ECLI:NL:RBZWB:2022:6946

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 november 2022
Publicatiedatum
23 november 2022
Zaaknummer
02/090963-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met adoptiedochter

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 23 november 2022 uitspraak gedaan tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen ontuchtige handelingen met zijn adoptiedochter. De feiten hebben zich afgespeeld tussen 1 december 2000 en 28 november 2005, toen het slachtoffer tussen de acht en dertien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijftien maanden en moet een schadevergoeding van € 30.770,00 betalen aan de benadeelde partij, bestaande uit materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van drie jaar had geëist, verlaagd, rekening houdend met het tijdsverloop en de omstandigheden van de zaak. De rechtbank heeft ook de impact van de feiten op het slachtoffer in overweging genomen, waaronder de psychische gevolgen van het misbruik, dat heeft geleid tot een depressie en verslavingen. De verdachte heeft uiteindelijk zijn spijt betuigd en heeft meegewerkt aan mediation met het slachtoffer. De rechtbank heeft geoordeeld dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, maar heeft de straf verlaagd in het licht van de omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/090963-22
vonnis van de meervoudige kamer van 23 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag verdachte] 1959 te [geboorteplaats] ),
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M.C. Fimerius, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Ook is de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] behandeld en heeft zij het spreekrecht uitgeoefend. Zij zal hierna, zoals ook op de zitting is gedaan, worden aangeduid als [slachtoffer] .

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte in de periode van 1 december 2000 tot en met 28 november 2005 bij [slachtoffer] , vanaf haar achtste (feit 1) tot aan haar dertiende levensjaar (feit 2), ontuchtige handelingen heeft verricht, die mede hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten bewezen. Zij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de verklaring van [slachtoffer] en de verklaring van verdachte. Voor het onder 2 tenlastegelegde feit vordert de officier van justitie vrijspraak voor het onderdeel ‘plaatsen en/of houden van een dildo in de vagina van [slachtoffer] ’, omdat dit alleen in de onder feit 1 ten laste gelegde periode heeft plaatsgevonden.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen bewijsverweer gevoerd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Op grond van de bekennende verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer] acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich in de periode van 1 december 2000 tot en met 28 november 2005 schuldig heeft gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen met [slachtoffer] . De ontuchtige handelingen hebben mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer] .
Over de aanvang van de periode waarin de feiten hebben plaatsgevonden, heeft verdachte wisselend verklaard. Bij de politie heeft hij verklaard dat de ontuchtige handelingen vanaf 2001 hebben plaatsgevonden. Hij heeft echter ook verklaard dat hij denkt dat de ontuchtige handelingen zijn begonnen toen [slachtoffer] ongeveer tien jaar oud was alsmede dat hij zich kan herinneren dat ze twaalf jaar oud was toen hij voor de eerste keer seks met haar had. Tegelijkertijd verklaart verdachte het ook niet precies te weten. Over de lengte van de periode, waarin het misbruik heeft plaatsgevonden verklaart verdachte dat het heeft geduurd tot 2006 alsmede dat het na ongeveer vijf jaar is gestopt. Verdachte verklaart kortom niet consequent over de aanvangsdatum, maar is wel duidelijk over de lengte van de periode.
[slachtoffer] heeft daarentegen over zowel de aanvang als de lengte van de periode van het misbruik eenduidig verklaard. Volgens [slachtoffer] is het misbruik kort na haar achtste verjaardag begonnen en heeft het vijf jaar lang, tot haar dertiende, geduurd.
