ECLI:NL:RBZWB:2022:6949

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
02-035416-22, 02-066945-22 en 02-215085-19 (tul)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor meerdere diefstallen en oplichting van bejaarde slachtoffers met babbeltrucs

Op 23 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaken tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan 24 diefstallen en een oplichting door middel van babbeltrucs gericht op (hoog)bejaarde slachtoffers. De verdachte, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, is momenteel gedetineerd in de penitentiaire inrichting Roermond. Tijdens de zitting op 16 november 2022 hebben de officier van justitie, mr. S.A.J. Louwers, en de verdediging hun standpunten gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft de feiten bekend en de rechtbank heeft geoordeeld dat de tenlasteleggingen wettig en overtuigend bewezen zijn.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel voor de duur van twee jaar, gezien zijn stelselmatige daderschap en de noodzaak om recidive te beëindigen en de maatschappij te beveiligen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van de slachtoffers en de erkenning van de verslavingsproblematiek door de verdachte. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan verschillende benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de diefstallen en oplichting. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de opgelegde ISD-maatregel.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
Parketnummers: 02-035416-22, 02-066945-22 en 02-215085-19 (tul)
vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2022
in de strafzaken tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de penitentiaire inrichting Roermond,
raadsman: mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 16 november 2022, waarbij de officier van justitie mr. S.A.J. Louwers en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ter zitting is ook de vordering tot tenuitvoerlegging behandeld en zijn de strafzaken gevoegd.

