ECLI:NL:RBZWB:2022:6878

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
18 november 2022
Zaaknummer
02-277013-19; 02-184745-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van stalking en veroordeling voor bezit van kinderpornografische afbeeldingen met beoordeling van stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer

Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van stalking en het bezit van kinderpornografische afbeeldingen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de stalking, omdat er onvoldoende bewijs was voor een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefsters. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedragingen van de verdachte niet voldeden aan de vereisten voor stalking, zoals bedoeld in artikel 285b van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft de frequentie en intensiteit van de gedragingen beoordeeld en geconcludeerd dat deze te beperkt waren om van een stelselmatige inbreuk te kunnen spreken.

Ten aanzien van het bezit van kinderpornografische afbeeldingen heeft de rechtbank echter wel bewezen geacht dat de verdachte zich toegang heeft verschaft tot en in het bezit heeft gehad van dergelijke afbeeldingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich in de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 november 2019 de toegang heeft verschaft tot zes kinderpornografische afbeeldingen die op zijn mobiele telefoon waren aangetroffen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het verkrijgen van deze afbeeldingen, gezien zijn zoekgedrag op het internet naar naakt- en nudistische afbeeldingen van jonge meisjes.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 57 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van één jaar en met bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank heeft rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van berechting en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn psychologische toestand en eerdere veroordelingen. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een computer en een mobiele telefoon, verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02-277013-19; 02-184745-21 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsvrouw mr. M.C. Geijtenbeek, advocaat te Goes.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
02-277013-19
verdachte [aangever] heeft bedreigd op 5 mei 2019;
verdachte [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] en [aangeefster 4] heeft gestalkt in de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 november 2019;
verdachte [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] en [aangeefster 4] heimelijk heeft gefilmd in hun woningen in de periode van 1 mei 2016 tot en met 19 november 2019;
02-184745-21
verdachte een groot aantal kinderpornografische afbeeldingen heeft verworven, in zijn bezit heeft gehad en/of zich daartoe de toegang heeft verschaft in de periode van 1 januari 2006 tot en met 20 november 2019

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht feit 2 van parketnummer 02-277013-19 wettig en overtuigend bewezen en baseert zich daarbij op de bewijsmiddelen in het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter zitting. Verdachte heeft aangeefsters [aangeefster 1] , [aangeefster 2] , [aangeefster 3] en [aangeefster 4] in de ten laste gelegde periode gestalkt door naar hen te gluren in hun woningen. De relatief geringe frequentie van de gedragingen van verdachte wordt gecompenseerd door de ernst en indringendheid van de inbreuk op de levenssfeer van aangeefsters, waardoor aan het juridische vereiste van stelselmatigheid is voldaan.
Voor feit 1 en feit 3 van parketnummer 02-277013-19 bevat het dossier onvoldoende bewijs. Verdachte moet van die feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-184745-21 ten laste gelegde feit kan wettig en overtuigend bewezen worden dat verdachte zich door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft tot de op zijn gegevensdragers aangetroffen kinderpornografische afbeeldingen. Er was bij verdachte sprake van voorwaardelijk opzet op het binnenhalen van die afbeeldingen. De ten laste gelegde datum vanaf 1 januari 2006 is een kennelijke verschrijving en moet 1 januari 2016 zijn.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1 en feit 3 van parketnummer 02-277013-19, omdat het dossier daarvoor onvoldoende bewijs bevat. Verdachte moet van die feiten worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 2 van parketnummer 02-277013-19 wordt ook vrijspraak bepleit, omdat er – voor zover er al een inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefsters – slechts sprake is van één incident bij [aangeefster 3] (waar ook [aangeefster 4] verbleef) en één incident bij [aangeefster 2] en dit onvoldoende is voor stelselmatig handelen ten aanzien van de betreffende personen. Indien wel meerdere incidenten per aangeefster worden bewezen, refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank voor wat betreft de stelselmatigheid. Verder kan de ten laste gelegde periode vóór 2018 niet bewezen worden.