Nu vast staat dat het misbruik is gestopt toen [slachtoffer] dertien jaar oud was en zowel verdachte als [slachtoffer] gelijkluidend verklaren over de lengte van de periode komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van de gehele tenlastegelegde periode van feit 1 en 2.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1
in de periode van 01 december 2000 tot en met 28 november 2003 te Breda, met [slachtoffer] , die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen
- plaatsen en houden van zijn, verdachtes, penis en eenmaal plaatsen van een dildo in de vagina van die [slachtoffer] en
- plaatsen van zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen en het likken van de
schaamlippen en de clitoris en de vagina van die [slachtoffer] en
- brengen van zijn, verdachtes, vingers, in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en het vingeren van die [slachtoffer] ;
2
in de periode van 29 november 2003 tot en met 28 november 2005 te Breda, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 1992, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten het meermalen
- plaatsen en houden van zijn, verdachtes, penis en
- plaatsen van zijn, verdachtes, tong tussen de schaamlippen en het likken van de schaamlippen en de clitoris en de vagina van die [slachtoffer] en
- brengen van zijn, verdachtes, vingers, in de vagina en tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en het vingeren van die [slachtoffer] .
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert voor beide feiten aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van drie jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheden dat verdachte zijn excuses aan [slachtoffer] heeft aangeboden en dat hij zichzelf daarna bij de politie heeft gemeld. Daarnaast is het mediationtraject succesvol afgerond en wil verdachte op voorhand een deel van de verzochte schadevergoeding betalen. Ook dient rekening te worden gehouden met het tijdsverloop. Gelet op al deze omstandigheden kan worden volstaan met een taakstraf. Een gevangenisstraf kan ertoe leiden dat verdachte zijn baan verliest en de financiële zorg voor zijn moeder niet meer kan dragen. [slachtoffer] vindt een taakstraf ook meer passend en wil niet dat verdachte een gevangenisstraf opgelegd krijgt.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich gedurende een periode van vijf jaar meermalen schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij [slachtoffer] , die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. [slachtoffer] was toen tussen de acht en dertien jaar oud. Zij is op haar achtste vanuit [Land] naar Nederland verhuisd en door haar oom, verdachte, en tante geadopteerd. Kort na de adoptie begon het misbruik. Dit vond plaats in het huis waar verdachte, samen met zijn vrouw en nog een dochter, woonde. Het ouderlijk huis is bij uitstek een plek waar een kind veilig moet kunnen zijn. Verdachte heeft echter herhaaldelijk en op grove wijze inbreuk gemaakt op de veiligheid van [slachtoffer] . Verdachte moet zich hierbij enkel hebben laten leiden door zijn eigen lustgevoelens. Het was de verantwoordelijkheid van verdachte om zijn adoptiedochter een veilige en geborgen gezinssituatie te bieden, waar zij onbezorgd kon opgroeien. Daarin is hij ernstig tekortgeschoten. Verdachte heeft misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zijn dochter in hem als vader mocht hebben. Met de ontuchtige handelingen heeft verdachte ook een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [slachtoffer] . Daarmee heeft hij de normale en seksuele ontwikkeling van [slachtoffer] , iets waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van seksueel misbruik hiervan gedurende een lange tijd nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden. Dat de feiten voor [slachtoffer] grote gevolgen hebben gehad - en nog steeds hebben - blijkt uit haar op zitting voorgedragen slachtofferverklaring en het verzoek tot schadevergoeding. [slachtoffer] heeft vanaf haar dertiende last van een depressie en is suïcidaal geweest. Om de nare herinneringen aan het misbruik en haar depressieve gedachten te ontvluchten, heeft zij jarenlang lachgas en alcohol gebruikt. Vanwege haar verslavingen is zij op 1 oktober 2021 klinisch opgenomen. Daarna heeft zij nog een behandeling gehad bij een GGZ-psycholoog en EMDR therapie gevolgd in verband met gediagnosticeerde PTSS veroorzaakt door het seksueel misbruik.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met de houding van verdachte. Hij heeft in aanvang steeds ontkend. Uiteindelijk is hij echter, weliswaar pas na lange tijd, uit eigen beweging naar de politie gegaan om zich te melden en heeft zowel bij de politie als op de zitting de feiten bekend. Ook heeft verdachte meegewerkt aan mediation, waarbij [slachtoffer] alle vragen aan verdachte heeft kunnen stellen die zij graag wilde stellen. Verdachte heeft die vragen ook, voor zover mogelijk, beantwoord. Verdachte heeft dus volledige openheid gegeven en het mediationtraject is in zoverre succesvol afgerond. Daarnaast heeft verdachte te kennen gegeven dat hij bereid is om schadevergoeding aan [slachtoffer] te betalen.
