ECLI:NL:RBZWB:2022:6995

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_3840
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van jeugdhulp op basis van de Jeugdwet en de gevolgen van coronamaatregelen voor de zorgvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022 wordt het beroep van eiser, een jongere met Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en ADHD, beoordeeld. Eiser had eerder een voorziening op grond van de Jeugdwet (Jw) voor 6,5 uur per week, maar het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert heeft in een nieuw besluit van 19 oktober 2020 deze voorziening verlaagd naar 4 uur per week. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het college ongegrond werd verklaard. De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2022 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de verlaging van de uren gerechtvaardigd is, vooral gezien de eerdere indicatie van 6,5 uur. Eiser heeft aangevoerd dat hij meer jeugdhulp nodig heeft, mede door de gevolgen van de coronamaatregelen, die zijn zorgvraag hebben verhoogd. De rechtbank concludeert dat de ingangsdatum van de nieuwe voorziening ten onrechte is vastgesteld op 28 juli 2020 en stelt deze vast op 1 januari 2020, waardoor eiser recht heeft op een persoonsgebonden budget (pgb) van € 9.772,- voor de periode van 1 januari 2020 tot en met 7 september 2021. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de ingangsdatum betreft, maar laat het besluit voor het overige in stand. Het college moet het griffierecht aan eiser vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/3840 JW

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser,

(gemachtigde: [naam] (eisers moeder)),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert(het college), het verweerder,
( [woordvoerder verweerder] ).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser over zijn aanvraag om een voorziening op grond van de Jeugdwet (Jw).
Het college heeft deze voorziening met het besluit van 19 oktober 2020 toegekend. Met het bestreden besluit van 27 juli 2021 op het bezwaar van eiser is het college bij deze toekenning gebleven.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 12 oktober 2022 op zitting behandeld, gelijktijdig met de beroepszaak van eisers broer, [naam 2] (zaaknummer 21/3839). Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

Feiten en omstandigheden
Eiser ( [naam 3] ), geboren op 8 september 2003, heeft een Autisme Spectrum Stoornis (ASS) en ADHD. Hij had tot 1 januari 2020 een voorziening op grond van de Jw voor 6,5 uur per week.
In verband met het aflopen van deze indicatie heeft de jeugdprofessional op 18 oktober 2019 contact heeft gezocht met eisers ouders.
Op 26 november 2019 en 11 augustus 2020 hebben huisbezoeken plaatsgevonden. Bij het laatste huisbezoek was een gedragswetenschapper aanwezig.
Verder is er een gezinsplan deel 1 van 17 januari 2020, een ongedateerd gezinsplan deel 2 (beiden ingediend door het gezin), een gezinsplan deel 2 (ingevuld door de jeugdprofessional en gedragswetenschapper) van 25 september 2020, een ongedateerd door eiser ingevuld activiteitenoverzicht en een eveneens door eiser ingevuld persoonsgebonden budget (pgb) plan van 12 juni 2020.
Besluit van 19 oktober 2020
Bij besluit van 19 oktober 2020 heeft het college aan eiser over de periode van 28 juli 2020 tot 8 september 2021 een Jw-voorziening (individuele begeleiding) voor 4 uur per week toekend, in de vorm van een pgb. Het college heeft het pgb vastgesteld in de
klasse 3: 4 tot 7 uur, dat gelijkstaat aan een bedrag van € 5.720,-.
