ECLI:NL:RBZWB:2022:7025

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
C/02/402601 / JE RK 22-1836
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige wegens onvoldoende ernstige ontwikkelingsbedreiging

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [de minderjarige]. Het verzoek is ingediend door de Raad voor de Kinderbescherming Regio Zuidwest Nederland, die zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [de minderjarige]. De Raad stelt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging, onder andere door het ontbreken van contact met haar broer en zus en de voortdurende echtscheidingsstrijd tussen haar ouders. De moeder van [de minderjarige] steunt het verzoek, terwijl de vader niet is verschenen tijdens de zitting.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en heeft de betrokken partijen gehoord. De kinderrechter concludeert dat, hoewel er zorgen zijn over de ontwikkeling van [de minderjarige], deze niet van dien aard zijn dat een ondertoezichtstelling gerechtvaardigd is. De kinderrechter wijst erop dat [de minderjarige] al drie jaar geen contact heeft met haar vader en dat het momenteel goed met haar gaat op school. De moeder heeft een veilige omgeving voor [de minderjarige] weten te creëren en er zijn adequate veiligheidsafspraken gemaakt.

De kinderrechter oordeelt dat niet is voldaan aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling, zoals vastgelegd in artikel 1:255 lid 1 BW. De kinderrechter wijst het verzoek van de Raad af, omdat de ontwikkelingsbedreiging niet ernstig genoeg is om een ondertoezichtstelling te rechtvaardigen. De kinderrechter benadrukt dat de moeder een sterke vrouw is die in staat is om voor [de minderjarige] te zorgen en dat er geen bewijs is dat de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De beschikking is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht
Zittingsplaats: Middelburg
Zaaknummer: C/02/402601 / JE RK 22-1836
Datum uitspraak: 18 november 2022

beschikking ondertoezichtstelling

in de zaak van

RAAD VOOR DE KINDERBESCHERMING REGIO ZUIDWEST NEDERLAND,hierna te noemen de Raad,
gevestigd te Middelburg,
betreffende

[de minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. P.J. van den Hoogen te Eindhoven,

[de vader] ,

hierna te noemen de vader,
wonende op een onbekend adres,
advocaat: mr. A.W.M. Mans te Roggel.
De kinderrechter merkt als informant aan:
LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Eindhoven.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 24 oktober 2022, ingekomen bij de griffie
op 25 oktober 2022.
Op 27 oktober 2022 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. P.J. van den Hoogen;
- een vertegenwoordigster van de Raad,
- een vertegenwoordiger van de GI.
De vader is niet verschenen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [de minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[de minderjarige] woont bij de moeder.

Het verzoek

De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] voor de duur van twaalf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De Raad handhaaft het verzoek. [de minderjarige] wordt ernstig in haar ontwikkeling bedreigd. De grootste zorg is dat er sprake is van het ontbreken van contact tussen [de minderjarige] en haar broer en zus, maar ook de voortdurende echtscheidingsstrijd tussen haar ouders baart de Raad zorgen. [de minderjarige] heeft aangegeven dat ze heel graag contact wil met haar broer en zus, maar dit contact komt in het vrijwillig kader niet van de grond. Er moet een veilig en onbelast contact komen waarbij ook zicht is op de situatie bij vader thuis en gewerkt moet worden aan contactherstel tussen [de minderjarige] en haar vader. De veiligheid van moeder moet gewaarborgd zijn. Het is zorgelijk dat beide ouders hierdoor onvoldoende toe kunnen komen aan de opvoedingsbehoeften van [de minderjarige] . De Raad kan er de vinger niet op leggen waarom het contactherstel niet tot stand komt. De ontwikkelingsbedreiging van [de minderjarige] moet worden weggenomen en er dient meer structuur te komen. Er ligt een heleboel angst bij moeder, en beide ouders zeggen dat ze het belang van contact tussen [de minderjarige] en haar broer en zus zien, maar desondanks is dat contact nog niet van de grond gekomen. [de minderjarige] is een meisje met een enorme draagkracht, daarom gaat het ook goed met haar op school. Er is een heel stuk in haar leven wat goed gaat maar toch wordt een deel van haar leven ook beheerst door angst. [de minderjarige] mist een stuk identiteit. Binnen de ondertoezichtstelling zou kunnen worden bewerkstelligd dat er ruimte bij [de minderjarige] ontstaat voor contact met haar vader. Maar daar moet zij dan wel voor open staan en er moet zicht zijn op verbetering.
Door en namens de moeder wordt aangevoerd dat zij achter het verzoek van de Raad staat. De moeder ziet dat [de minderjarige] het contact met haar broer en zus heel erg mist en dat dit vraagstuk haar dagelijkse leven beïnvloedt. Het zal [de minderjarige] veel rust geven als een onafhankelijk iemand met haar mee gaat kijken en zal proberen het contact tussen [de minderjarige] en haar broer en zus weer op te pakken. Ook als vader zich wel weer gaat mengen in het leven van haar en [de minderjarige] door procedures te starten, dan is er ook iemand die op de veiligheid van [de minderjarige] let.
De vader heeft niet gereageerd op het verzoek van de Raad.
Namens de GI wordt opgemerkt dat zij aan de slag kunnen met deze opdracht.

