In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [de minderjarige]. De Raad stelt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, onder andere door het ontbreken van contact met haar broer en zus en de voortdurende echtscheidingsstrijd tussen haar ouders. De moeder van [de minderjarige] steunt het verzoek, terwijl de vader niet is verschenen tijdens de zitting.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de betrokken partijen gehoord. De kinderrechter concludeert dat, hoewel er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige], deze niet van dien aard zijn dat een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter wijst erop dat [de minderjarige] al drie jaar geen contact heeft met haar vader en dat het momenteel goed met haar gaat op school. De moeder heeft een veilige omgeving voor [de minderjarige] weten te creëren en er zijn adequate veiligheidsafspraken gemaakt.
De kinderrechter oordeelt dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in artikel 1:255 lid 1 BW. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, omdat de ontwikkelingsbedreiging niet ernstig genoeg is om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter benadrukt dat de moeder een sterke vrouw is die in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen en dat er geen bewijs is dat de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.