Het college heeft de voorziening toegekend voor de volgende doelen:
  • Eiser kan zich aan de afspraken houden
  • Eiser kan zijn schooltaken structureren en op tijd afronden
  • Eiser kan van plannen overgaan op actie
  • Eiser kan zijn emoties beter overbrengen zodat hij beter begrepen wordt
Het college stelt dat uit onderzoek is gebleken dat de inzet om deze doelen te behalen
4 uur per week vraagt. De zorg, die volgens eisers urenoverzicht geboden wordt en onder de gestelde doelen van het pgb-plan valt, is:
- Toezien op doen van (school)taken (doel: overgaan tot actie)
= 1,25 uur per week
- Begeleiden (non)verbale interactie rond etenstijd (doel: emotieregulatie)
= 1,25 uur per week
- Ondersteunen met oplossingsgericht denken (doel: overgaan tot actie)
= 1 uur per week
- Doel: [naam 3] kan zijn emoties overbrengen
= 0,5 uur per week
Het resterende aantal uren van 1,25 uur wordt afgewezen. Uit onderzoek is gebleken dat de bovengebruikelijke zorg gekoppeld aan de doelen minder uren vraagt. Daarnaast zijn vragen gerelateerd aan school onderdeel van Passend Onderwijs. Dit maakt dat een lager aantal uren is toegekend dan aangevraagd. De ingangsdatum van de voorziening is gesteld op de datum dat eiser alle benodigde informatie heeft aangeleverd. Dit was op 28 juli 2020. Eiser wordt een pgb toegekend tot en met 7 september 2021, omdat hij op 8 september 2021
18 jaar wordt.
Namens eiser is tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Bestreden besluit
Met het bestreden besluit heeft het college dit bezwaar, onder verwijzing naar het advies van de bezwarencommissie en zijn verweerschrift van 19 mei 2021 en met aanvulling van de motivering, ongegrond verklaard.
Het college heeft aanvullend, met betrekking tot het onderzoek en advies van de gedragswetenschapper, verwezen naar deel 2 van het gezinsplan van 25 september 2020, naar een notitie van de jeugdprofessional van 11 augustus 2020 en een e-mail van de gedragswetenschapper van 9 juli 2021. In deze stukken wordt uitleg gegeven over wat is besproken en geadviseerd tijdens het huisbezoek op 11 augustus 2020 en over de onderzoeksvraag. Hieruit blijkt voorts dat de gedragswetenschapper en de jeugdprofessional samen onderzoek hebben verricht en dat de bevindingen van de gedragswetenschapper aansluiten bij de beschrijving en conclusies in deel 2 van het gezinsplan en het besluit.

Beroepsgronden

Eiser stelt meer jeugdhulp nodig te hebben dan door het college toegekend, zoals blijkt uit het overzicht dat door hem is aangeleverd. Mede gelet op dit overzicht en het gegeven dat hij voordien 6,5 uur per week jeugdhulp ontving, heeft het college volgens eiser onvoldoende gemotiveerd waarom 4 uur voldoende is. Een gedragswetenschapper heeft onderzoek verricht maar dat is niet schriftelijk vastgelegd. Dit is door de bezwarencommissie ook gesignaleerd. De gedragsdeskundige heeft verklaard dat zij achter de conclusies staat maar daaruit blijkt niet wat zij heeft onderzocht en welke bevindingen ertoe hebben geleid dat het aantal uren verlaagd is.
In deel 2 van het gezinsplan van 25 september 2020 en het besluit van 19 oktober 2020 mist voorts een onderbouwing waarom de bovengebruikelijke zorg gekoppeld aan doelen minder uren vraagt.
Eiser kan zich voorts niet verenigen met de ingangsdatum van de jeugdhulp. Eiser heeft tijdens het huisbezoek op 26 november 2019 te kennen gegeven jeugdhulp in de vorm van een pgb te willen aanvragen. Dit kan worden opgevat als een aanvraag. Daarbij is de vertraging in de afhandeling van de aanvraag grotendeels niet aan hem te wijten. Eiser stelt dan ook dat het redelijk is dat ook over de periode tussen de oude en de nieuwe indicatie pgb wordt betaald voor de zorg die geleverd is.
Verder stelt eiser dat hij ten onrechte is ingedeeld in de categorie verbeterbare en/of oplosbare problematiek. Het is niet juist dat gedragsproblematiek als gevolg van ASS en ADHD door behandeling binnen afzienbare tijd is op te lossen. Bepaald gedrag kan worden afgeleerd of bijgestuurd en vaardigheden kunnen worden getraind. Het beleid van het college dat autisme kan worden ingedeeld in verbeterbare/oplosbare problematiek waarbij de hulpvraag binnen een jaar is op te lossen is dan ook onredelijk. Deze indeling kan gevolgen hebben voor eventuele toekomstige hulpaanvragen.
