ECLI:NL:RBZWB:2022:6845

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
18 november 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
02/055777-22
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in chalet

In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 18 november 2022 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan twee pogingen tot doodslag. De verdachte heeft op 5 maart 2022 in Kaatsheuvel met een mes twee personen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], verwond. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, wat invloed heeft gehad op de strafmaat. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Aan de voorwaardelijke straf zijn bijzondere voorwaarden verbonden, waaronder een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en een alcoholverbod. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen, evenals de psychische problemen van de verdachte, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en alcoholmisbruik. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €750,- toegewezen aan [slachtoffer 1] voor immateriële schade, en de verdachte is verplicht deze te betalen. De uitspraak benadrukt de ernst van geweldsmisdrijven en de gevolgen daarvan voor slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/055777-22
vonnis van de meervoudige kamer van 18 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1994 te [geboorteplaats]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting te Vught
raadsman mr. F.J.V.H. Stoffels, advocaat te Zevenbergen

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 november 2022, waarbij de officier van justitie, mr. M. van Leeuwen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
op 5 maart 2022 in Kaatsheuvel heeft geprobeerd [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te doden, dan wel aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, dan wel heeft geprobeerd aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht primair wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft geprobeerd te doden. Volgens de officier van justitie heeft verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de dood van beiden aanvaard. Met het steken in de onderarm en in het bovenbeen is de kans groot dat een slagader wordt geraakt. De steekpartij vond plaats in een kleine ruimte en verdachte maakte ongecontroleerde en onvoorspelbare bewegingen terwijl hij onder invloed was van alcohol. Subsidiair is de officier van justitie van mening dat ten aanzien van [slachtoffer 2] sprake is van het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel, nu zijn bovenarm door de politie is afgebonden en operatief ingrijpen noodzakelijk is geweest.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair ten laste gelegde. Slechts de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan in de visie van de verdediging bewezen worden. Er was sprake van ‘krassen’ die door een zwaaibeweging zijn ontstaan en niet van bewust steken. De arts heeft het in de medische verklaring ook over ‘snijwonden’. Verdachte had geen opzet op de dood van beide slachtoffers, ook niet in voorwaardelijke zin. In de visie van de verdediging is het letsel bij de slachtoffers niet te kwalificeren als zwaar lichamelijk letsel.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Vaststelling van de feiten
Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte op 5 maart 2022 te Kaatsheuvel in een chalet twee personen, namelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , met een groot (circa 30 cm) scherp keukenmes geraakt heeft. De afstand tussen verdachte en de slachtoffers bedroeg daarbij volgens verdachte circa 2 meter. Verdachte is onder hevige emoties en onder invloed van alcohol het chalet van zijn buren in gegaan en heeft met een mes in het rond lopen zwaaien. [slachtoffer 1] heeft daarbij een snijwond van 7 cm in zijn bovenbeen opgelopen, waarbij zijn spierweefsel zichtbaar was en waarvoor hij behandeld moest worden op de spoedeisende hulp van het ziekenhuis. [slachtoffer 2] is geraakt in zijn onderarm en bloedde daarbij hevig. De ter plaatse gekomen verbalisanten hebben een tourniquet aangelegd om de bovenarm van [slachtoffer 2] om het bloeden te stelpen. [slachtoffer 2] is ook behandeld in het ziekenhuis en een operatie was daarbij noodzakelijk. De rechtbank stelt voorop dat de ene snijwond de andere niet is. In dit geval kan vastgesteld worden is dat er bij beide slachtoffers sprake was van flinke verwondingen. Bij [slachtoffer 1] was spierweefsel zichtbaar en bij [slachtoffer 2] moest een tourniquet worden aangelegd en was operatief ingrijpen noodzakelijk.
De rechtbank stelt vast dat het snijden van de beide slachtoffers met een dusdanige kracht verricht moet zijn nu zij beiden ernstig letsel hebben opgelopen. [slachtoffer 2] is zelfs veel bloed verloren en had blijkbaar direct een operatie nodig.