Ten aanzien van het onder parketnummer 02-184745-21 ten laste gelegde feit moet ook vrijspraak volgen, omdat niet is vast komen te staan dat verdachte de beschikkingsmacht had over de kinderpornografische afbeeldingen en het bewijs ontbreekt voor het opzet op het zich daartoe de toegang verschaffen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
02-277013-19
Feit 1
Aangever [aangever] heeft aangifte gedaan van een bedreiging door een man die vloeiend Engels sprak. Behoudens de aangifte van [aangever] bevat het dossier geen ander bewijsmiddel voor deze bedreiging. De rechtbank zal verdachte alleen al om die reden vrijspreken van dit feit.
Feit 2
In 2019 zijn er meerdere meldingen geweest over een gluurder c.q. een persoon op het dak van woningen in de omgeving van de [straatnaam 1] , de [straatnaam 2] , [straatnaam 3] en de [straatnaam 4] in Goes. Vier vrouwen uit deze omgeving hebben aangifte gedaan van dwang en/of stalking. Verdachte heeft bekend dat hij in ieder geval in de [straatnaam 1] , de [straatnaam 3] en de [straatnaam 2] bij woningen naar binnen heeft gegluurd of daar op het dak heeft gezeten. Dit betreffen de straten waarin de vier aangeefsters woonden ten tijde van de aangiftes. Verder heeft verdachte verklaard dat hij ongeveer een jaar na de geboorte van zijn zoon (in augustus 2015) is begonnen met het naar binnen kijken in woningen. Het eerste incident dat door de aangeefsters is genoemd, betreft een voorval dat vermoedelijk in het voorjaar van 2016 heeft plaatsgevonden. Deze data sluiten aan op elkaar en de rechtbank gaat er daarom van uit dat het verdachte is geweest die betrokken was bij alle door de aangeefsters genoemde incidenten bij hun woning.
Van stalking is sprake als iemand opzettelijk een ander stelselmatig lastig valt waardoor een inbreuk wordt gemaakt op diens persoonlijke levenssfeer. Bij de beoordeling zijn relevant de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen, de omstandigheden waaronder deze plaatsvonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van de slachtoffers. De rechtbank dient voor elke aangeefster afzonderlijk te beoordelen of er sprake is geweest van een stelselmatige inbreuk op haar persoonlijke levenssfeer. Daarbij zal de rechtbank de situatie van aangeefsters [aangeefster 2] en [aangeefster 4] tegelijk bespreken, omdat zij hebben verklaard over dezelfde twee voorvallen.
- [aangeefster 1]
Aangeefster [aangeefster 1] heeft verklaard over vier voorvallen bij haar woning. Het eerste voorval betreft een situatie in (vermoedelijk) het voorjaar van 2016, toen zij een schaduw van een persoon in de achtertuin zag komen. Het tweede voorval betreft een situatie op 2 november 2016. Aangeefster hoorde toen de klik van de poort naar de achtertuin en zag door het zijraam van haar woning het bovenlichaam van een man. Zij keek de man recht in zijn gezicht. De man ging toen weg. Het derde voorval vond plaats in de zomer van 2018, toen aangeefster een man op een paaltje in de heg zag staan. Ze had het idee dat de man over de heg wilde klimmen om in de achtertuin te komen. Het vierde voorval vond plaats op 24 augustus 2019 in de nacht. De dochter van aangeefster zag toen in de achtertuin een man staan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich viermaal in of bij de tuin van aangeefster heeft bevonden en daarbij één keer in de woning van aangeefster heeft gekeken in de periode van het voorjaar van 2016 tot augustus 2019, met tussenpozen van ongeveer een half jaar tot anderhalf jaar. De rechtbank is van oordeel dat dit geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster betreft, omdat de frequentie en de intensiteit van de gedragingen – in onderlinge samenhang bezien – daarvoor te beperkt zijn.
