4.3.2De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
De rechtbank stelt op grond van het dossier en het onderzoek ter zitting vast dat in verschillende woningen op de volgende data en plaatsen in werking zijnde dan wel niet meer in werking zijnde hennepkwekerijen zijn aangetroffen:
- 14 november 2017, [adres 1] in Nijmegen ;
- 6 december 2017, [adres 2] in Breda ;
- 29 januari 2018, [adres 3] in Alteveer ;
- 31 januari 2018, [adres 4] in ’s-Hertogenbosch .
Verdachte was in de tenlastegelegde periode aan te merken als huurder van deze woningen aangezien hij op respectievelijk 4 augustus 2017, 25 augustus 2017, 1 augustus 2017 en 1 mei 2017 de huurcontracten hiervoor heeft getekend. Voor het huren van deze woningen zijn aan de verhuurders steeds valse documenten verstrekt, namelijk een werkgeversverklaring, salarisspecificaties, afschriften betaalrekening, een jaaropgave en een verklaring geregistreerd inkomen van de Belastingdienst. In de door verdachte gehuurde woningen werd door middel van illegale aansluitingen elektriciteit weggenomen. Uit het dossier is gebleken dat bij de hennepkwekerijen een criminele organisatie betrokken was. Er zijn geen aanwijzingen dat verdachte betrokkenheid heeft gehad bij de daadwerkelijke exploitatie van de hennepkwekerijen.
Verklaringen
Verdachte heeft verklaard dat hij is benaderd door [medeverdachte] met de vraag of hij een baan zocht. Verdachte zou hiervoor meerdere huizen op zijn naam moeten huren zodat daar mensen in konden wonen. Verdachte zou dan vervolgens als chauffeur kunnen fungeren voor die bewoners en hiermee zou hij geld verdienen. Verdachte was volgens zijn verklaring niet in staat om alle benodigde documenten aan de verhurende instanties over te leggen en daarom zijn er documenten vervalst. Verdachte heeft meerdere gegevens van zichzelf aan [medeverdachte] aangeleverd zoals zijn geboorteakte en de gegevens met betrekking tot zijn belastbare inkomen. Verdachte heeft verklaard dat ze er alles aan deden om die woningen te krijgen. Hij heeft vervolgens de huurcontracten getekend en de sleutels aan [medeverdachte] afgegeven. Verdachte heeft verklaard dat hij geen wetenschap heeft gehad van de aanwezige hennepkwekerijen in de woningen. [medeverdachte] heeft daarentegen bij de politie verklaard dat verdachte wel degelijk wist dat deze woningen zouden worden gebruikt voor de teelt van hennep.
Medeplegen hennepteelt en diefstal elektriciteit (feit 1 en feit 2 primair)
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat verdachte gelet op zijn rol, niet kan worden aangemerkt als medepleger van de hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Verdachte zal van de primair tenlastegelegde feiten onder 1 en 2 worden vrijgesproken.
Medeplichtigheid hennepteelt en diefstal elektriciteit (feit 1 en feit 2 subsidiair)
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte met zijn handelingen medeplichtig is geweest aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit in bovengenoemde woningen. Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid is vereist dat bewezen wordt dat verdachtes opzet was gericht op het leveren van een bijdrage (door het verschaffen van gelegenheid, middelen, inlichtingen en/of het behulpzaam zijn), maar ook op het strafbare feit zelf, in dit geval de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit. Voorwaardelijk opzet is hiervoor ook voldoende.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte door het huren van de woningen en het afgeven van de sleutels een bijdrage heeft geleverd aan de teelt van hennep. Die bijdrage zelf is opzettelijk geleverd. De beantwoording van de vraag of verdachte daarnaast ook opzet heeft gehad op de hennepteelt, is onder meer afhankelijk van de vraag of de rechtbank de belastende verklaring van [medeverdachte] , dat verdachte wetenschap heeft gehad van de hennepkwekerijen, geloofwaardig acht.