De beoordeling

Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 BW kan de kinderrechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling wanneer die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en;
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
De kinderrechter onderschrijft de zorgen van de Raad omtrent het feit dat het contact tussen [de minderjarige] en haar broer en zus, maar ook tussen haar en haar vader, ontbreekt. Dit is zorgelijk, want voor de ontwikkeling van haar eigen identiteit is het nodig dat [de minderjarige] contact heeft met beide ouders en haar broer en zus.
Tegelijkertijd stelt de kinderrechter vast dat [de minderjarige] reeds drie jaar geen contact met vader heeft gehad. En dat uit het raadsrapport volgt dat zij op dit moment geen enkele opening biedt voor contact met haar vader. Voorts blijkt uit het rapport en na navraag bij de Raad tijdens de mondelinge behandeling dat het momenteel goed gaat met [de minderjarige] . Het gaat goed op school, ze sport en ze heeft hobby’s. Daarnaast kan ze zich helder uiten, ook over het gebrek aan contact met haar broer, zus en vader.
Daarnaast stelt de kinderrechter vast dat de verzoeken van vader zoals ingediend onder kenmerk C/02/391334 FARK 21-5154 en kenmerk C/02/400369 FARK 22-3562 zijn ingetrokken. Deze verzoeken zagen op het vaststellen gezamenlijk gezag, een omgangsregeling en het instellen van een raadsonderzoek.
Tegelijkertijd stelt de kinderrechter vast dat ouders al sinds 2018 een juridische strijd voeren, zoals blijkt uit het raadsrapport. De kinderrechter vraagt zich af of met het intrekken van deze procedure de (juridische) strijd tussen ouders inderdaad voorbij is. Moeder is bovendien erg bang voor vader. Zij zou gevlucht zijn voor vader en is nog steeds angstig dat de vader [de minderjarige] zal meenemen naar Marokko.
Moeder zou het daarom prettig vinden als zij niet meer zelfstandig verantwoordelijk is voor de veiligheid van [de minderjarige] , maar er altijd iemand is die haar beschermt. De kinderrechter heeft begrip voor het standpunt van moeder. Daargelaten wat er exact is gebeurd en of de angsten van moeder terecht zijn, staat vast dat de gebeurtenissen zowel op [de minderjarige] als op moeder een grote impact hebben gehad, die zijn figuurlijke sporen hebben achtergelaten. Bovendien zijn de gebeurtenissen van zodanige ernst, dat er een kloof is ontstaan in het gezin tussen enerzijds moeder en [de minderjarige] en anderzijds vader en de broer en zus van [de minderjarige] .
De kinderrechter leidt uit het raadsrapport af dat vader een andere visie heeft op wat er is gebeurd. Nu vader niet ter gelegenheid van de mondelinge behandeling is verschenen, heeft de kinderrechter het verzoek tot ondertoezichtstelling niet met vader kunnen bespreken. Onduidelijk is aldus hoe het komt dat vader eerst zelf een raadsonderzoek verzoekt, dan ook in het gesprek met de Raad opmerkt dat een ondertoezichtstelling zeker een meerwaarde kan hebben in het herstel van de verhoudingen en communicatie, en zich dan volledig terug trekt.
De kinderrechter stelt daarmee wel vast dat vader in beperkte mate binnen de ondertoezichtstelling betrokken kan worden, nu hij geen gezag heeft. Dit werkt zeer waarschijnlijk in het nadeel van het voornaamste doel van de ondertoezichtstelling, te weten contactherstel tussen [de minderjarige] en haar broer en zus. Haar broer en zus zijn immers na het vertrek van moeder uit Marokko verder door vader opgevoed. Het is dus maar zeer de vraag in hoeverre de broer en zus van [de minderjarige] ruimte voelen om het contact met [de minderjarige] op te bouwen. Zeker als vader geen rol zal spelen in het leven van [de minderjarige] .
