ECLI:NL:RBZWB:2022:6940

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 november 2022
Publicatiedatum
22 november 2022
Zaaknummer
AWB- 22_4784 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor omgevingsvergunning

Op 22 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen. Dit besluit betrof de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een achteruitgang op hun adres. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat er sprake was van spoedeisend belang.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb besloten om geen zitting te houden. In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd benadrukt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is, en dat de gevolgen van de beslissing op bezwaar niet afgewacht konden worden. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoekers onvoldoende spoedeisend belang hadden bij hun verzoek.

De rechtbank had verzoekers eerder gevraagd om hun spoedeisend belang toe te lichten, maar ontving hierop geen reactie. De voorzieningenrechter concludeerde dat een schorsing van de weigering om een vergunning te verlenen niet zou leiden tot de mogelijkheid voor verzoekers om de achteruitgang te realiseren. Dit zou een vergaande maatregel zijn die niet past bij de aard van een voorlopige voorzieningenprocedure.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 22/4784

uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 november 2022 in de zaak tussen

[namen verzoekers], uit [woonplaats verzoekers], verzoekers,

en

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen, verweerder.

Procesverloop

Verzoekers hebben bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college (bestreden besluit) over het weigeren van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een achteruitgang op het adres [adres verzoekers] te [woonplaats verzoekers]. Zij hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb is een zitting achterwege gebleven.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Dat betekent dat sprake moet zijn van een situatie waarin – in dit geval – de beslissing op bezwaar niet afgewacht kan worden, omdat het onmogelijk zal zijn om eventuele gevolgen van (de uitvoering van) het besluit te herstellen (onomkeerbaarheid).
2. Bij brief van 14 oktober 2022 heeft de rechtbank verzoekers gevraagd om toe te lichten welk spoedeisend belang zij hebben bij hun verzoek om een voorlopige voorziening. Dit verzoek is herhaald in een e-mailbericht van 8 november 2022. De rechtbank heeft daar geen reactie op ontvangen van verzoekers.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter hebben verzoekers onvoldoende spoedeisend belang bij hun verzoek om voorlopige voorziening. Een schorsing van de weigering om een vergunning te verlenen in afwachting van de beslissing op bezwaar heeft niet tot gevolg dat verzoekers de achteruitgang dan mogen realiseren. Het bij wijze van voorlopige voorziening verlenen van voorlopige toestemming voor het creëren van een achteruitgang is een vergaande maatregel, die niet past bij het karakter van een voorlopige voorzieningenprocedure. Gelet daarop is de voorzieningenrechter niet gebleken van spoedeisende omstandigheden die maken dat verzoekers de beslissing op bezwaar niet af kunnen wachten.
4. Dit betekent dat de voorzieningenrechter het verzoek van verzoekers tot het treffen van een voorlopige voorziening zal afwijzen. Gelet daarop bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.P. Broeders, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. N. van Asten, griffier, op 22 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.