Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
1. Onder besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
2. Onder beschikking wordt verstaan: een besluit dat niet van algemene strekking is, met inbegrip van de afwijzing van een aanvraag daarvan.
3. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een belanghebbende, een besluit te nemen.
Artikel 1.1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
– jeugdhulp:
1°. ondersteuning van en hulp en zorg, niet zijnde preventie, aan jeugdigen en hun ouders bij het verminderen, stabiliseren, behandelen en opheffen van of omgaan met de gevolgen van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. het bevorderen van de deelname aan het maatschappelijk verkeer en van het zelfstandig functioneren van jeugdigen met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem en die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt, en
3°. het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van de persoonlijke verzorging gericht op het opheffen van een tekort aan zelfredzaamheid bij jeugdigen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking, die de leeftijd van achttien jaar nog niet hebben bereikt,
met dien verstande dat de leeftijdgrens van achttien jaar niet geldt voor jeugdhulp in het kader van jeugdstrafrecht;
– opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen:
1°. psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen;
2°. beperkingen in de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie in verband met een somatische, verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, en
3°. een tekort aan zelfredzaamheid in verband met een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke beperking of een somatische of psychiatrische aandoening of beperking bij een jeugdige die de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt;
1. Indien naar het oordeel van het college een jeugdige of een ouder jeugdhulp nodig heeft in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen en voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, treft het college ten behoeve van de jeugdige die zijn woonplaats heeft binnen zijn gemeente, voorzieningen op het gebied van jeugdhulp en waarborgt het college een deskundige toeleiding naar, advisering over, bepaling van en het inzetten van de aangewezen voorziening, waardoor de jeugdige in staat wordt gesteld:
a. gezond en veilig op te groeien;
b. te groeien naar zelfstandigheid, en
c. voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren,
rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau.
4. Het college houdt bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp redelijkerwijs rekening met:
a. behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige en zijn ouders, en
b. de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders.
1. Indien de jeugdige of zijn ouders dit wensen, verstrekt het college hun een persoonsgebonden budget dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken.
2. Een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, indien:
a. de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;
b. de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, niet passend achten; en
c. naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.
3. Bij verordening kan worden bepaald onder welke voorwaarden de persoon aan wie een persoonsgebonden budget wordt verstrekt, de jeugdhulp kan betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk.
4. Het college kan een persoonsgebonden budget weigeren:
a. voor zover de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de individuele voorziening, of
b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan artikel 8.1.4, eerste lid, onderdeel a, d of e.
Verordening jeugdhulp gemeente Zundert 2019
Artikel 1
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
f. melding: melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 4, eerste lid;
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een behoefte aan jeugdhulp melden bij het college. Als de jeugdige en/of zijn ouders daarom verzoeken, zorgt het college ten behoeve hiervan voor ondersteuning bij het verhelderen van de ondersteuningsbehoefte.
3. Het college maakt binnen een termijn van twee weken een afspraak voor een gesprek met de jeugdige en/of zijn ouders.
1. Het college onderzoekt zo spoedig mogelijk in een gesprek tussen de jeugdhulpprofessional en de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger:
a. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en/of zijn ouders, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
b. het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;
c. welke ondersteuning, hulp en zorg naar aard en omvang nodig zijn voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
d. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en de personen die tot hun sociale omgeving behoren toereikend zijn om zelf de nodige ondersteuning, hulp en zorg te kunnen bieden;
e. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg.
f. hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en
g. indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
2. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger verschaffen het college de gegevens en bescheiden die voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders verlenen daarnaast medewerking aan het uitvoeren van het onderzoek.
3. In overleg met de jeugdige en/of zijn ouders kunnen desgewenst ook andere deskundigen aan het gesprek deelnemen.
4. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt hen, voor zover aan de orde, toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken.
5. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
6. Indien de jeugdige en/of zijn ouders de verstrekking van een pgb wensen, wordt dit in het gezinsplan vastgelegd.
7. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek of anderszins afwijken van het bepaalde in dit artikel.
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek en gesprek, bedoeld in de artikel 5 en legt dit vast in het gezinsplan.
2. In het gezinsplan worden, onder regie van de jeugdige en/of zijn ouders en met ondersteuning van de jeugdhulpprofessional, de zorgvraag en de gezamenlijke doelen die worden nagestreefd in kaart gebracht. Afhankelijk van de aard van de problematiek wordt ook aandacht besteed aan het cliëntenprofiel.
3. Het college rondt het gezinsplan binnen zestien weken na de melding af.
4. Het gezinsplan wordt door de jeugdige en/of zijn ouders en het college ondertekend.
1. Jeugdigen en/of ouders kunnen een aanvraag niet vrij toegankelijke zorg schriftelijk indienen bij het college, nadat onderzoek en gesprek als bedoeld in artikel 5 zijn afgerond.