- [aangeefster 2] en [aangeefster 4]
Aangeefsters [aangeefster 2] en [aangeefster 4] hebben verklaard over twee voorvallen bij de woning van [aangeefster 2] . Het eerste voorval vond plaats op 15 februari 2019 in de avond toen [aangeefster 4] zich alleen in de woning van [aangeefster 2] bevond. Zij stond toen halfnaakt in de badkamer en zag een man achter de balkondeur. Vanaf het balkon kon van buiten naar binnen worden gekeken. Het tweede voorval vond plaats op 22 september 2019 in de nacht, toen [aangeefster 4] in de woning van [aangeefster 2] bleef slapen. Zij zag toen een man op het balkon staan. [aangeefster 2] heeft de man toen niet waargenomen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich tweemaal op het balkon van de woning heeft bevonden en daarbij één keer in de woning van aangeefster heeft gekeken in 2019, met een tussenpoos van een meer dan een half jaar. De rechtbank is van oordeel dat dit geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer oplevert zoals bedoeld in artikel 285b Wetboek van Strafrecht. Hoewel met name het voorval in februari 2019 een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van [aangeefster 4] betreft, is de frequentie van de gedragingen te beperkt om van een stelselmatige inbreuk te kunnen spreken. Ten aanzien van [aangeefster 2] komt daar nog bij dat zij bij het eerste voorval niet aanwezig was.
- [aangeefster 3]
Aangeefster [aangeefster 3] heeft verklaard over twee voorvallen bij haar woning. Het eerste voorval vond plaats op 7 september 2019 in de avond. Ze zag toen door het dakraam in de slaapkamer het gezicht van een man. Het tweede voorval vond plaats op 16 september 2019 in de avond. De buurman van aangeefster vertelde dat er een man op het dak van haar woning had gestaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich in een periode van anderhalve week tweemaal op het dak van de woning van aangeefster heeft bevonden en daarbij één keer in de woning van aangeefster heeft gekeken. De rechtbank is van oordeel dat dit geen stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster betreft, omdat de frequentie en de intensiteit van de gedragingen – in onderlinge samenhang bezien – daarvoor te beperkt zijn.
Nu bij geen van de aangeefsters wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake was van een stelselmatige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer zal de rechtbank verdachte integraal vrijspraken van feit 2.
Feit 3
Op een gegevensdrager van verdachte, te weten een mobiele telefoon van het merk Samsung S8, zijn door de politie afbeeldingen van vrouwen aangetroffen die mogelijk heimelijk zijn gemaakt. Behoudens de verklaring van verdachte, dat het kan dat hij vanaf buiten in woningen foto’s van vrouwen heeft gemaakt, bevat het dossier geen ander bewijsmiddel over de inhoud van de afbeeldingen zoals wie de personen op de afbeeldingen betreffen en waar en wanneer de afbeeldingen zijn gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om tot een bewezenverklaring van feit 3 te komen en zal verdachte dan ook vrijspreken van dit feit.
02-184745-21
Inleiding
Uit het dossier volgt dat verdachte op 20 november 2019 is aangehouden naar aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte waarbij hij werd verdacht van het gluren in woningen onder parketnummer 02-277013-19. Op 21 november 2019 is zijn mobiele telefoon van het merk Samsung S8 in beslag genomen. Verder heeft op 21 november 2019 een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van verdachte. Bij de doorzoeking van de woning van verdachte zijn meerdere gegevensdragers in beslag genomen, die nadien zijn onderzocht. Op een deel daarvan (een mobiele telefoon van het merk Samsung S5, een mobiele telefoon van het merk Samsung S8 en een tablet van het merk Samsung SM-T530) zijn in totaal 294 afbeeldingen aangetroffen die door de politie als kinderpornografisch zijn aangemerkt. De afgebeelde minderjarigen betreffen voornamelijk meisjes die poseren en die naakt of gedeeltelijk naakt zijn. Het merendeel is in de leeftijd tussen de acht en twaalf jaar. De nadruk wordt gelegd (onder meer door het inzoomen op foto) op de ontblote geslachtsdelen. Een klein gedeelte van het materiaal betreft verregaande seksuele handelingen met meisjes onderling of met zichzelf, waaronder het vaginaal binnendringen van het lichaam met een vinger of voorwerpen.
