4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bekentenis bij politie
In haar tweede verhoor bij de politie heeft verdachte over de feiten 2 tot en met 4 een bekennende verklaring afgelegd.
Intrekken bekentenis op zitting
Op zitting is verdachte teruggekomen op de hiervoor genoemde bekentenissen. Zij is bij de politie onder druk gezet en heeft alleen het e-mailadres van [naam 5] aangemaakt en één ‘ [mailadres 1] ’ aan haar schoonmoeder verstuurd. Alle andere valse berichten en stukken moeten door haar echtgenote, [medeverdachte] , zijn verstuurd. De scheiding is nog niet uitgesproken, maar voor verdachte is het inmiddels haar ex. Verdachte vindt het heel erg dat haar ouders zijn opgelicht met zogenaamde e-mails van [naam 6] . Daar heeft ze met hen nog een discussie over gehad, omdat ze niet wilde dat ze hun geld zouden overboeken. Ze had toen sterke vermoedens dat het niet klopte, maar wist het niet zeker. Verdachte heeft een hele tijd in een schadevergoedingsverhaal geloofd, omdat een advocaat per e-mail had gezegd dat ze daar recht op had. Het is begonnen met het verhaal van verdachte zelf dat zij als docente op het [naam 7] door twee jongens is gedwongen te pinnen met de pas van een collega. Het hele schadevergoedingsverhaal daarna moet uit de koker van haar echtgenote zijn gekomen.
Intrekking op zitting ongeloofwaardig
De rechtbank schuift de grotendeels ontkennende verklaring van verdachte op zitting als ongeloofwaardig terzijde.
Allereerst is de rechtbank niet gebleken van noemenswaardige druk of suggestie tijdens het tweede politieverhoor, waarin verdachte feiten heeft bekend. Dat verhoor vond plaats op 7 juni 2019. Dat is ruim twee maanden nadat verdachte op 2 april 2019 om 09.00 uur was aangehouden, voor de eerste keer was gehoord, waarbij zij zich op haar zwijgrecht beriep, en dezelfde dag om 14.07 uur in vrijheid was gesteld. Tijdens het tweede verhoor was verdachte niet rechtens van haar vrijheid beroofd en kon ze dus op ieder moment stoppen met verklaren en vertrekken. Het verhoor vond bovendien plaats, omdat verdachte wenste te vertellen wat er was gebeurd.
Een veel belangrijker argument voor de ongeloofwaardigheid van de grotendeels ontkennende verklaring op zitting zijn de verklaringen van aangeefster [naam 4] over de verkoop van de woning van haar en haar man, de heer [naam 8] , aan de [adres 2] . Na een eerste bezichtiging op 27 juni 208, kwamen op 4 juli 2018 verdachte, haar echtgenote en hun moeders nog een laatste rondje doen, waarna de koopovereenkomst werd getekend.
Op 18 juli 2018 neemt [naam 4] via Whatsapp contact op met het nummer dat bij verdachte in de koopovereenkomst als contactgegeven staat vermeld. Dan wordt [naam 4] verzekerd dat er geen probleem is met de financiering, omdat het grootste gedeelte eigen geld is. Er is een rechtszaak gewonnen waardoor het grootste deel via de schadevergoeding wordt gefinancierd. Het volgende contact is op 4 augustus 2018 waarbij [naam 4] wordt bericht dat het nummer eindigend op [telefoonnummer 2] verwijderd moet worden. “Ik heb een nieuw nummer: [telefoonnummer 1] .” Dat nummer wordt blijkbaar “ [naam 9] ” genoemd door [naam 4] en de Whatsapp-conversatie tussen [naam 4] en “ [naam 9] ” wordt via dat nummer voortgezet.
Op 31 augustus 2018 zijn alle betrokken bij de notaris uitgenodigd voor de levering. Volgens [naam 4] was verdachte de sluwe van de twee; die had overal een antwoord op. [medeverdachte] hield zich afzijdig. Toen de notaris zei dat er geen geld was, huilde [medeverdachte] en was het verdachte die ging bellen met de officier van justitie waar [naam 4] bij zat. Verdachte belde ook nog met de bekende [naam 5] ; naar de rechtbank begrijpt [naam 5] . Verdachte deed overkomen of dat ze alles regelde. Dat kun je volgens [naam 4] ook terugzien op de koopakte. Daar heeft alleen verdachte haar contactgegevens op gezet: haar e-mailadres en haar mobiele nummer eindigend op 148.
