ECLI:NL:RBZWB:2022:7012

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
24 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_2265
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling UWV in proceskosten na intrekking beroep WIA-uitkering

In deze zaak heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 28 maart 2022, waarin de toekenning van een WGA-vervolguitkering per 10 december 2020 werd behandeld. Het UWV heeft op 26 september 2022 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen, waarbij aan verzoeker een IVA-uitkering werd toegekend per dezelfde datum. Na deze wijziging heeft verzoeker het beroep ingetrokken en verzocht om veroordeling van het UWV in de proceskosten.

De rechtbank heeft, op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), besloten om de behandeling van het verzoek ter zitting achterwege te laten. De rechtbank oordeelt dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen, wat aanleiding geeft om het UWV te veroordelen in de gemaakte proceskosten. De kosten voor rechtsbijstand zijn vastgesteld op € 759,00, en de kosten van medische expertise op € 1.742,40, wat leidt tot een totaalbedrag van € 2.501,40 dat het UWV aan verzoeker moet vergoeden.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoeker dient te vergoeden, waardoor een aparte veroordeling hiervoor niet nodig is. De uitspraak is gedaan door rechter I.M. Josten en is openbaar gemaakt op 23 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/2265WIA
uitspraak van 23 november 2022 van de enkelvoudige kamer op het verzoek om veroordeling in de proceskosten in de zaak tussen

[verzoeker] , te [woonplaats] , verzoeker,

gemachtigde: mr. M.J.H. Roebroek,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

Procesverloop

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 28 maart 2022 (bestreden besluit) van het UWV inzake toekenning van een WGA-vervolguitkering per 10 december 2020 in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Bij besluit van 26 september 2022 heeft het UWV een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen. Aan verzoeker wordt per 10 december 2020 een uitkering ingevolge de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) toegekend.
Vervolgens heeft verzoeker het beroep ingetrokken, met het verzoek het UWV te veroordelen in de proceskosten. Het UWV heeft bij brief van 10 november 2022 gesteld geen inhoudelijke reactie over het verzoek om proceskostenvergoeding in te dienen.
De rechtbank heeft, met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), een behandeling van het verzoek ter zitting achterwege gelaten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank, indien het beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
2. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het besluit van 26 september 2022 dat het UWV aan verzoeker is tegemoetgekomen. Hierin ziet de rechtbank aanleiding het UWV te veroordelen in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 759,00 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1). Voorts komen de kosten van de medische expertise van verzekeringsarts [naam] voor [naam 2] van 25 mei 2022 van €1.742,40 voor vergoeding in aanmerking, zodat de door het UWV aan verzoeker te betalen kosten in totaal uitkomen op € 2.501,40.
Voor de kosten van rechtsbijstand in de bezwaarprocedure heeft het UWV in het besluit van 26 september 2022 al een vergoeding toegekend, zodat de rechtbank die kosten hier buiten beschouwing laat.
3. De rechtbank overweegt ten overvloede dat het UWV op grond van artikel 8:41, zevende lid, van de Awb het griffierecht van € 50,00 aan verzoeker dient te vergoeden, zodat een veroordeling daartoe niet nodig is.

Beslissing

De rechtbank veroordeelt het UWV in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 2.501,40.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I.M. Josten, rechter, in aanwezigheid van R.V. van Vliet, griffier, op 23 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid om deze uitspraak mede te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank.