ECLI:NL:RBZWB:2022:7012
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering
In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 28 maart 2022, waarin de toekenning van een WGA-vervolguitkering per 10 december 2020 werd behandeld. Het UWV heeft op 26 september 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan verzoeker een IVA-uitkering werd toegekend per dezelfde datum. Na deze wijziging heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.
De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,00, en de kosten van medische expertise op € 1.742,40, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.501,40 dat het UWV aan verzoeker moet vergoeden.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en is openbaar gemaakt op 23 november 2022.