ECLI:NL:RBZWB:2022:6954
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van leges bij aanvraag omgevingsvergunning en akkoordverklaring
In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022, wordt het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar beoordeeld. De heffingsambtenaar had aan belanghebbende een aanslag in de leges opgelegd van € 60,65, welke door belanghebbende werd betwist. De rechtbank behandelt het beroep dat is ingediend na de ongegrondverklaring van het bezwaar door de heffingsambtenaar op 30 juli 2021. Tijdens de zittingen op 12 oktober en 11 november 2022 zijn zowel belanghebbende als vertegenwoordigers van de heffingsambtenaar aanwezig geweest.
De rechtbank concludeert dat belanghebbende op 15 april 2020 een aanvraag voor een omgevingsvergunning heeft ingediend, waarbij hij een akkoordverklaring heeft ondertekend. De gemeente Breda heeft aanvullende gegevens opgevraagd, maar deze zijn niet ontvangen, waardoor de aanvraag buiten behandeling is gesteld. De rechtbank oordeelt dat de leges terecht zijn opgelegd, aangezien belanghebbende de aanvraag heeft ingediend en de bijbehorende kosten moet dragen. De rechtbank wijst de argumenten van belanghebbende af, waaronder het beroep op dwaling, en stelt vast dat de leges correct zijn berekend volgens de geldende verordening.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat belanghebbende geen terugbetaling van griffierecht of vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch binnen zes weken na verzending van de uitspraak.