ECLI:NL:RBZWB:2022:700

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
10 februari 2022
Publicatiedatum
11 februari 2022
Zaaknummer
AWB- 20_10311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over de afwijzing van een verzoek om een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats

In deze zaak heeft eiseres, een gehandicapte vrouw, een verzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis voor de aanleg van een gereserveerde parkeerplaats aan de achterzijde van haar woning. Dit verzoek werd afgewezen in het primaire besluit van 4 mei 2020, en het college verklaarde het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond in het bestreden besluit van 12 november 2020. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft op 14 december 2021 de zaak behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van het college. Eiseres stelde dat de huidige gereserveerde parkeerplaats aan de voorzijde van haar woning, op ongeveer 30 meter afstand, niet adequaat is vanwege haar fysieke beperkingen. Ze heeft een verklaring overgelegd van haar ergotherapeut die haar standpunt ondersteunt.

De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had onderzocht of een omgevingsvergunning verleend kon worden voor het afwijkend gebruik van het bestemmingsplan, en dat het bestreden besluit niet zorgvuldig tot stand was gekomen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het college opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Tevens werd het college veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 1.540,40, inclusief reiskosten voor vervoer met de Valys rolstoeltaxi.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 februari 2022, en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 20/10311 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 februari 2022 in de zaak tussen

[naam eiseres] , te [plaatsnaam] , eiseres

gemachtigde: mr. B.J. van de Wijnckel,
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sluis, verweerder.

Procesverloop

In het besluit van 4 mei 2020 (primair besluit) heeft het college het verzoek van eiseres om een gereserveerde parkeerplaats in te stellen aan de achterzijde van de woning [adres] 19 te [plaatsnaam] afgewezen.
In het besluit van 12 november 2020 (bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het beroep is besproken op de zitting van de rechtbank op 14 december 2021.
Hierbij waren aanwezig eiseres, haar gemachtigde en [naam vertegenwoordiger] namens het college.
De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Overwegingen

Feiten
1. Eiseres is gehandicapt en beschikt over een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats aan de voorzijde van haar woning aan de [adres] 19 te [plaatsnaam] , gelegen op een afstand van ongeveer 30 meter vanaf de woning.
Op 26 juni 2019 heeft zij een verzoek ingediend om een pad aan te leggen vanaf de achterzijde van haar woning naar het bestaande pad dat achter de woning loopt richting de openbare weg. Tevens heeft eiseres verzocht om in de groenstrook achter haar tuin een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen ter vervanging van de huidige gehandicaptenparkeerplaats.
Op 6 september 2019 heeft het college aangegeven dat de achteruitgang kan worden gerealiseerd op kosten van de gemeente.
Bij besluit van 13 december 2019 heeft het college de aanvraag voor een gereserveerde parkeerplaats afgewezen. Daarbij is aangegeven dat het gelet op de geldende beheersverordening ‘Kom [plaatsnaam] ’ niet mogelijk is om een gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen aan de achterzijde van de woning. Het college heeft aangegeven dat het wel mogelijk is om het hoogteverschil bij de huidige gereserveerde parkeerplaats aan te passen, zodat eiseres niet meer de stoep op en af hoeft. Ook is het mogelijk om voor eiseres een parkeerplaats te reserveren op de parkeerstrook aansluitend aan de groenstrook aan de achterzijde van de woning.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij primair besluit van 4 mei 2020 heeft het college een nieuw besluit genomen dat in de plaats treedt van het besluit van 13 december 2019. De aanvraag van eiseres voor een gereserveerde parkeerplaats aan de achterzijde van de woning wordt afgewezen. Het college wijst erop dat de belangen van eiseres niet worden geschaad door het niet verplaatsen van de aan haar eerder toegekende gereserveerde parkeerplaats, die voor eiseres geschikt is te maken. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Op 30 september 2020 is eiseres gehoord op de zitting van de commissie bezwaarschriften.
De commissie bezwaarschriften heeft het college geadviseerd om het bezwaar van eiseres ongegrond te verklaren.
Met het bestreden besluit heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Standpunt eiseres
2. Eiseres stelt zich op het standpunt dat het college op onjuiste gronden en zonder toereikende motivering het verzoek om een gereserveerde parkeerplaats heeft afgewezen. Eiseres wijst erop dat in de ‘Beleidsregels gehandicaptenparkeerkaart en individuele gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Sluis 2012’ (de Beleidsregels) niets is geregeld over het verplaatsen van een toegewezen gehandicaptenparkeerplaats. Het verzoek van eiseres had als een nieuwe aanvraag behandeld moeten worden. Indien de nieuwe aanvraag wordt toegewezen kan de huidige parkeerplaats op grond van artikel 16 van de Beleidsregels komen te vervallen.
Eiseres stelt dat zij voldoende heeft onderbouwd waarom de huidige parkeerplaats niet adequaat is. Zij wijst op de verklaring van 29 december 2020 van haar behandelend ergotherapeut en revalidatiearts van Revant. Eiseres kan de afstand en hoogteverschil gezien haar beperkingen niet overbruggen zonder dat zij zich hierbij fysiek overbelast. Anders dan het college stelt heeft zij wel een belang bij het verplaatsen van gehandicaptenparkeerplaats.
Beoordeling van het geschil
3.1
De rechtbank stelt vast dat eiseres op dit moment de beschikking heeft over een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats aan de voorzijde van haar woning. De afstand tot deze parkeerplaats bedraagt ongeveer 30 meter. De woning van eiseres is hoger gelegen en er is sprake van een hoogteverschil van ongeveer 35 cm.
3.2
Eiseres heeft verzocht om een nieuwe gehandicaptenparkeerplaats aan te leggen in de groenstrook gelegen achter haar tuin. De afstand tot die parkeerplaats is klein en de hellingshoek vanuit haar woning naar de openbare weg kan worden vermeden. Zij heeft ter zitting toegelicht dat haar medische situatie steeds slechter wordt. Een elektronische rolstoel is geen optie voor eiseres omdat die niet in haar auto geplaatst kan worden en haar huis ook niet is aangepast voor een elektrische rolstoel. Haar woning ligt hoger dan de omliggende wegen.
3.3
De rechtbank begrijpt het standpunt van het college aldus dat het aanleggen van een de door eiseres gevraagde parkeerplaats niet mogelijk is omdat het de gronden in het ter plaatse geldende bestemmingsplan zijn bestemd tot ‘groen’. Het aanleggen van parkeerplaatsen is op deze locatie niet toegestaan. Er is volgens het college een alternatieve locatie te weten een bestaande parkeerplaats aan de zijkant van de woning die voor eiseres geschikt is te maken. Eiseres heeft aangegeven dat deze optie niet geschikt is voor haar omdat sprake is van een te grote afstand die overbrugd moet worden en bovendien sprake is van een helling, die zij niet kan overbruggen vanwege haar medische situatie.
3.4
Ter zitting heeft de gemachtigde van het college aangegeven dat onvoldoende is onderkend dat er één aanvraag ligt, maar waarvoor twee vergunningen nodig zijn. Een omgevingsvergunning om de strijdigheid met het bestemmingsplan op te heffen en een verkeersbesluit, inhoudende plaatsing van het bord met daarop aangegeven dat sprake is van een gereserveerde gehandicaptenparkeerplaats.
3.5
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college onvoldoende onderzocht of omgevingsvergunning zou kunnen worden verleend voor het afwijkend gebruik van het bestemmingsplan. Het bestreden besluit is hiermee onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen.
Conclusie
4.1
Het beroep is gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Het college zal daarom een nieuw besluit moeten nemen, rekening houdend met deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
4.2
De rechtbank veroordeelt het college in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. Het college wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 1.518,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 759,00 en een wegingsfactor 1). Verder wordt het college veroordeeld de reiskosten van eiseres voor het vervoer met de Valys rolstoeltaxi te vergoeden, tot een bedrag van € 22,40.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak opnieuw te beslissen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het college op het betaalde griffierecht van € 178,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van
€ 1.540,40.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. de Roo, griffier, op 10 februari 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Wettelijk kader