Tot slot stelt eiser dat er ten onrechte geen rekening gehouden is met de gevolgen van de coronamaatregelen waardoor de zorgvraag hoger was. Door de onlinelessen had eiser veel hulp nodig bij het plannen en structuren van de schooltaken, die normaal worden verdeeld tussen zijn ouders en de school. Daarnaast had eiser veel lichamelijke onrust omdat hij zijn energie niet in zijn normale gestructureerde dag kwijt kon en niet in staat was zijn problemen zelf op te pakken. Dit leidde tot frustraties en irritaties bij hem en de rest van het gezin. Er is met eiser een hele nieuwe dagstructuur opgezet en getraind.

Verweer

Het college heeft in reactie op de beroepsgronden gesteld dat zijn onderzoek zorgvuldig is geweest en voldoet aan de criteria (het stappenplan) die de Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft gesteld.
Tijdens het huisbezoek is door de jeugdprofessional de hulpvraag en problematiek in kaart gebracht (stap 1 en 2). Dit blijkt uit delen 1 en 2 van het gezinsplan.
Vervolgens is over de noodzakelijke hulp naar aard en omvang (stap 3 en 4) contact geweest met zorgaanbieder [zorgaanbieder] en is advies aan een gedragswetenschapper gevraagd. De gedragswetenschapper en de jeugdprofessional hebben met eisers ouders gesproken over de doelen, passend bij de hulpvraag, zodat eiser gezond en veilig op kan groeien, kan groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam is en maatschappelijk kan participeren. Hierbij is rekening gehouden met wat eisers ouders en het netwerk op eigen kracht kunnen bieden. De gedragswetenschapper heeft tijdens het huisbezoek toegelicht welke doelen passen bij de ouderrol en welke doelen gericht zijn op eisers problematiek en het behalen van de gestelde doelen.
Uit het besluit van 19 oktober 2020 en deel 2 van het gezinsplan blijkt voor welke activiteiten hoeveel tijd is toegekend en waarom wordt afgeweken van de aangevraagde
5,25 uur per week.
Eiser heeft in het pgb-plan 5,25 uur aangevraagd en een pgb van € 5.460,-. Er is 4 uur toegekend. Dit aantal uren valt in dezelfde klasse, klasse 3: 4 tot 7 uur, als het aantal uren dat is aangevraagd met een totaalbudget van € 5.720,-. Volgens het college heeft eiser dan ook geen belang bij een inhoudelijk oordeel over de omvang van het pgb.
Met betrekking tot het toekennen van minder uren dan in het verleden stelt het college dat hij bij een (vervolg) hulpvraag onderzoek doet naar de benodigde jeugdhulp. Er is eind 2017 voor het laatst onderzoek gedaan naar de benodigde jeugdhulp voor eiser. Het pgb is administratief verlengd voor het jaar 2019. Ten tijde van de hulpvraag was eiser ruim
twee jaar ouder en in deze periode is gewerkt aan het behalen van de gestelde doelen. Er is daarop opnieuw onderzoek gedaan naar de hulpvraag, de passende jeugdhulp en (de omvang van) het pgb.
Ten aanzien van het advies van de gedragswetenschapper stelt het college dat hij heeft voldaan aan de vergewisplicht. De gestelde onderzoeksvraag aan de gedragswetenschapper is duidelijk: zij adviseert over de te beschikken zorg op basis van het dossier en eventueel aanvullend onderzoek. De gedragswetenschapper is aangesloten bij het huisbezoek. Zij heeft in haar e-mail van 9 juli 2021 aangegeven dat zij samen met de jeugdprofessional onderzoek heeft verricht en dat de bevindingen aansluiten bij de beschrijving en conclusies in deel 2 van het gezinsplan en het besluit.