Opzet
Allereerst moet de rechtbank de vraag beantwoorden of verdachte opzet heeft gehad op de dood van de slachtoffers. Opzet is in de eerste plaats aanwezig indien verdachte ten tijde van zijn handelen de bedoeling had om de slachtoffers te doden, zogenaamd ‘boos’ opzet. ‘Boos’ opzet heeft de rechtbank op basis van het dossier en wat besproken is op de zitting niet kunnen vaststellen.
Van opzet kan ook sprake zijn, indien verdachte bij zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van de slachtoffers heeft aanvaard. In dat geval is sprake van ‘voorwaardelijk’ opzet. Of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging(en) en de omstandigheden waaronder deze is of zijn verricht. Het moet in elk geval gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk te achten is.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de kans op de dood van de slachtoffers aanmerkelijk was. De rechtbank beantwoordt die vraagt bevestigend. Door in een dynamische en onoverzichtelijke situatie in een chalet, waarbij het gedrag van de slachtoffers onvoorspelbaar is, verdachte en de slachtoffers dicht bij elkaar stonden en met een groot en scherp mes in de rondte te zwaaien, is de kans op dodelijk letsel bij beide slachtoffers, en ook bij de overige aanwezigen, naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk. Daarbij komt ook nog dat verdachte in een zeer emotionele/boze en beschonken staat het chalet binnen is gestormd. De zelfbeheersing was dus ver te zoeken.
De tweede vraag is of verdachte met zijn handelen die aanmerkelijke kans op de dood van de slachtoffers ook bewust heeft aanvaard. Daarbij spelen de gedragingen van verdachte een rol. Ook die vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Door met een scherp mes in een kleine ruimte zwaaiende bewegingen te maken met daarbij het risico dat de slachtoffers op vitale plekken van het lichaam worden geraakt, kan het niet anders dan dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op het overlijden van de slachtoffers heeft aanvaard. Van contra-indicaties daartoe is de rechtbank niet gebleken. Daarom is de rechtbank van oordeel dat verdachte het voorwaardelijk opzet had op de dood van beide slachtoffers.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1
op 5 maart 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet
met een mes, heeft gesneden in het been,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2
op 5 maart 2022 te Kaatsheuvel, gemeente Loon op Zand,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om [slachtoffer 2] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, heeft gesneden in de onderarm,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van
36 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en met een proeftijd van 3 jaar, vanwege de complexiteit en zwaarte van de problematiek bij verdachte. Aan de voorwaardelijke straf dienen de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering te worden gekoppeld.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Daarnaast verzoekt de verdediging een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering. Door deze straf zou verdachte snel kunnen starten met zijn behandeling.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee keer een poging tot doodslag. Verdachte is met een mes een chalet binnen gestormd waar op dat moment zijn vriendin zou zijn. Vloekend en scheldend viel hij mensen in het chalet aan. Hierbij heeft hij [slachtoffer 1] in het been en [slachtoffer 2] in zijn arm gesneden. Door met goederen naar verdachte te gooien is het gelukt verdachte buiten te krijgen waar hij nog diverse ruiten van het chalet heeft ingeslagen. Volgens de politie lag het hele chalet bezaaid met glasscherven en bloed. De politie heeft een riem om de arm van [slachtoffer 2] moeten binden om het bloeden te stelpen en hij is nog dezelfde avond operatief behandeld. [slachtoffer 2] vreesde voor zijn leven en de artsen vertelden hem dat hij één liter bloed was verloren.
De verdachte heeft met zijn gedrag geen enkel respect getoond voor de lichamelijke integriteit van beide slachtoffers en hen angst en pijn bezorgd. Het is puur geluk geweest dat de gevolgen relatief beperkt zijn gebleven. Verdachte heeft immers met een – naar eigen zeggen – scherp mes in een kleine ruimte als een ninja om zich heen gezwaaid. Dit alles gebeurde terwijl hij onder invloed was van alcohol. Dergelijke delicten veroorzaken ook gevoelens van angst en onveiligheid bij anderen, zoals aanwezige getuigen, en leiden tot maatschappelijke onrust en toename van angst en onveiligheid in de maatschappij. Dit alles rekent de rechtbank verdachte ernstig aan.