Toegankelijkheid van de afbeeldingen
Ten aanzien van zes aangetroffen afbeeldingen op de Samsung S8 staat op grond van het dossier vast dat deze toegankelijk waren ten tijde van het onderzoek en dus ook ten tijde van de inbeslagname van de telefoon. Het gaat om de afbeeldingen met de volgende bestandsnamen die ook in de tenlastelegging zijn vermeld:
[bestandsnaam 1]
[bestandsnaam 2]
[bestandsnaam 3]
[bestandsnaam 4]
[bestandsnaam 5]
[bestandsnaam 6]
Ten aanzien van de overige aangetroffen afbeeldingen (waaronder het in de tenlastelegging genoemde bestand met als bestandsnaam “ [bestandsnaam 7] ”) staat op grond van het dossier niet vast of ze wel of niet toegankelijk waren ten tijde van het onderzoek.
Periode
Uit de verklaring van verdachte blijkt dat de Samsung S5 in 2016 in zijn bezit is gekomen en de Samsung S8 in 2018. Ten aanzien van de afbeeldingen die zijn aangetroffen op deze twee gegevensdragers, staat naar het oordeel van de rechtbank daarom vast dat deze op enig moment in de periode van 1 januari 2016 tot en met 20 november 2019 op de twee gegevensdragers terecht zijn gekomen. Ten aanzien van de tablet (de Samsung SMT530) overweegt de rechtbank dat het een feit van algemene bekendheid is dat dit model tablet in mei 2014 is uitgebracht. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat dit gegeven zonder noemenswaardige moeite uit algemeen toegankelijke bronnen, te weten via Wikipedia (https://en.wikipedia.org/wiki/Samsung_Galaxy_Tab_4_10.1) is te achterhalen. Ten aanzien van de afbeelding(en) die op die tablet zijn aangetroffen, staat daarom naar het oordeel van de rechtbank vast dat deze in ieder geval niet eerder dan 1 mei 2014 op de tablet terecht kunnen zijn gekomen.
Bezit / verwerven / toegang verschaffen tot afbeeldingen
- De 6 afbeeldingen op de Samsung S8
Zoals hiervoor reeds is overwogen, waren de genoemde zes afbeeldingen die op de Samsung S8 zijn aangetroffen vrij toegankelijk. Daarmee staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte wist dat deze afbeeldingen zich op zijn telefoon bevonden en dat hij daarover beschikkingsmacht had. Deze afbeeldingen had hij dus in zijn bezit toen deze telefoon in beslag werd genomen. Dit betekent voorts dat hij zich op enig moment (in de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 november 2019) de toegang tot deze afbeeldingen heeft verschaft door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst.
Onder het verwerven van afbeeldingen moet worden verstaan het verkrijgen van beschikkingsmacht over die afbeeldingen. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de periode, staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte op enig moment in de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 november 2019 de beschikkingsmacht heeft gekregen over de betreffende zes afbeeldingen.
Voor het verwerven van dergelijke afbeeldingen is daarbij is wel vereist dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de inhoud van het verworvene. Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan sprake. Gelet op de zoekslagen die verdachte naar eigen zeggen op het internet heeft gemaakt, namelijk naar nudistische en/of naaktafbeeldingen van jonge vrouwen en jonge meisjes, is de rechtbank van oordeel dat hij het voorwaardelijk opzet heeft gehad dat daarbij ook kinderpornografische afbeeldingen mee zouden komen. Hij heeft bewust het aanmerkelijke risico aanvaard dat bij het zoeken van afbeeldingen van jonge meisjes en het downloaden van pakketten met dergelijke afbeeldingen, hij zich ook de toegang zou verschaffen tot kinderpornografische afbeeldingen en deze afbeeldingen zou verwerven.
