ECLI:NL:RBZWB:2022:6900

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
21 november 2022
Zaaknummer
02-800416-18
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling in een strafzaak met betrekking tot verkrachting en aanranding

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 16 november 2022 uitspraak gedaan over de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (V.I.) van een veroordeelde, die in 2018 was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens verkrachting en aanranding van de eerbaarheid. De officier van justitie had op 8 oktober 2022 verzocht om de V.I. te herroepen voor een periode van 609 dagen, omdat de veroordeelde zich niet had gehouden aan de bijzondere voorwaarden van zijn V.I., waaronder ambulante behandeling en meldplicht. Tijdens de zitting op 2 november 2022 werd de officier van justitie, mr. M.S. Kikkert, gehoord, evenals de veroordeelde en zijn raadsman, mr. J.H.E.M. Kersemaekers. Een reclasseringsmedewerker gaf aan dat de behandeling was stopgezet en dat er geen openheid van de veroordeelde was, waardoor gedragsverandering niet mogelijk was. De deskundige adviseerde om de veroordeelde nog een kans te geven om zich aan de voorwaarden te houden, omdat herroeping van de V.I. de kans op recidive niet zou verkleinen.

De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie afgewezen, onder verwijzing naar de belofte van de veroordeelde om zich aan de voorwaarden te houden en het advies van de deskundige. De rechtbank oordeelde dat er op dat moment geen belang was bij herroeping van de V.I. en dat het aan de veroordeelde was om deze laatste kans te grijpen. De beslissing houdt in dat de veroordeelde zich moet inspannen om aan de voorwaarden te voldoen, en dat bij een nieuwe overtreding de officier van justitie opnieuw een vordering tot herroeping kan indienen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats Breda
Parketnummer: 02-800416-18
V.I.-zaaknummer: 99-000335-51
beslissing op de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling
in de zaak van de officier van justitie tegen
[veroordeelde],
geboren op [geboortedag] 1965 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
hierna te noemen: veroordeelde.

1.De procesgang

Bij onherroepelijk vonnis van de meervoudige kamer van 27 december 2018 is veroordeelde wegens verkrachting en aanranding van de eerbaarheid veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar.
Op 28 oktober 2021 is veroordeelde voorwaardelijk in vrijheid gesteld, onder algemene en bijzondere voorwaarden. Op 7 oktober 2022 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: V.I.) omdat veroordeelde zich niet heeft gehouden aan de bijzondere voorwaarden ten aanzien van de ambulante behandeling, het begeleid wonen en de meldplicht.
Het dossier bevat onder meer de volgende stukken:
- de vordering van de officier van justitie van 8 oktober 2022, waarin hij verzoekt de V.I. te herroepen voor een periode van 609 dagen (het gehele strafrestant);
- een voortgangsverslag van de reclassering (niet voorzien van een datum, maar in ieder geval daterend uit 2022).
Tijdens het onderzoek ter openbare terechtzitting van de rechtbank van 2 november 2022 is gehoord de officier van justitie mr. M.S. Kikkert. Ook is gehoord veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.H.E.M. Kersemaekers, advocaat te Breda. Als deskundige is gehoord [naam] , reclasseringsmedewerker.

2.Het advies van de reclassering

Uit het voortgangsverslag van de reclassering blijkt dat het, omdat de behandeling bij Forensische Zorg Zeeland (FZZ) is stopgezet en veroordeelde over een aantal zaken geen openheid geeft, onmogelijk is om in te zetten op gedragsverandering bij veroordeelde en zo recidive te voorkomen. Veroordeelde is meerdere malen op zijn gedrag en de mogelijke consequenties daarvan aangesproken, maar zijn gedrag is onveranderd gebleven. Op praktisch gebied heeft veroordeelde de zaken goed op orde, hij heeft een woning en werk.
Ter zitting heeft de deskundige hieraan toegevoegd dat voor het verkleinen van de kans op recidive voortzetting van behandeling het beste is. Er wordt op vertrouwd dat veroordeelde inmiddels het besef heeft dat hij medewerking moet verlenen aan de voorwaarden omdat anders alles wat hij heeft opgebouwd weer wegvalt. Als de vordering wordt toegewezen verkleint dat de kans op recidive in ieder geval niet, dan staat veroordeelde na het uitzitten van het strafrestant alsnog zonder begeleiding op straat.

3.Het standpunt van de officier van justitie

De officier van justitie heeft in eerste instantie gevorderd dat de V.I. voor het strafrestant van 609 dagen wordt herroepen. Gelet op de verklaring van veroordeelde en het standpunt van de deskundige met betrekking tot het terugdringen van de kans op recidive, heeft de officier van justitie ter zitting verzocht de behandeling van de vordering aan te houden voor een periode van drie maanden. Over drie maanden kan dan worden bezien of er bij veroordeelde daadwerkelijk sprake is van gedragsverandering.

4.Het standpunt van de verdediging

Veroordeelde heeft ter zitting verklaard dat hij de ernst van de consequenties van zijn gedrag niet heeft gerealiseerd. Hij realiseert zich nu dat hij het anders had moeten doen en belooft dat in de toekomst ook te zullen doen.
De verdediging heeft betoogd de vordering af te wijzen. Het voortgangsverslag van de reclassering dateert van juli 2022, de vordering van oktober 2022 en de zaak staat nu pas op zitting. Er heeft geen recidive plaatsgevonden en veroordeelde is bereid en gemotiveerd zich aan de voorwaarden te houden. De rechtbank is op dit moment voldoende voorgelicht om een beslissing te nemen.

5.Het oordeel van de rechtbank

De officier van justitie is ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op 7 oktober 2022 is ontvangen en de grond bevat waarop zij berust.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de uitdrukkelijke belofte van veroordeelde zich voortaan te zullen houden aan de voorwaarden en het advies van de deskundige, dat ten behoeve van het verkleinen van de kans op recidive, veroordeelde nog een kans moet worden geboden. De rechtbank neemt dit advies over en is van oordeel dat er – op dit moment – geen belang wordt gediend met de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van veroordeelde. De rechtbank zal de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, en daarmee het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie, daarom afwijzen.
Daarbij overweegt de rechtbank dat het aan veroordeelde is om deze laatste kans te grijpen en zich in te spannen voor het nakomen van de voorwaarden. Daarbij hoort ook het bespreken van relaties en seksualiteit. Wanneer veroordeelde zich opnieuw niet aan de voorwaarden houdt kan de officier van justitie een nieuwe vordering tot herroeping van de V.I. indienen.

6.De beslissing

De rechtbank wijst de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling, en daarmee het aanhoudingsverzoek van de officier van justitie, af.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en
mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier H.M. de Punder - van Dijk en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2022.
De griffier is niet in de gelegenheid deze beslissing mede te ondertekenen.