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)
Artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo bepaalt dat het verboden is om zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan.
In artikel 2.12, eerste lid onder a, van de Wabo staat: voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan:
1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening opgenomen regels inzake afwijking,
2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of
3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke onderbouwing bevat.
Bestemmingsplan ‘Kom [plaatsnaam] ’
Artikel 9.1 van de planregels bepaalt dat de voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
beplantingen, plantsoenen;
speelvoorzieningen en jongerenontmoetingsplaatsen;
voet- en fietspaden;
bermen en bermsloten;
nutsvoorzieningen;
ter plaatse van de aanduiding ‘cultuurhistorisch waardevolle dijk’: voor behoud em herstel van de historische binnendijk;
bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals: voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling; waterelementen; waterberging; overige voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding in het plangebied zoals waterinfiltratie en -transportvoorzieningen en ondergrondse bergbezinkbassins; geluidswerende voorzieningen; beeldende kunst of kunstuitingen; en gedenktekens.
Beleidsregels gehandicaptenparkeerkaart en individuele gehandicaptenparkeerplaatsen gemeente Sluis 2012
Artikel 11 Aanwijzing
Het college kan krachtens een verkeersbesluit als bedoeld in artikel 12 van het BABW en met inachtneming van de artikelen 21 tot en met 29 van het BABW, artikel 2 van de Wegenverkeerswet 1994 en de bepalingen van de Awb op een daartoe strekkend verzoek een individuele gehandicaptenparkeerplaats aanvragen.
Artikel 12 Weigeringsgronden
De individuele gehandicaptenparkeerplaats wordt geweigerd indien:
De aanvrager nite beschikt over een geldige, landelijke of Europese gehandicaptenparkeerkaart, zijnde een bestuurderskaart of een passagierskaart;
De aanvrager beschikt over een passagierskaart en over hulpmiddelen waarmee de afstand tussen de parkeerplaats en het woonadres kan worden overbrugd en/of voor korte tijd alleen kan worden gelaten;
Voor de aanvrager de mogelijkheid bestaat om zelf in een eigen parkeerplaats te voorzien op eigen terrein (garage, oprit e.a.);
Er geen mogelijkheid aanwezig is om binnen een afstand van 50 meter van het woonadres van de aanvrager een individuele gehandicaptenparkeerplaats conform de geldende richtlijnen van het CROW en met inachtneming van de landelijke normen, te realiseren;
De aanwijzing van de individuele gehandicaptenparkeerplaats ter plekke leidt tot een onveilige verkeerssituatie of belemmering van de doorstroming van het overige verkeer;
De parkeerdruk in de omgeving van de aan te wijzen parkeerplaats niet zodanig is dat het aanwijzen van een parkeerplaats als noodzakelijk moet worden beoordeeld.