Het college stelt verder dat er tot het aanleveren van gegevens, op 28 juli 2020, onvoldoende informatie was aangeleverd door eiser voor het afronden van het onderzoek en dat daarom niet kan worden gesproken van een aanvraag. Pas wanneer het onderzoek en het gesprek zijn afgerond kan er een aanvraag niet vrij toegankelijke zorg worden ingediend. Dat volgt uit artikel 10 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Zundert 2019 (Verordening). Daarom is 28 juli 2020 als aanvraagdatum gekozen.
In de Verordening of het beleid is niets bepaald over de ingangsdatum van een voorziening. Het college heeft de datum van de aanvraag als ingangsdatum gekozen, omdat toen alle informatie beschikbaar was.
Het college heeft vastgesteld dat eisers problematiek onder verbeterbare problematiek valt, omdat de gestelde doelen ervoor kunnen zorgen dat de hulpvraag wordt opgelost en er dus verbetering mogelijk is. Omdat er sprake is van verbeterbare problematiek zou aan eiser een pgb zijn toegekend voor een jaar, conform artikel 7 van de Beleidsregels Persoonsgebonden budget jeugdhulp gemeente Zundert (Beleidsregels). Omdat hij op 8 september 2021 18 jaar is geworden is een uitzondering gemaakt, is de termijn van een jaar verlengd met zes weken en aan hem tot die datum een indicatie verstrekt.

Juridisch kader

De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Beoordeling door de rechtbank

De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of het college op goede gronden aan eiser over de periode van 28 juli 2020 tot en met 7 september 2021 een voorziening op grond van de Jw heeft toegekend voor 4 uur per week en een pgb van € 6.371,44.
De te beoordelen periode betreft derhalve de periode van 28 juli 2020 tot en met
7 september 2021.
Procesbelang
Omdat het gaat om een afgesloten periode in het verleden dient allereerst te worden beoordeeld of eiser nog een belang heeft bij een beoordeling van die periode.
Procesbelang is het belang dat bij de uitkomst van een procedure moet bestaan. Daarbij gaat het erom of het doel dat belanghebbende voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hem van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
In beginsel geldt dat geen procesbelang kan zijn gelegen in de beoordeling van een reeds verstreken periode, tenzij sprake is van een onderbouwd verzoek om schadevergoeding, dan wel een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit van belang kan zijn voor een toekomstige periode.
Het college heeft gesteld dat eiser geen procesbelang heeft. Eiser heeft in het pgb-plan van 12 juni 2020 verzocht om 5,25 uur en een pgb van € 5.460,-. Het college heeft 4 uur toegekend, klasse 3: 4 tot 7 uur, dat gelijkstaat aan een pgb van € 5.720,-. Ook al zou aan eiser 5,25 uur worden toegekend dan leidt dat volgens het college niet tot een hoger pgb.
Ter zitting is namens eiser gesteld dat hij, omdat hij vanwege zijn leeftijd geen recht meer heeft op voorzieningen op grond van de Jw, bij het college voorzieningen op grond van de Wet maatschappelijk ondersteuning (Wmo) heeft aangevraagd. Bij de beoordeling van die aanvraag wordt volgens eiser rekening gehouden met de uren die eerder op grond van de Jw zijn toegekend.
Het college heeft toegelicht dat de Wmo-aanvraag zelfstandig wordt beoordeeld maar dat het kan zijn dat de eerdere Jw-indicatie daarbij wordt betrokken. In ieder geval is die Jw-indicatie gedeeld met de beoordelaar van de Wmo-aanvraag.
Naar het oordeel van de rechtbank kan gelet hierop niet worden uitgesloten dat de in geding zijnde Jw-indicatie gevolgen kan hebben voor de toekenning van Wmo-voorzieningen. Eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank daarom een voldoende procesbelang bij een inhoudelijk oordeel over het bestreden besluit.
Coronapandemie
Eiser heeft aangevoerd dat er te weinig rekening is gehouden met de gevolgen van de coronamaatregelen, waardoor hij en zijn broers en zus niet naar school konden. Hierdoor was de zorgvraag hoger.
Ter zitting is namens eiser toegelicht dat met deze stelling niet beoogd is aan te voeren dat meer uren toegekend hadden moeten worden, maar dat het daardoor langer heeft geduurd om formulieren, zoals het gezins- en pgb-plan, in te dienen.