- De overige afbeeldingen op de Samsung S8, de Samsung S5 en de Samsung SM-T5330
Ten aanzien van de overige afbeeldingen die op de Samsung S5, de Samsung S8 en de Samsung SM-T530 zijn aangetroffen, staat niet vast of verdachte daarover beschikkingsmacht heeft gehad, nu onduidelijk is in hoeverre deze vrij toegankelijk waren en of verdachte deze onmiddellijk na het binnenhalen – effectief – heeft verwijderd. Wel staat vast dat de afbeeldingen zich op enig moment in de periode van 1 mei 2014 tot en met 20 november 2019 op de betreffende gegevensdragers van verdachte hebben bevonden en dat verdachte zich dus op enig moment in die periode de toegang tot die afbeeldingen heeft verschaft. De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte daartoe ook (voorwaardelijk) opzet heeft gehad. De rechtbank is van oordeel dat dat het geval is geweest, gelet op hetgeen hiervoor is overwogen over de zoekslagen van verdachte. Daarbij betrekt de rechtbank dat er ook – zoals hiervoor is overwogen – toegankelijke kinderpornografische afbeeldingen op een van de gegevensdragers van verdachte zijn aangetroffen.
Conclusie
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend dat verdachte zes kinderpornografische afbeeldingen, die zijn aangetroffen op de Samsung S8, in bezit had op (in ieder geval) 20 november 2019 en deze afbeeldingen in de periode van 1 januari 2018 tot en met 20 november 2029 heeft verworven en zich daartoe in de periode de toegang heeft verschaft door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, en daarnaast dat hij zich in de ten laste gelegde periode van 1 mei 2014 tot en met 20 november 2019 de toegang heeft verschaft tot de overige van de 294 kinderpornografische afbeeldingen die op de Samsung S5, de Samsung S8 en de Samsung SM-T530 zijn aangetroffen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op meer tijdstippen in de periode van 1 mei 2014 tot en met 20 november 2019 in Nederland, meermalen telkens een groot aantal afbeeldingen, te weten foto’s en gegevensdragers bevattende afbeeldingen, te weten twee GSM’s,
van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken,
heeft verworven, in bezit heeft gehad en zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
- het vaginaal penetreren en/of (met de vinger/hand en/of met een voorwerp) door zichzelf en/of door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar (eveneens) nog niet heeft bereikt (onder meer [bestandsnaam 2] en/of [bestandsnaam 5] blz 57 t/m 58 van het dossier), en
- het (laten) betasten van de geslachtsdelen van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt door een persoon die eveneens kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft bereikt/zichzelf (onder meer [bestandsnaam 5] blz 58 van het dossier), en
- het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van (een) perso(o)n(en) die kennelijk de leeftijd van 18 jaren nog niet heeft/hebben bereikt, waarbij deze perso(o)n(en) gekleed en/of in een omgeving en/of met
voorwerpen en/of in (erotisch getinte) houdingen poseert/poseren die niet bij haar/hun leeftijd past/passen en/of door de het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze perso(o)n(en) nadrukkelijk de (ontblote) geslachtsdelen in beeld gebracht worden (onder meer [bestandsnaam 1] en/of [bestandsnaam 2] en/of [bestandsnaam 3] en/of [bestandsnaam 4] en/of [bestandsnaam 6] en/of [bestandsnaam 7] blz 56 t/m 58 van het dossier).
