van die tijd ook samengewoond. Het verweer van de verdediging kan daarom niet slagen.
Feit 1:
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaring van aangeefster niet klopt omdat zij zegt dat zij tegen haar linkeroog is geslagen en het letsel op de foto’s op het rechteroog is te zien. De rechtbank verwerpt dit verweer. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat een selfie gespiegeld wordt weergegeven. Waar het letsel op het rechteroog te zien is op de foto, is het in werkelijkheid links. De aangifte wordt dus ondersteund door een foto van een blauw linkeroog. Bovendien wordt het letsel ook waargenomen door de praktijkondersteuner op 17 januari 2022. Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde mishandeling.
Feit 2:
Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen, te weten de aangifte, het geluidsfragment waarin een mannenstem verklaart dat hij met een schoen heeft gegooid, en de verklaring van verdachte hierover ter zitting waarbij hij aangeeft dat hij degene is die op het geluidsfragment te horen is, acht de rechtbank de mishandeling wettig en overtuigend bewezen. Voor het slaan ziet de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs, nu dat verder niet wordt ondersteund door enig ander bewijsmiddel. Om die reden zal de rechtbank verdachte daarvan partieel vrijspreken.
Feit 3:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft begaan. Er is een aangifte in het dossier en een verklaring van de moeder van aangeefster die van haar dochter heeft gehoord dat zij zou zijn mishandeld. Op de bijgevoegde foto is nauwelijks letsel waarneembaar. Nu de aangifte verder niet door objectieve andere bewijsmiddelen wordt ondersteund, is er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte zich aan deze mishandeling schuldig heeft gemaakt. Daarom dient verdachte hiervan vrijgesproken te worden.
Feit 4:
De rechtbank stelt vast dat er 41,1 gram cocaïne is bemonsterd onder een SIN-nummer eindigend op 2939NL en dat dit nummer niet in de NFI rapportages is terug te vinden. Wel zit er een bemonstering onder nummer -2595 in het dossier. Nu deze nummers niet aan elkaar kunnen worden gekoppeld, is de zogenoemde chain of custody doorbroken en zal voor dit deel van de cocaïne partieel vrijspraak volgen. Voor de overige in beslag genomen stoffen, zoals deze zijn tenlastegelegd, is wel voldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden, gelet op het aantreffen van de stoffen in de woning van verdachte, de verklaring van verdachte hierover en het onderzoek door het NFI van deze stoffen.
Feit 5:
Gelet op de in bijlage II opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte 110 gram hennep voorhanden heeft gehad.
Feit 6:
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen. Verdachte heeft verklaard dat hij het geld heeft gepind van zijn bankrekening. Volgens vaste jurisprudentie dient de politie, als een verdachte een concrete en verifieerbare verklaring heeft afgelegd over de herkomst van een geldbedrag, deze verklaring op juistheid te onderzoeken. Dit is niet gebeurd. Om die reden dient verdachte hiervan vrijgesproken te worden.