De Whatsapp-conversatie tussen [naam 4] en “ [naam 9] ” loopt vervolgens door tot en met 3 oktober 2018. Een Whatsapp-conversatie waarin vanuit [naam 9] volgens [naam 4] het ellenlange liegen gaat beginnen. Daarin wordt op 2 oktober 2018 om 14.35 uur bericht dat onder andere de ovj (rb: officier van justitie) is gesproken en dat die [naam 4] straks een bericht met gevoelige informatie wil sturen. De rechtbank herhaalt hier dat het verdachte is geweest die (al) op 31 augustus 2018 met de ‘officier van justitie’ had ‘gebeld’ in het bijzijn van [naam 4] .
Op 2 oktober 2018 om 23.32 uur is er door ‘ [naam 6] ’ van het ‘ [naam 10] ’ een e-mail gestuurd aan de heer en mevrouw [naam 8] , waarin hij ‘vertrouwelijke’ informatie deelt over van alles wat eerst verdachte en daarna verdachte en haar echtgenote is overkomen. Hij belooft dat alle kosten van de heer en mevrouw [naam 8] worden vergoed vanuit het Openbaar Ministerie met een schadevergoeding van € 100.00,00.
Kort na 2 oktober 2018 start vervolgens de e-mailwisseling van ‘ [naam 6] ’ met de stiefvader en/of de moeder van verdachte, die heeft geleid tot het op 11 oktober 2018 overboeken van in totaal € 68.175,00 naar een rekening van verdachte. Dat verdachte hen heeft gewaarschuwd dat niet te doen, blijkt niet uit hun aangiftes en ook niet uit hun getuigenverklaringen bij de rechter-commissaris. Integendeel, haar stiefvader heeft bij de politie verklaard dat het verdachte was die met verhalen kwam toen het naar haar overgemaakte geld niet werd teruggeboekt, zoals beweerdelijk de bedoeling was. Verdachte vertelde dat de bank gehackt was en dat daardoor de betaling niet bij haar stiefvader was binnengekomen. Toen is hij samen met zijn vrouw naar de [naam 11] gegaan, omdat er zou zijn overgemaakt en dat het geld achter werd gehouden de bank, aldus verdachte. De [naam 11] heeft dit uitgezocht en er is niks uit gekomen en toen kwam er van verdachte haar kant dat er fraude zou zijn gepleegd. Verdachte zei dat ze niet bij haar geld kon en ze zou 12 miljoen op haar rekening hebben. Alles zette ze kracht bij door print sereens te sturen van zogenaamde betalingen. Zodra verdachte geld had werd dit (echter) weer afgepakt.
Conclusie
Op grond van het voorgaande gebruikt de rechtbank ook de bekennende verklaring van verdachte bij de politie voor het bewijs. Op basis van de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank dat niet alleen het basisverhaal van de (beweerdelijke) beroving op het [naam 7] van verdachte komt. Zij is ook degene geweest die dat verhaal heeft uitgebouwd tot het recht op en zelfs het bezit van miljoenen aan schadevergoeding en het slachtofferschap van een bende die opereert in alle groepen van de samenleving. Naar het oordeel van de rechtbank kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte de feiten 2 tot en met 4 heeft gepleegd, zoals hierna onder 4.4 weergegeven.
Het verweer dat niet is gebleken dat aangever [naam 12] bevoegd was om aangifte te doen namens [naam 6] wordt verworpen. Een ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit is bevoegd daarvan aangifte te doen. Bovendien is identiteitsfraude geen klachtdelict.
De bankgarantie van feit 1 past naar het oordeel van de rechtbank binnen het hiervoor genoemde verhaal van verdachte naar [naam 4] en haar man. In de eerder aangehaalde Whatsapp-conversatie bericht “ [naam 9] ” op 29 september 2018 om 10.53 uur dat ze straks een screenshot zal sturen van de garantstelling, op 30 september 2018 om 14.03 uur dat die eraan komt en om 14.21 uur wordt dan een bestand verstuurd (p. 340 van het eindproces-verbaal). Dat bestand is (onder andere) te vinden op pagina 399 van het eindproces-verbaal. Deze ‘bankgarantie’ is nog gestuurd kort voor de eerder aangehaalde
e-mail van ‘ [naam 6] ’ van 2 oktober 2018. Ook het valselijk opmaken van die bankgarantie door verdachte kan daarom naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat medeplegen door of met de echtgenote van verdachte niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Verdachte zal van dat onderdeel worden vrijgesproken.