Op de zitting is gebleken dat het voor [slachtoffer] erg belangrijk is dat verdachte heeft erkend dat hij haar seksueel heeft misbruikt en dat verdachte zijn spijt heeft betuigd. Het opleggen van een gevangenisstraf is voor [slachtoffer] niet nodig, omdat dit haar leed niet zal verzachten.
De rechtbank overweegt dat het opleggen van een straf meerdere doelen dient. Ten eerste dient een straf een vergelding te zijn. Ook moet er met een straf een signaal uitgaan naar de maatschappij dat strafbare feiten niet onbestraft worden gelaten (generale preventie). Andere strafdoelen zijn het beperken van gevaar van herhaling en het bevorderen van resocialisatie. In iedere zaak zal aan de hand van alle omstandigheden van het geval en de strafdoelen moeten worden bekeken wat een passende straf is.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende strafrechtelijke reactie is. Een taakstraf, zoals door de verdediging is verzocht, doet geen recht aan de ernst van de feiten. Bovendien wordt bij het opleggen van een taakstraf het doel van generale preventie en vergelding van het feit tegenover de maatschappij onvoldoende gediend. De rechtbank houdt bij het bepalen van de hoogte van de gevangenisstraf wel in zwaarwegende mate rekening met het tijdsverloop in deze zaak (de feiten dateren van circa twintig jaar geleden) en de omstandigheid dat het opleggen van een gevangenisstraf voor [slachtoffer] niet nodig is. Sinds deze feiten heeft verdachte ook niet opnieuw dergelijke feiten gepleegd. De rechtbank zal daarom een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overziend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De benadeelde partij [slachtoffer]

vordert een schadevergoeding van € 30.770,00, bestaande uit € 770,00 aan materiële schade en € 30.000,00 aan immateriële schade.
Materiële schade
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte de feiten heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover [slachtoffer] en dat hij verplicht is haar schade te vergoeden. De door [slachtoffer] gevorderde materiële schade acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 770,00. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
Immateriële schade
[slachtoffer] heeft aangevoerd dat zij nadelige (psychische) gevolgen heeft ondervonden van het bewezenverklaarde handelen van verdachte. De rechtbank overweegt dat [slachtoffer] op haar achtste vanuit [Land] naar Nederland is verhuisd en vervolgens vijf jaar lang door haar adoptievader, verdachte, seksueel is misbruikt. De aard en de ernst van de normschending door verdachte brengt mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan voor [slachtoffer] zo voor de hand liggen, dat sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze dan door lichamelijk letsel of aantasting in de eer of goede naam. Wat de verdediging heeft aangevoerd ten aanzien van het causaal verband tussen de verslavingen en de feiten, maakt het oordeel van de rechtbank niet anders. Dit betekent dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de omstandigheden van het geval en bedragen die in vergelijkbare gevallen zijn toegekend, acht rechtbank vergoeding van een bedrag van € 30.000,00 billijk.
Wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet-betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel. De rechtbank zal ten aanzien van de toegewezen schade (in totaal € 30.770,00) de wettelijke rente toewijzen, gerekend vanaf 28 november 2005.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 36f, 57, 244 en 245 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan
uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen
gepleegd;
feit 2:met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren
heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. feit 1 en 2
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 15 maanden;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 30.770,00 aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 november 2005 tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 30.770,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 28 november 2005 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 188 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd;
- tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L.J. Martens, voorzitter, mr. P. Kooijman en mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 november 2022.