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie acht verdachte volledig toerekeningsvatbaar en vordert een werkstraf van 100 uur en een gevangenisstraf van 30 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 27 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. Bij de eis is rekening gehouden met het taakstrafverbod en de overschrijding van de redelijke termijn.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt om rekening te houden met de overschrijding van de redelijke termijn en het door verdachte inmiddels positief afgeronde behandeltraject. Het verzoek is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, met aftrek, en eventueel een voorwaardelijke straf, zonder bijzondere voorwaarden. Verdachte is wel bereid aan bijzondere voorwaarden mee te werken, indien de rechtbank dit toch noodzakelijk acht.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Ernst van het feit
Verdachte heeft een grote hoeveelheid kinderpornografische afbeeldingen in zijn bezit gehad en/of zich daartoe de toegang verschaft. De kinderen op de aangetroffen beelden bestonden hoofdzakelijk uit poserende meisjes in de leeftijd tussen de 8 tot 12 jaar oud. Een klein deel van het aangetroffen beeldmateriaal betrof verregaande seksuele handelingen met meisjes onderling of met zichzelf, waaronder het vaginaal binnendringen van het lichaam met een vinger of voorwerpen. Verdachte heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een ernstige strafbaar feit. Door het bezit van kinderpornografisch materiaal wordt de productie daarvan gestimuleerd en in stand gehouden. Zonder vraag is er immers geen aanbod. De betrokken kinderen lopen vaak psychische schade op die gedurende lange tijd en niet zelden de rest van hun leven diepe sporen nalaat. Daarnaast is het erg moeilijk om eenmaal online geplaatste films en foto’s van het internet te laten verwijderen, waardoor deze kinderen hier ook op volwassen leeftijd nog mee geconfronteerd kunnen worden. Verdachte heeft als gebruiker van deze beelden een bijdrage geleverd aan deze gevolgen en is hier mede verantwoordelijk voor. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij in 2000 en 2002 is veroordeeld voor geweldsfeiten, maar niet eerder voor zedenfeiten.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over verdachte opgemaakte psychologisch rapport van 17 april 2022. Hieruit komt naar voren dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, bestaand uit een voyeurismestoornis en een stoornis in alcoholgebruik, kortdurend in remissie ten tijde van het onderzoek. Van deze stoornissen was ook sprake ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. De stoornis in het alcoholgebruik heeft een rol gespeeld in de aanloop naar het tenlastegelegde, maar hoeft niet per definitie te leiden tot delictgedrag. Het zorgt er wel voor dat impulsief en ondoordacht handelen bij verdachte versterkt worden. Er zijn geen aanwijzingen dat het tenlastegelegde het gevolg is van de bij verdachte vastgestelde voyeuristische stoornis. De gedragsdeskundigen zien daarom geen redenen om de ten laste gelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het risico op herhaling (voor de ten laste gelegde stalking) wordt als laag ingeschat. De relatieproblemen en de kans op werkverlies met als gevolg financiële onzekerheid zijn risicovolle contextuele factoren. Problematisch alcoholgebruik in combinatie met relatieproblemen en financiële onzekerheid zullen in zijn algemeenheid leiden tot een minder stabiel psychisch functioneren, maar dat betekent niet dat dat automatisch ook leidt tot het opnieuw plegen van feiten als waar hij momenteel van verdacht wordt. Omdat er geen redenen zijn om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen en het feit dat het risico op herhaling als laag wordt ingeschat, zien de gedragsdeskundigen geen reden om te komen tot een behandeladvies binnen een strafrechtelijk kader teneinde het gevaar op herhaling te verlagen.
Hoewel de gedragsdeskundigen zich niet hebben uitgelaten over de invloed van de stoornissen van verdachte op het plegen van het feit met betrekking tot de kinderporno, ziet de rechtbank geen aanleiding om dit feit verminderd aan verdachte toe te rekenen, gelet op de inhoud van hun advies.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van Reclassering Nederland van 27 september 2022 (hierna: de reclassering). Hieruit volgt dat het de diversiteit in het zoeken naar seksuele bevredigingen op meerdere strafbare gebieden de reclassering zorgen baart en het recidiverisico verhoogt. Verdachte stond onder toezicht bij de verslavingsreclassering en heeft een behandeling gevolgd bij Forensische Zorg Zeeland wegens voyeurisme en alcoholmisbruik. Het delictgedrag (voyeurisme) werd verklaard vanuit seksuele frustratie en gemis aan emotionele binding binnen de partnerrelatie, waarbij alcohol een ontremmende rol heeft gespeeld. Toen het alcoholgebruik in remissie was en de partnerrelatie was verbroken, bleef er een laag recidiverisico over. Het schorsingstoezicht is voortijdig positief beëindigd, omdat de destijds geformuleerde behandeldoelen waren behaald. Het bezit van kinderporno lijkt geen onderdeel te zijn geweest van de behandeling. Volgens de reclassering behoeft dit nog aandacht, nu de reclassering nog enige risicofactoren ziet en meent dat het beeld dat verdachte schetst minder stabiel is dat hij voorhoudt. De reclassering meent dat de ‘stabiele’ leefgebieden (abstinentie van alcohol en een partnerrelatie waar hij tevreden over is) afhangen van externe factoren waaraan verdachte zijn identiteit ontleent en dat verdachte neigt naar inadequate coping als deze wegvallen. De reclassering vindt dat er ingezet moet worden op het versterken van de identiteit, zodat hij minder hiervoor afhankelijk is van externe factoren. Het recidiverisico wordt als gemiddeld ingeschat. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, ambulante behandeling, meewerken aan middelencontrole en het vermijden van kinderporno, inclusief meewerken aan controle van digitale gegevensdragers, met opdracht aan de reclassering tot toezicht en begeleiding.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat het taakstrafverbod van toepassing is. Op grond daarvan is oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vereist in het geval van veroordeling voor het in het bezit hebben van en/of het zich de toegang verschaffen tot kinderporno. De officier van justitie is bij zijn strafeis uitgegaan van bewezenverklaring van twee feiten. De rechtbank komt tot bewezenverklaring van één feit.
