Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een ontnemingszaak tegen betrokkene, die eerder was veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt, diefstal van elektriciteit en het gebruik van valse geschriften. De officier van justitie vorderde ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel, dat door betrokkene zou zijn behaald uit hennepteelt. De rechtbank heeft vastgesteld dat betrokkene een voordeel van € 46.000,00 heeft genoten, gebaseerd op zijn verklaring dat hij per oogst € 2.000,00 verdiende en het aantal oogsten dat heeft plaatsgevonden. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege schending van het gelijkheidsbeginsel en onduidelijkheid over de vordering. De rechtbank verwierp dit verweer en oordeelde dat de rol van betrokkene wezenlijk anders was dan die van medeverdachten, waardoor er geen sprake was van schending van het gelijkheidsbeginsel.
De rechtbank schatte het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 44.000,00, rekening houdend met het aantal oogsten in alle woningen. Daarnaast werden de vorderingen van benadeelde partijen in mindering gebracht op het geschatte voordeel. Uiteindelijk werd het ontnemingsbedrag vastgesteld op € 19.469,36, dat betrokkene aan de Staat moest betalen. De rechtbank legde ook de verplichting op tot betaling van dit bedrag en bepaalde de duur van de gijzeling bij niet-betaling. Dit vonnis is uitgesproken ter openbare zitting op 24 november 2022.