Ingangsdatum
Het college heeft de ingangsdatum van eisers Jw-voorziening bepaald op 28 juli 2020, omdat dat het moment is waarop alle benodigde informatie, waaronder het pgb-plan, door eiser was aangeleverd.
Het college erkent dat er in de Verordening of het beleid niets is vastgelegd over de ingangsdatum van een voorziening. Hij heeft voor wat betreft het doen van een aanvraag aangesloten bij artikel 10 van de Verordening en als ingangsdatum de datum waarop de benodigde informatie was aangeleverd gehanteerd.
In artikel 10 van de Verordening is onder meer bepaald dat een aanvraag niet vrij toegankelijke zorg schriftelijk
kanworden ingediend, nadat het onderzoek en het gesprek met de jeugdprofessional zijn afgerond. Een voor akkoord ondertekend gezinsplan
kanworden aangemerkt als een aanvraag.
De rechtbank stelt vast dat de Jw geen aanvraagprocedure kent, die afwijkt van de bepalingen die hierover in de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zijn opgenomen. Ook voormeld artikel in de Verordening kan niet als zodanig worden aangemerkt. Op grond van de Awb is een aanvraag vormvrij. Er dienen bij een aanvraag wel bepaalde gegevens te worden overgelegd maar een incomplete aanvraag kan worden aangevuld.
De rechtbank is van oordeel dat in november 2019 – tijdens het huisbezoek – al duidelijk was dat eiser nog steeds een hulpvraag had en voortzetting van zijn Jw-voorziening wenste. Met het gezinsplan deel 1 van 17 januari 2020 werd duidelijker wat die hulpvraag van eiser was en welke jeugdhulp hij voor ogen had. Naar het oordeel van de rechtbank kan dat gezinsplan, gelet op de bepalingen in de Awb en mede gelet op artikel 10 van de Verordening, worden aangemerkt als een aanvraag. De rechtbank ziet dan ook aanleiding om uit te gaan van een eerdere ingangsdatum dan 28 juli 2020, die het college heeft aangehouden, en acht het, gelet op de data van voormeld huisbezoek en gezinsplan, redelijk om aan te sluiten bij de einddatum van de vorige Jw-indicatie, 1 januari 2020.
Onderzoek
Over het onderzoek dat het college dient te verrichten als een aanvraag om jeugdhulp wordt ingediend en welke stappen daarin dienen te worden genomen (het stappenplan), heeft de CRvB in de uitspraak van 1 mei 2017 [1] overwogen:
‘Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met artikel 2.3 van de Jeugdwet volgt dat het bestuursorgaan voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over jeugdhulp van belang zijnde feiten en af te wegen belangen. Dit brengt met zich mee dat wanneer een jeugdige of een ouder zich meldt met een vraag voor jeugdhulp het college allereerst moet vaststellen wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder is. Vervolgens zal het college moeten vaststellen of sprake is van opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en zo ja, welke problemen en stoornissen dat zijn. Eerst wanneer de problemen en stoornissen zijn vastgesteld, kan worden bepaald welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Nadat de noodzakelijke hulp in kaart is gebracht, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Slechts voor zover die mogelijkheden ontoereikend zijn dient het college een voorziening van jeugdhulp te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige hulp, dan wel jeugdhulp specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet mogen ontbreken.’
Het college heeft bij het onderzoek naar de benodigde jeugdhulp voor eiser advies gevraagd aan een gedragswetenschapper. Deze is betrokken geweest bij de totstandkoming van deel 2 van het gezinsplan van 25 september 2020. Naar het oordeel van de rechtbank is in het gezinsplan (onderdelen 1 en 2) eisers hulpvraag en zijn opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen voldoende in kaart gebracht. Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank in voormeld deel 2 van het gezinsplan inzichtelijk gemaakt welke hulp voor eiser noodzakelijk is naar aard en omvang om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid, voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren. Per activiteit is aangegeven onder welk doel van het pgb-plan dat valt en de tijd die daarvoor wordt toegekend. In totaal gaat het om 4 uur per week.