2.De tenlastelegging

De tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenkingen komen er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich in de periode van 22 juni tot en met 3 juli 2021 en in de periode van 21 januari 2022 tot en met
3 juli 2022 schuldig heeft gemaakt aan 24 diefstallen en een oplichting door middel van zogeheten babbeltrucs bij (hoog)bejaarde slachtoffers.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiftes, de modus operandi en de bekennende verklaring van verdachte. Ten aanzien van feit 2 onder parketnummer
02-035416-22 heeft verdachte gebruik gemaakt van een samenweefsel van verdichtsels.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen en heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis zal worden gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangiftes en de bekennende verklaring van verdachte volgt dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van parketnummer 02-066945-22:
1
in de periode van 21 januari 2022
tot en met 16 maart 2022 te Haaren en Oisterwijk en Breda en Vught,
telkens heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
1. op 29 januari 2022 uit een woning aan [adres 1] te
Haaren, een portemonnee (inhoudende een
hoeveelheid geld)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 1] (leeftijd 87 jaar) en
2. op 3 februari 2022 uit een woning aan [adres 2] te
Oisterwijk, een portemonnee (inhoudende totaal
ongeveer 50 euro)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 2] (leeftijd 82 jaar) en
3. op 19 februari 2022 uit een woning aan [adres 3]
te Oisterwijk, een portemonnee (inhoudende totaal
ongeveer 40 euro)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 3] (leeftijd 86 jaar) en
4. op 13 maart 2022 uit een woning aan [adres 4] te
Oisterwijk, een portemonnee (inhoudende een
bankpas en totaal ongeveer 35,00 euro)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 4]
(leeftijd 86 jaar) en
5. op 16 maart 2022 uit een woning aan [adres 5] te
Oisterwijk, een portemonnee (inhoudende totaal
ongeveer 20,00 euro en een rijbewijs en een bankpas en klantenpassen)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 5] (leeftijd 78 jaar)en
6. op 16 maart 2022 uit een woning aan [adres 6] te
Oisterwijk, een Ipad
dietoebehoorde aan
[slachtoffer 6] (leeftijd 97 jaar) en
7. op 13 maart 2022 uit een woning aan [adres 7] te
Oisterwijk een portemonnee (inhoudende een
bankpas en klantenpas en een rijbewijs en totaal ongeveer 150,00 euro)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 7] (leeftijd 89 jaar) en
8. op 16 maart 2022 uit een woning aan de [adres 8] te
Oisterwijk, een portemonnee (inhoudende een
klanten- en stempelkaart en totaal ongeveer 50,00 euro
dietoebehoorde aan [slachtoffer 8] (leeftijd 86 jaar) en
9. op 21 januari 2022 uit een woning aan [adres 9]
te Breda, een pinpas (met bijbehorende pincode)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 9] (leeftijd 52 jaar) en
10. op 29 januari 2022 uit een woning aan [adres 10] te
Breda, een
iPad,
dietoebehoorde aan
[slachtoffer 10] (leeftijd 89 jaar)en
11. op 29 januari 2022 uit een woning aan [adres 11] te
Breda, een portemonnee (inhoudende totaal
ongeveer 50 euro)
dietoebehoorde aan [slachtoffer 11] (leeftijd 80 jaar) en
12. op 6 februari 2022 uit een woning aan [adres 12]
te Breda een bankpas en kentekenbewijs en groene kaart
dietoebehoorde
naan [slachtoffer 12] (leeftijd 75 jaar) en
13. op 7 februari 2022 uit een woning aan [adres 13]
te Breda, een tablet (merk Lenovo) en twee
portemonnees
dietoebehoorde
naan [slachtoffer 13] (leeftijd 89
jaar) en
14. op 10 februari 2022 uit een woning aan [adres 14] te
Breda, een portefeuille (inhoudende autopapieren)
en portemonnee (inhoudende een bankpas en rijbewijs en totaal ongeveer
35,00 euro)
dietoebehoorde
naan [slachtoffer 14] (leeftijd 88 jaar) en
15. op 11 februari 2022 uit een woning aan [adres 15] te
Breda, een portemonnee (inhoudende een identiteitskaart en totaal
ongeveer 110,00 euro),
dietoebehoorde aan [slachtoffer 15]
(leeftijd 89 jaar) en
16. op 13 februari 2022 uit een woning aan [adres 16] te
Breda, een
iPad Air en bijbehorende
toetsenbord,
dietoebehoorde
naan [slachtoffer 16] (leeftijd 82 jaar) en
17. op 16 februari 2022 uit een woning aan [adres 17] te
Breda, een portemonnee (inhoudende een bankpas
en rijbewijs en identiteitskaart en taxipas en ongeveer 90,- euro en
verzekeringspas),
dietoebehoorde aan [slachtoffer 17] (67 jaar) en
18. op 15 februari 2022 uit een woning aan [adres 18] te
Vught, een laptop en afstandsbediening,
dietoebehoorde aan [slachtoffer 18] (leeftijd 62 jaar);
2
op 21 januari 2022 te Breda
totaal ongeveer 2150,00 euro dat aan
[slachtoffer 9] toebehoorde heeft weggenomen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de
toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen
geld onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, door
meermalen geld op te nemen en te betalen met de pinpas
en de bijbehorende pincode van voornoemde [slachtoffer 9] , tot welk gebruik
verdachte niet gerechtigd was.
ten aanzien van parketnummer 02-035416-22:
1
in de periode van 22 juni 2021 tot en met 2 juli 2021 te Tilburg,
uit woningen
gelegenaan
- [adres 19] een portemonnee met inhoud geheel aan [slachtoffer 19] toebehoorde en
- [adres 20] ) een
portemonneemet inhoud aan
[slachtoffer 20] toebehoorde en
- [adres 21] een geldbedrag (totaal 50,00 euro),
dat geheel aan [slachtoffer 21]
toebehoordeen
- [adres 22] een geldbedrag (totaal 100,00 euro)dat aan [slachtoffer 22] toebehoorde, heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
in de periode van 2 juli 2021 tot en met
3 juli 2021 te Tilburg,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen
door een samenweefsel van verdichtsels,
[slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een
dienst
enhet ter beschikking stellen van gegevens, te weten
een geldbedrag (totaal ongeveer 200 euro) en een bankpas en (met
bijbehorende) pincode, door
- naar voornoemde persoon te gaan en
- vervolgens te vertellen dat hij, verdachte, stukken heeft met zijn auto en dat zijn
91-jarige moeder in de auto zit en
- vervolgens te vragen of hij mocht bellen, omdat zijn, verdachtes, telefoon leeg
was en
- vervolgens aan voornoemde persoon 186,00 euro te vragen om de ANWB te
kunnen betalen, waarna voornoemde persoon 200,00 euro uitleent aan hem,
verdachte en
- de volgende dag bij voornoemde persoon aan te bellen omdat hij, verdachte, het
geleende geldbedrag van 200,00 terug te brengen/betalen en
- te vertellen dat hij, verdachte, een briefje van 500,00 euro heeft (welke
voornoemde persoon niet kon wisselen) en
- vervolgens aan te bieden dat hij, verdachte, het geld kon gaan pinnen en
- daarbij te zeggen dat hij, verdachte dan wel de bankpas en bijbehorende
pincode van voornoemde persoon nodig heeft;
3
op 3 juli 2021 te Tilburg
een geldbedrag (totaal ongeveer 1.413,30 euro) dat aan [slachtoffer 23] toebehoorde
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel, door telkens geldbedragen op te nemen en te betalen
met een door misdrijf verkregen bankpas en bijbehorende pincode.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) voor de duur van twee jaar. Ter onderbouwing van deze eis heeft de officier van justitie naar voren gebracht dat verdachte een stelselmatige dader is en dat de maatregel noodzakelijk is ter beëindiging van recidive en ter beveiliging van de maatschappij. De officier van justitie verzoekt de vordering tot tenuitvoerlegging gelet op deze eis af te wijzen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
Ook de verdediging heeft verzocht aan verdachte een ISD-maatregel voor de duur van twee jaar op te leggen. Verdachte onderkent dat de tenlastegelegde feiten het gevolg zijn van zijn verslavingsproblematiek en dat hij hulp nodig heeft. Hij wil graag geholpen worden en oplegging van een ISD-maatregel biedt daarvoor de beste kans van slagen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, en met de persoon van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vele diefstallen van geldbedragen en goederen van met name hoogbejaarde en dus kwetsbare slachtoffers. Door middel van leugens maakte hij misbruik van hun goedheid en welwillendheid verdachte te helpen. Verdachte heeft met dit gedrag de slachtoffers en de maatschappij veel schade en overlast berokkend. Uit de stukken blijkt dat een aantal slachtoffers door het gedrag van verdachte tot op de dag van vandaag nog steeds gevoelens van angst en onveiligheid ervaart. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
In positieve zin houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte openheid van zaken heeft gegeven, hij zijn (verslavings)problematiek erkent en hier hulp voor wil, en hij zijn spijt heeft betuigd richting de slachtoffers.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de 48 pagina’s beslaande justitiële documentatie van verdachte van 6 oktober 2022, waaruit blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Tegen verdachte zijn in de afgelopen twee jaar ten minste tien processen-verbaal opgemaakt;
- het rapport van de reclassering van 27 juli 2022, waarin het advies wordt gegeven aan verdachte een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, gelet op het delictenpatroon, de zorgen over het middelengebruik van verdachte en zijn psychosociaal functioneren, het hoge recidiverisico en het ontbreken van beschermende factoren;
- de uitdrukkelijke wens van verdachte hem een ISD-maatregel op te leggen.
De door verdachte begane feiten betreffen misdrijven waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, verdachte is in de afgelopen vijf jaren ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen, en het feit is begaan na tenuitvoerlegging hiervan. Gelet op de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, alsook de zorgen over het middelengebruik en het psychosociaal functioneren van verdachte in combinatie met zijn strafrechtelijk verleden, moet er bovendien ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan en dat de veiligheid van goederen het opleggen van de maatregel eist. Hiermee wordt aan de wettelijke vereisten van oplegging van de ISD-maatregel voldaan.
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat oplegging van de ISD-maatregel voor de duur van twee jaar aan verdachte wenselijk en noodzakelijk is en zal daartoe beslissen.

