ECLI:NL:RBZWB:2022:6870
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WIA-uitkering door het UWV
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, vertegenwoordigd door mr. P.F.M. Gulickx, en het UWV, vertegenwoordigd door mr. M. Reitsma. De eiser ontving sinds 2014 een WIA-uitkering en was het niet eens met de beslissing van het UWV om zijn arbeidsongeschiktheid op 55,90% vast te stellen, met ingang van 1 augustus 2020. Eiser stelde dat zijn lichamelijke en psychische klachten door het UWV waren onderschat en dat hij recht had op een IVA-uitkering, omdat hij naar eigen zeggen 80 tot 100% arbeidsongeschikt was.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarin het UWV op 9 maart 2021 een primair besluit nam en op 9 september 2021 het bezwaar van eiser ongegrond verklaarde. Eiser heeft beroep ingesteld, maar met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en zich gebogen over de medische situatie van eiser op de datum in geding.
De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht de arbeidsongeschiktheid op 55,90% heeft vastgesteld. De verzekeringsartsen hebben zorgvuldig onderzoek gedaan en hun rapporten voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid, begrijpelijkheid en consistentie. De rechtbank concludeerde dat er geen objectieve medische onderbouwing was voor de door eiser ervaren klachten en dat de door het UWV vastgestelde beperkingen adequaat waren. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, en de rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, wat betekent dat de door eiser gemaakte proceskosten niet vergoed werden.