Dat de gedragswetenschapper niet een eigen rapport heeft gemaakt maakt het onderzoek van het college naar het oordeel van de rechtbank, anders dan eiser heeft aangevoerd, niet onzorgvuldig. De gedragswetenschapper heeft in de e-mail van 9 juli 2021 aangegeven dat zij achter deel 2 van het gezinsplan van 25 september 2020 en het besluit van 19 oktober 2020 staat.
Eiser heeft gesteld dat het aantal toegekende uren van 4 uur per week te weinig is en dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat dat aantal uren volstaat. Eiser verwijst naar het door hem zelf opgestelde overzicht en het gegeven dat hij voorheen 6,5 uur per week aan pgb had. Volgens eiser had 6,5 uur per week toegekend moeten worden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college afdoende gemotiveerd waarom er een lager aantal uren is toegekend dan voorheen. Omdat er eind 2017 voor het laatst onderzoek is gedaan naar de benodigde jeugdhulp voor eiser, hij ten tijde van de hulpvraag ruim twee jaar ouder was en in deze periode is gewerkt aan het behalen van de gestelde doelen, is nieuw onderzoek verricht – het thans in geding zijnde onderzoek.
De rechtbank is van oordeel dat, alhoewel summier vastgelegd, uit deel 2 van het gezinsplan van 25 september 2020, de notitie van de jeugdprofessional van 11 augustus 2020 en de tijd die het college voor bepaalde doelen en activiteiten heeft toegekend, kan worden afgeleid voor welke activiteiten het college geen voorziening heeft toegekend en dat de reden daarvoor is dat die onder de ouderrol/niet boven gebruikelijke zorg vallen of onderdeel van de taak van de school zijn.
De rechtbank ziet dan ook geen reden voor de conclusie dat het onderzoek van het college niet zorgvuldig is geweest noch dat aan eiser te weinig jeugdhulp is toegekend.
Duur
In artikel 7 van de Beleidsregels is bepaald dat onder jeugdigen met verbeterbare en/of oplosbare problematiek jeugdigen vallen met onder meer GGz geclassificeerde problematiek (onder meer gedragsstoornissen, autisme, ADHD, ADD en andere stoornissen opgenomen in de DSM) en sociaal-emotionele problematiek. Het doel van de informele zorg bij verbeterbare problematiek is dat de problematiek aan het eind van de pgb-periode is opgelost, dan wel sterk verminderd. De duur van de indicatieperiode van jeugdhulp is maximaal één jaar voor jeugdigen met verbeterbare of oplosbare problematiek. De verwachting is dat binnen het jaar de zorgvraag is opgelost dan wel sterk is verbeterd, in principe wordt het pgb voor informele zorg bij verbeterbare problematiek eenmalig verstrekt en niet verlengd. Indien blijkt dat na afloop van de indicatieperiode het pgb niet heeft geleid tot verbetering van de problematiek kan dit een reden zijn om geen vervolg toe te kennen op het pgb.
Eiser heeft gesteld dat hij ten onrechte is ingedeeld in de categorie verbeterbare/oplosbare problematiek. Dat kan gevolgen hebben voor toekomstige aanvragen.
Dat eiser ASS en ADHD heeft en daardoor gedragsproblematiek staat buiten kijf, maar dat betekent niet dat hij bepaalde doelen niet kan behalen en zijn hulpvraag kan veranderen/ verbeteren. Zoals eiser in beroep ook heeft erkend kan bepaald gedrag worden afgeleerd of bijgestuurd en kunnen vaardigheden worden getraind. Het college heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook kunnen stellen dat eiser valt onder de jeugdigen met verbeterbare en/of oplosbare problematiek.
Keuze voor pgb
Eiser heeft gesteld dat zijn keuze voor een pgb door het college ontoelaatbaar is ingeperkt.
De rechtbank ziet geen reden voor het oordeel dat daarvan sprake is. Aan eiser is namelijk een pgb toegekend.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover het de ingangsdatum van eisers voorziening op grond van de Jw betreft en laat dat besluit voor het overige in stand.
