Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, uitspraak gedaan op een verzoekschrift tot schadevergoeding op basis van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoekschrift was ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. M.C.J. Heinen, na de inbeslagname van zijn iPhone op 2 augustus 2021. De verzoeker had kosten gemaakt voor zijn raadsman ter hoogte van € 923,47 en vroeg daarnaast een forfaitaire vergoeding van € 680,00 voor het opstellen en indienen van het verzoekschrift.
De officier van justitie stelde dat de raadsman een vergoeding vroeg voor meer dan alleen het klaagschrift, en vond een bedrag van € 180,00 redelijk. De rechtbank oordeelde dat de kosten van rechtsbijstand van € 923,47 bovenmatig waren, gezien het feit dat het enkel ging om het opstellen en indienen van een klaagschrift. De rechtbank besloot dat de raadsman de kosten had kunnen beperken door eerder contact op te nemen met het Openbaar Ministerie over de teruggave van de telefoon.
De rechtbank kende uiteindelijk een schadevergoeding toe van € 950,00, bestaande uit € 270,00 voor de kosten van rechtsbijstand en € 680,00 voor de indiening en behandeling van het verzoekschrift in raadkamer. De beslissing werd genomen door rechter R.P. Broeders in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende en is uitgesproken tijdens de openbare zitting op 19 april 2022. Tegen deze beslissing kan binnen veertien dagen door het Openbaar Ministerie en binnen een maand door de verzoeker hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.