ECLI:NL:RBZWB:2022:6940
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening voor omgevingsvergunning
Op 22 november 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers bezwaar maakten tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rucphen. Dit besluit betrof de weigering van een omgevingsvergunning voor het realiseren van een achteruitgang op hun adres. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, omdat zij van mening waren dat er sprake was van spoedeisend belang.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Awb besloten om geen zitting te houden. In de overwegingen van de voorzieningenrechter werd benadrukt dat voor het treffen van een voorlopige voorziening onverwijlde spoed vereist is, en dat de gevolgen van de beslissing op bezwaar niet afgewacht konden worden. De voorzieningenrechter heeft echter vastgesteld dat verzoekers onvoldoende spoedeisend belang hadden bij hun verzoek.
De rechtbank had verzoekers eerder gevraagd om hun spoedeisend belang toe te lichten, maar ontving hierop geen reactie. De voorzieningenrechter concludeerde dat een schorsing van de weigering om een vergunning te verlenen niet zou leiden tot de mogelijkheid voor verzoekers om de achteruitgang te realiseren. Dit zou een vergaande maatregel zijn die niet past bij de aard van een voorlopige voorzieningenprocedure.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.