De rechtbank ziet reden om zelf een beslissing over de ingangsdatum van eisers Jw-voorziening te nemen en stelt deze op 1 januari 2020. Dat betekent dat eiser over de periode van 1 januari 2020 tot en met 7 september 2021 recht heeft op een pgb voor jeugdhulp. Uitgaande van het pgb van € 5.720,- voor een jaar, bedraagt dat pgb (afgerond) € 9.772,- ((€ 5.720,- : 12 x 8,5 =) € 4.052,- + € 5.720,-). De rechtbank zal het bestreden besluit dus in zoverre vernietigen en de uitspraak komt in zoverre in plaats van het bestreden besluit.
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiser vergoeden. Er is niet gebleken dat er sprake is van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking kunnen komen. Een proceskostenveroordeling laat de rechtbank daarom achterwege.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 27 juli 2021 voor zover het de ingangsdatum van de aan eiser toegekende voorziening op grond van de Jw betreft;
- herroept het besluit van 19 oktober 2020 en bepaalt dat eiser over de periode van
1 januari 2020 tot en met 7 september 2021 recht heeft op een voorziening (individuele begeleiding) op grond van de Jw voor 4 uur per week, in de vorm van een pgb ten bedrage van € 9.772,-;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 49,- aan eiser moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van
mr. H.D. Sebel, griffier op 23 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl..
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 1:3
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Jeugdwet
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– jeugdhulp:
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;
– opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:
1°. psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en
3°. een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
Artikel 2.3
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
4. Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
Artikel 8.1.1
1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.
3. Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
4. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:
a. voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening, of
b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 8.1.4, eerste lid, onderdeel a, d of e.
Verordening jeugdhulp gemeente Zundert 2019
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
f. melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;
Artikel 4
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college ten behoeve hiervan voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.
3. Het college maakt binnen een termijn van twee weken een afspraak voor een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders.
Artikel 5
1. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk in een gesprek tussen de jeugdhulpprofessional en de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
c. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
d. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;
e. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.
f. hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
g. indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
2. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verlenen daarnaast medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.
3. In overleg met de jeugdige en/of zijn ouders kunnen desgewenst ook andere deskundigen aan het gesprek deelnemen.
4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen, voor zover aan de orde, toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
5. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
6. Indien de jeugdige en/of zijn ouders de verstrekking van een pgb wensen, wordt dit in het gezinsplan vastgelegd.
7. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek of anderszins afwijken van het bepaalde in dit artikel.
Artikel 6
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en gesprek, bedoeld in de artikel 5 en legt dit vast in het gezinsplan.
2. In het gezinsplan worden, onder regie van de jeugdige en/of zijn ouders en met ondersteuning van de jeugdhulpprofessional, de zorgvraag en de gezamenlijke doelen die worden nagestreefd in kaart gebracht. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt ook aandacht besteed aan het cliëntenprofiel.
3. Het college rondt het gezinsplan binnen zestien weken na de melding af.
4. Het gezinsplan wordt door de jeugdige en/of zijn ouders en het college ondertekend.
Artikel 10
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag niet vrij toegankelijke zorg schriftelijk indienen bij het college, nadat onderzoek en gesprek als bedoeld in artikel 5 zijn afgerond.
2. Het college kan een door de jeugdige en/of ouders mede voor akkoord ondertekend gezinsplan aanmerken als een aanvraag.
3. Het college kan -mits sprake is van een door de jeugdige en/of ouders medeondertekend gezinsplan- beslissen dat dit gezinsplan wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval zendt het college het gezinsplan toe onder vermelding van de mogelijkheid tot bezwaar.
4. Het bepaalde in het derde lid lijdt tot uitzondering:
a. bij weigering van een gevraagde vorm van niet vrij toegankelijke zorg;
b. indien de niet vrij toegankelijke zorg bestaat uit de toekenning van financiële middelen zoals een pgb.