2. Het college kan een door de jeugdige en/of ouders mede voor akkoord ondertekend gezinsplan aanmerken als een aanvraag.
3. Het college kan -mits sprake is van een door de jeugdige en/of ouders medeondertekend gezinsplan- beslissen dat dit gezinsplan wordt aangemerkt als een beschikking als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht. In dat geval zendt het college het gezinsplan toe onder vermelding van de mogelijkheid tot bezwaar.
4. Het bepaalde in het derde lid lijdt tot uitzondering:
a. bij weigering van een gevraagde vorm van niet vrij toegankelijke zorg;
b. indien de niet vrij toegankelijke zorg bestaat uit de toekenning van financiële middelen zoals een pgb.
Beleidsregels persoonsgebonden budget jeugdhulp gemeente Zundert 2021
Artikel 7
Jeugdigen met verbeterbare en/of oplosbare problematiek. Onder deze doelgroep vallen jeugdigen met onder meer GGz geclassificeerde problematiek (onder meer gedragsstoornissen, autisme, ADHD, ADD en andere stoornissen opgenomen in de DSM) en sociaal-emotionele problematiek.
a. Doel met informele zorg bij verbeterbare problematiek is dat de problematiek aan het eind van de PGB periode is opgelost, dan wel sterk verminderd. Hiertoe worden door aanvrager een concrete, methodische aanpak omschreven waar vanuit informele zorg wordt gewerkt aan:
i. Oplossing of verbetering van de problematiek van de jeugdige;
ii. Acceptatie in omgang met de problematiek door het gezin;
iii. Versteviging van het netwerk, zodat na de looptijd van het persoonsgebonden budget (meer) gesteund kan worden op het sociaal netwerk.
b. De duur van de indicatieperiode van jeugdhulp is maximaal 1 jaar voor jeugdigen met verbeterbare of oplosbare problematiek. Verwachting is dat binnen het jaar de zorgvraag is opgelost dan wel sterk verbeterd, in principe wordt het persoonsgebonden budget voor informele zorg bij verbeterbare problematiek eenmalig verstrekt en niet verlengd. Indien blijkt dat na afloop van de indicatieperiode blijkt dat het persoonsgebonden budget niet heeft geleid tot verbetering van de problematiek kan dit een reden zijn om geen vervolg toe te kennen op het persoonsgebonden budget;
c. Hoogte van het vastgestelde informele tarief;
d. Aanvrager maakt in een regionaal vastgesteld format een inschatting van het aantal uur dat in een gemiddelde week zorg en ondersteuning noodzakelijk is die naar mening van ouders gangbare opvoeding overstijgt. In deze inschatting wordt aangegeven:
i. welk deel van de zorg en ondersteuning geboden wordt door ouders op basis van vrijwilligheid (niet vergoed);
ii. welk deel van de zorg en ondersteuning geboden wordt door het sociaal netwerk op basis van vrijwilligheid (niet vergoed);
iii. op welke wijze het gewenst aantal - door middel van het informeel tarief persoonsgebonden budget vergoedde - uren wordt ingezet.
Het onder iii aangeven uren leidt tot een aantal uren dat valt binnen één van de in tabel 2 opgenomen bandbreedten. Het bij de klasse behorende tarief is wat eenmalig wordt beschikt bij honorering van het persoonsgebonden budget. Het aantal vergoedde uren is voor jeugdigen met verbeterbare problematiek gemaximeerd op 10 uur per week. (…)
Artikel 8
Wanneer aanvrager en Jeugdprofessional van mening verschillen over het aantal beschikte uren, wordt de volgende procedure in acht genomen:
a. Gesprek met de Jeugdprofessional. In eerste instantie wordt in een gesprek tussen aanvrager en Jeugdprofessionals getracht om nader tot elkaar te komen.
b. Observatie thuis en op school door de Jeugdprofessional. Wanneer de Jeugdprofessional van mening is dat het aantal opgegeven uren niet past bij de zorgvraag, behoort het tot de mogelijkheden dat de Jeugdprofessional thuis, in het netwerk en op school de jeugdige observeert in zijn gedrag, en ouders observeert in hun aanpak. Op basis van de observatie kan de Jeugdprofessional ouders, netwerk en onderwijzer adviseren in een effectieve(re) aanpak van de problematiek.
c. Deskundige. Aanvrager en Jeugdprofessional kunnen gebruik maken van een deskundige, die ingevoerd is in het jeugdstelsel van West-Brabant West inclusief de wijze van toekenning van het persoonsgebonden budget. De deskundige adviseert over de te beschikken zorg op basis van het dossier en eventueel aanvullend onderzoek.
d. Beschikking. Wanneer voorgaande interventies niet leiden tot overeenstemming, neemt de gemeente eenzijdig een besluit over het toe te kennen PGB en brengt ouders op de hoogte door middel van een beschikking. Aanvrager kan tegen dit besluit bezwaar aantekenen.