[medeverdachte] heeft bij de politie meerdere verklaringen afgelegd. Uit deze verklaringen blijkt dat [medeverdachte] over het algemeen tegenstrijdig en niet consequent heeft verklaard over zijn eigen rol in het geheel. Zo heeft hij in eerste instantie verklaard dat hij juist degene is geweest die is benaderd door verdachte om te helpen bij het huren van woningen voor het telen van hennep. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij dit in eerste instantie niet zag zitten, maar dat hij vervolgens toch is overgehaald door verdachte. Hier komt [medeverdachte] later op terug en ook uit de rest van het dossier blijkt dat [medeverdachte] juist degene is geweest die verdachte en de medeverdachten heeft benaderd voor het afsluiten van de huurcontracten en het doen van betalingen voor de woningen. Ook heeft [medeverdachte] wisselend en, naar het oordeel van de rechtbank, ongeloofwaardig verklaard over de vergoeding die hij zelf, verdachte en de medeverdachten ontvingen voor de handelingen die ze hebben verricht. [medeverdachte] heeft eerst verklaard dat hij in het geheel geen vergoeding ontving. Vervolgens heeft [medeverdachte] verklaard dat hij wel geld heeft gekregen voor zijn bemiddelende rol, maar dat de hoogte van zijn vergoeding beduidend minder was dan de vergoeding die de verdachte en medeverdachten hebben gekregen. Ook heeft [medeverdachte] zijn betrokkenheid bij meerdere hennepkwekerijen in eerste instantie ontkend, maar ook hier komt hij later op terug. De rechtbank kan zich niet aan de indruk onttrekken dat [medeverdachte] heeft geprobeerd om zijn eigen aandeel zo klein mogelijk te maken, onder meer door de rol van verdachte en de andere medeverdachten groter te maken. De verklaringen van [medeverdachte] roepen bij de rechtbank zodanig veel twijfels op, dat op basis daarvan niet kan worden geconcludeerd dat verdachte wetenschap, en dus ‘vol’ opzet, heeft gehad op de hennepteelt in de woningen.
Voor de beantwoording van de vraag of door het huren van de woningen wel sprake is geweest van voorwaardelijk opzet op de teelt van hennep, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte heeft onder zeer dubieuze omstandigheden huurcontracten op zijn naam gezet. Hij heeft nadat hij werd benaderd door [medeverdachte] geen vragen gesteld en ook geen verder onderzoek verricht naar de reden dat hij deze woningen voor anderen moest huren. De rechtbank is van oordeel dat verdachte hiermee bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij betrokken zou zijn bij illegale praktijken. Toch is dit onvoldoende om te kunnen concluderen dat verdachte hiermee ook voorwaardelijk opzet heeft gehad op specifiek het telen van hennep. Het is immers ook mogelijk dat de woningen zouden worden gebruikt voor andere illegale doeleinden dan hennepteelt. Nu het opzet op het gronddelict ontbreekt, zal verdachte worden vrijgesproken van de medeplichtigheid aan hennepteelt. Aangezien de diefstal van elektriciteit (feit 2) onlosmakelijk is verbonden met de hennepkwekerijen, zal verdachte ook van dit feit worden vrijgesproken.
Medeplegen van het gebruik maken van valse geschriften (feit 4)
Verdachte wist dat er valse documenten zouden worden verstrekt aan de verhurende instanties omdat hij anders niet in aanmerking zou komen voor het huren van de woningen. Dat verdachte hier wetenschap van heeft gehad, heeft hij ter zitting bevestigd met de verklaring dat ze er alles aan deden om die woningen te kunnen huren. Hiervoor heeft verdachte de benodigde gegevens over zichzelf, zoals kopieën van zijn geboorteakte en inkomensgegevens, aan [medeverdachte] verstrekt. Ook blijkt dat verdachte een kopie van zijn paspoort aan [medeverdachte] heeft gestuurd aangezien dit document op de computer van [medeverdachte] is aangetroffen. Deze gegevens, waaronder het burgerservicenummer van verdachte, waren essentieel om de valse documenten op te kunnen maken. Verdachte is vervolgens welbewust de huurovereenkomsten aangegaan teneinde de woningen te verkrijgen, waar hij anders nooit recht op zou hebben. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor sprake is van een gezamenlijk plan tussen verdachte en [medeverdachte] (en de organisatie achter de hennepkwekerijen) en dat zij zodanig nauw en bewust hebben samengewerkt dat hierdoor kan worden gesproken van medeplegen. Dat verdachte, zoals de raadsman heeft aangevoerd, de valse stukken zelf niet in handen heeft gehad of heeft verstrekt, is niet vereist om tot een bewezenverklaring te komen en maakt dit dus niet anders.
Conclusie
De rechtbank spreekt verdachte vrij voor het primair en subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 en feit 2. Zij verklaart feit 4 bewezen zodanig als hieronder is omschreven.