Gelet op de ernst van het feit, het taakstrafverbod, de oriëntatiepunten van de rechtbank en straffen die doorgaans voor dergelijke feiten worden opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor het door verdachte gepleegde feit in beginsel passend en geboden is. De rechtbank weegt echter in het voordeel van verdachte mee dat de in het EVRM gewaarborgde redelijke termijn waarbinnen verdachte moet worden berecht, ruim is overschreden. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. De redelijke termijn is op 19 oktober 2019 aangevangen en dus met meer dan een jaar overschreden. De rechtbank is van oordeel dat deze overschrijding matiging van de aan verdachte op te leggen straf tot gevolg moet hebben in die zin dat aan verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal worden opgelegd voor langere duur dan het voorarrest en dat voor het overige zal worden volstaan met een voorwaardelijke gevangenisstraf. Met die voorwaardelijke straf beoogt de rechtbank verdachte ervan te weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast maakt dit het opleggen van bijzondere voorwaarden met reclasseringstoezicht mogelijk. De rechtbank deelt de opvatting van de reclassering dat het rooskleurige beeld dat verdachte schetst, enigszins genuanceerd moet worden. Hoewel verdachte reeds een behandeltraject heeft afgerond, heeft de rechtbank nog wel enige zorgen over de afhankelijkheid van verdachte van externe factoren voor (het versterken van) zijn identiteit en acht zij toezicht door de reclassering van belang om – voor zover nodig – nog een periode toezicht op verdachte te houden en hem te begeleiden.
De rechtbank zal, alles afwegend, aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 60 dagen opleggen, met aftrek van voorarrest, waarvan 57 dagen voorwaardelijk en met de bijzondere voorwaarde dat verdachte zich dient te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, met opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van die voorwaarde en verdachte daarbij te begeleiden. De rechtbank zal een proeftijd bepalen van één jaar. Hierbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte zich al gedurende een lange periode, namelijk drie jaar, aan voorwaarden heeft moeten houden in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis en dat hij die voorwaarden gedurende die tijd niet heeft overtreden.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, te weten een computer van het merk HP en een gsm van het merk Samsung, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring. De rechtbank zal deze voorwerpen dan ook verbeurd verklaren.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 240b van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten onder parketnummer 02-277013-19;
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Afbeeldingen en gegevensdragers, bevattende afbeeldingen van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, in bezit hebben, verwerven en zich door middel van een geautomatiseerd werk of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang daartoe verschaffen, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 60 (zestig) dagen, waarvan 57 (zevenenvijftig) dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 1 (één) jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd houdt aan de aanwijzingen van de reclassering, of zoveel korter als de reclassering mogelijk acht;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbijzijn dat verdachte gedurende de proeftijd:
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking van huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- stelt vast dat verdachte het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf reeds heeft ondergaan in het kader van voorarrest;
Beslag
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
* 1 STK Computer (omschrijving: g2123234; hp);
* 1 STK GSM (omschrijving: G2122684, Samsung);
Voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. G.H. Nomes en mr. R.J.H. de Brouwer, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.J. van der Welle, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 november 2022.
De voorzitter en mr. R.J.H. De Brouwer zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.