7.De benadeelde partijen

[slachtoffer 4]De benadeelde partij [slachtoffer 4] vordert een schadevergoeding van € 30,-- materiele schade voor feit 1 onder parketnummer 02-066945-22, te vermeerderen met de wettelijke rente en inclusief de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schadevergoeding staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn alle schade te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 13 maart 2022 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer 18]
De benadeelde partij [slachtoffer 18] vordert een schadevergoeding van € 300,-- immateriële schade voor feit 1 onder parketnummer 02-066945-22, te vermeerderen met de wettelijke rente en inclusief de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schadevergoeding staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn alle schade te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 15 februari 2022 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer 19]
De benadeelde partij [slachtoffer 19] vordert een schadevergoeding van € 364,-- materiele schade voor feit 1 onder parketnummer 02-035416-22, te vermeerderen met de wettelijke rente en inclusief de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schadevergoeding staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn alle schade te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 22 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer 21]
De benadeelde partij [slachtoffer 21] vordert een schadevergoeding van € 143,50 materiele schade voor feit 1 onder parketnummer 02-035416-22, te vermeerderen met de wettelijke rente en inclusief de schadevergoedingsmaatregel.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De gevorderde schadevergoeding staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Verdachte heeft ter zitting verklaard bereid te zijn alle schade te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank daarom geheel toewijsbaar, te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf 22 juni 2022 tot aan de dag der voldoening.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
[slachtoffer 5]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft een schadevergoedingsformulier ingediend maar geen schadebedrag genoemd, zodat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard. De vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomen bankpas aan (de erven van) [slachtoffer 23] , omdat zij redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging

De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd dat de voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de politierechter van 25 september 2020 ten uitvoer zal worden gelegd. Ter zitting heeft de officier van justitie verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Gelet op het verzoek van de officier van justitie en de ISD-maatregel die aan verdachte zal worden opgelegd zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.

10.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 38m, 38n, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

11.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
02-066945-22:
feit 1: diefstal, meermalen gepleegd;
feit 2: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
02-035416-22:
feit 1: diefstal, meermalen gepleegd;
feit 2: oplichting;
feit 3: diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar;
Maatregel
- gelast de
plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaar;
Vordering tenuitvoerlegging
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging af;
Beslag
- gelast de teruggave van de in beslag genomen bankpas (omschrijving: G2350967, [naam bank] ) aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer 23] ;
Benadeelde partijen
[slachtoffer 4]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 4] van € 30,--, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 4] , € 30,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 1 (één) dag gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 18]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 18] van € 300,--, bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 18] , € 300,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
15 februari 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 6 (zes) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 19]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 19] van
€ 364,--, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
22 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 19] , € 364,-- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
22 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 7 (zeven) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 21]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 21]
van € 143,50, bestaande uit materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
22 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer 21] , € 143,50 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf
22 juni 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 2 (twee) dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
[slachtoffer 5]
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van de Wetering, voorzitter, mr. C.H.W.M. Sterk en
mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van H.M. de Punder-van Dijk, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 november 2022.
De voorzitter en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.