Beleidsregels persoonsgebonden budget jeugdhulp gemeente Zundert 2021
Artikel 7
Jeugdigen met verbeterbare en/of oplosbare problematiek. Onder deze doelgroep vallen jeugdigen met onder meer GGz geclassificeerde problematiek (onder meer gedragsstoornissen, autisme, ADHD, ADD en andere stoornissen opgenomen in de DSM) en sociaal-emotionele problematiek.
a. Doel met informele zorg bij verbeterbare problematiek is dat de problematiek aan het eind van de PGB periode is opgelost, dan wel sterk verminderd. Hiertoe worden door aanvrager een concrete, methodische aanpak omschreven waar vanuit informele zorg wordt gewerkt aan:
i. Oplossing of verbetering van de problematiek van de jeugdige;
ii. Acceptatie in omgang met de problematiek door het gezin;
iii. Versteviging van het netwerk, zodat na de looptijd van het persoonsgebonden budget (meer) gesteund kan worden op het sociaal netwerk.
b. De duur van de indicatieperiode van jeugdhulp is maximaal 1 jaar voor jeugdigen met verbeterbare of oplosbare problematiek. Verwachting is dat binnen het jaar de zorgvraag is opgelost dan wel sterk verbeterd, in principe wordt het persoonsgebonden budget voor informele zorg bij verbeterbare problematiek eenmalig verstrekt en niet verlengd. Indien blijkt dat na afloop van de indicatieperiode blijkt dat het persoonsgebonden budget niet heeft geleid tot verbetering van de problematiek kan dit een reden zijn om geen vervolg toe te kennen op het persoonsgebonden budget;
c. Hoogte van het vastgestelde informele tarief;
d. Aanvrager maakt in een regionaal vastgesteld format een inschatting van het aantal uur dat in een gemiddelde week zorg en ondersteuning noodzakelijk is die naar mening van ouders gangbare opvoeding overstijgt. In deze inschatting wordt aangegeven:
i. welk deel van de zorg en ondersteuning geboden wordt door ouders op basis van vrijwilligheid (niet vergoed);
ii. welk deel van de zorg en ondersteuning geboden wordt door het sociaal netwerk op basis van vrijwilligheid (niet vergoed);
iii. op welke wijze het gewenst aantal - door middel van het informeel tarief persoonsgebonden budget vergoedde - uren wordt ingezet.
Het onder iii aangeven uren leidt tot een aantal uren dat valt binnen één van de in tabel 2 opgenomen bandbreedten. Het bij de klasse behorende tarief is wat eenmalig wordt beschikt bij honorering van het persoonsgebonden budget. Het aantal vergoedde uren is voor jeugdigen met verbeterbare problematiek gemaximeerd op 10 uur per week. (…)
Artikel 8
Wanneer aanvrager en Jeugdprofessional van mening verschillen over het aantal beschikte uren, wordt de volgende procedure in acht genomen:
a. Gesprek met de Jeugdprofessional. In eerste instantie wordt in een gesprek tussen aanvrager en Jeugdprofessionals getracht om nader tot elkaar te komen.
b. Observatie thuis en op school door de Jeugdprofessional. Wanneer de Jeugdprofessional van mening is dat het aantal opgegeven uren niet past bij de zorgvraag, behoort het tot de mogelijkheden dat de Jeugdprofessional thuis, in het netwerk en op school de jeugdige observeert in zijn gedrag, en ouders observeert in hun aanpak. Op basis van de observatie kan de Jeugdprofessional ouders, netwerk en onderwijzer adviseren in een effectieve(re) aanpak van de problematiek.
c. Deskundige. Aanvrager en Jeugdprofessional kunnen gebruik maken van een deskundige, die ingevoerd is in het jeugdstelsel van West-Brabant West inclusief de wijze van toekenning van het persoonsgebonden budget. De deskundige adviseert over de te beschikken zorg op basis van het dossier en eventueel aanvullend onderzoek.
d. Beschikking. Wanneer voorgaande interventies niet leiden tot overeenstemming, neemt de gemeente eenzijdig een besluit over het toe te kennen PGB en brengt ouders op de hoogte door middel van een beschikking. Aanvrager kan tegen dit besluit bezwaar aantekenen.

Voetnoten