Tegelijkertijd wordt door vader opgemerkt dat de broer en zus van [de minderjarige] wel contact met haar willen, maar dat hij niet weet waarom dat contact nog niet tot stand is gekomen. De kinderrechter stelt in dit verband vast dat de broer van [de minderjarige] bijna jongmeerderjarig is. De zus van [de minderjarige] is al jongmeerderjarig. Dat betekent dat zij hun eigen weg gaan volgen en hun eigen leven gaan opbouwen. In hoeverre de broer en zus in dit stadium van hun leven open staan voor contactherstel is onduidelijk. Daarover blijkt in ieder geval niks uit de stukken, en dat is evenmin duidelijk geworden ter gelegenheid van de mondelinge behandeling.
De kinderrechter stelt voorts vast dat moeder belast is met het eenhoofdig gezag. Gesteld wordt dat moeder kan ontregelen als zij geconfronteerd zal worden met vader, maar tegelijkertijd stelt de kinderrechter vast dat uit de stukken blijkt dat moeder een sterke vrouw is, met veel draagkracht. Ook is het moeder, na haar vlucht uit Marokko, gelukt om samen met [de minderjarige] een eigen leven op te bouwen en heeft daartoe ook zelf de nodige hulp ingeschakeld. Ze heeft begeleiding gezocht bij Emergis, voor zowel zichzelf als [de minderjarige] en haar situatie is bekend bij de politie, waar ook veiligheidsafspraken mee zijn gemaakt. Die veiligheidsafspraken lijken adequaat te verlopen, nu op het moment dat er volgens moeder sprake is van een veiligheidsdreiging, zij direct worden verplaatst naar een “Blijf-huis”.
Onder genoemde omstandigheden is er naar het oordeel van de kinderrechter niet voldaan aan de wettelijke criteria voor een ondertoezichtstelling ex artikel 1:255 lid 1 BW.
Weliswaar stelt de kinderrechter met de Raad vast dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging, maar naar het oordeel van de kinderrechter is die niet van dien aard dat die een ondertoezichtstelling rechtvaardigt. Het moet immers gaan om een ernstige ontwikkelingsbedreiging. Gelet op het feit dat moeder belast is met het eenhoofdig gezag en zij een sterke vrouw is, die een veilige omgeving voor [de minderjarige] heeft weten te creëren, waarin [de minderjarige] zich ook naar haar kunnen kan ontwikkelen, is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging geen sprake.
Daarnaast is een van de voorwaarden zoals die door de wet wordt gesteld dat
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor de ouder die het gezag uitoefent, niet of onvoldoende wordt geaccepteerd.De kinderrechter kan dat niet vaststellen. Moeder geeft juist ter gelegenheid van de mondelinge behandeling aan dat zij wenst dat zij hulp krijgt. De enkele stelling dat hulp in het vrijwillig kader niet kan, is onvoldoende. Niet is gebleken welke hulp al is geprobeerd en waarom die dan niet zou werken of welke hulp in het vrijwillig kader wellicht niet beschikbaar zou zijn.
De kinderrechter zal het verzoek van de Raad dan ook afwijzen.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Voorn, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2022 in tegenwoordigheid van mr. A.N.E. Duerink-Bottinga, griffier.
AD
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch