Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 18 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een ontploffing bij de woning van een verbalisant. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 4 november 2022, waarbij de verdachte niet aanwezig was, maar zijn raadsman wel. De officier van justitie, mr. I.M. Peters, heeft de verdenking gepresenteerd, die inhoudt dat de verdachte samen met anderen opzettelijk een ontploffing heeft veroorzaakt door vuurwerk op een auto te gooien, wat levensgevaar en gevaar voor goederen met zich meebracht.
De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was. De officier van justitie werd ontvankelijk verklaard in de vervolging. Tijdens de beoordeling van het bewijs heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende direct bewijs was om de verdachte te koppelen aan de ontploffing. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de verdachte op de plaats delict aanwezig was ten tijde van de ontploffing, en dat de indirecte bewijzen niet voldoende waren om tot een veroordeling te komen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde feit, en de benadeelde partij, de verbalisant, niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding. De rechtbank heeft ook bepaald dat de vordering bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, met mr. G.H. Nomes als voorzitter, en is openbaar gemaakt op 18 november 2022.