De rechtbank heeft voor wat betreft de persoon van verdachte rekening gehouden met het reclasseringsrapport van 26 juli 2022 alsmede met het psychologisch rapport van 1 juli 2022. Er is bij verdachte sprake van een borderline persoonlijkheidsstoornis en een ernstige stoornis in het gebruik van alcohol en ADHD. Door de psycholoog wordt in het bijzonder gerapporteerd dat de emotieregulatie en impulsbeheersing van verdachte ten tijde van het tenlastegelegde fors tekort schoot. Dit is een terugkerend patroon bij verdachte. De overmaat aan emoties en impulsen, het tekortschieten van de controle erover en de regulatie ervan, lijken grotendeels samen te hangen met het patroon dat bij verdachte voorkomt uit de borderline persoonlijkheidsstoornis. Dit geldt ook voor het gebrek aan effectieve copingvaardigheden. De impulsiviteit en emotieregulatie problemen hangen bovendien samen met ADHD en met het onder invloed zijn van alcohol. Door de psycholoog wordt geadviseerd de tenlastegelegde feiten verminderd toe te rekenen.
Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling (CTP Veldzicht of soortgelijk), ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en een alcoholverbod.
De rechtbank neemt de conclusie van de psycholoog over en stelt vast dat het bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Voorts heeft de rechtbank kennis gekomen van het Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, gedateerd op 9 mei 2022, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld in Nederland. Wel blijkt uit het Poolse Uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte, gedateerd op 16 maart 2022, dat verdachte twee keer is veroordeeld voor een diefstal met geweld in Polen .
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat deze straf gedeeltelijk niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar, om verdachte ervan te weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van drie jaar op te leggen zoals door de officier van justitie is gevorderd. Aan het voorwaardelijke deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden koppelen, zoals opgenomen in het reclasseringsrapport. Verdachte heeft zich bereid verklaard zich aan de gestelde voorwaarden te houden.
Bij de bepaling van de omvang van het onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid, de ernst van de verwondingen, de intensieve behandeling die verdachte nog zal moeten ondergaan en de straffen welke de rechtbank in soortgelijke gevallen oplegt.
De rechtbank zal verdachte daarom veroordelen tot een gevangenisstraf van 30 maanden waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan de voorwaardelijke straf zullen als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling (CTP Veldzicht of soortgelijk), ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname) en een alcoholverbod worden verbonden.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer 1] vordert een schadevergoeding van € 5.000,- voor feit 1.
De rechtbank heeft hiervoor overwogen dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte dit feit heeft gepleegd. Dit betekent ook dat verdachte onrechtmatig heeft gehandeld tegenover de benadeelde partij en dat hij verplicht is de schade van de benadeelde partij te vergoeden.
De door de benadeelde gevorderde schadevergoeding acht de rechtbank toewijsbaar tot een bedrag van € 750,- voor de immateriële schade vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag der voldoening. Deze schade staat ook in een voldoende verband met het bewezenverklaarde handelen van verdachte, zodat ook sprake is van schade die een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit.
De rechtbank zal tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen tot betaling van het toegekende schadebedrag. Dit betekent dat het CJIB de inning zal verzorgen en dat bij niet betaling gijzeling kan worden toegepast als dwangmiddel.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat feiten en omstandigheden die tot toewijzing van het gevorderde bedrag zouden kunnen leiden niet voldoende vast staan, nu (de omvang van) de schade onvoldoende is onderbouwd. Verdere behandeling van dat deel van de vordering levert naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde partij voor dat deel niet-ontvankelijk in zijn vordering zal worden verklaard. Dat deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen messen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer. De voorwerpen zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
8.2
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de in beslag genomenkleding en schoenen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 36f, 45, 57 en 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1:Poging tot doodslag;
Feit 2:Poging tot doodslag;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 30 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
algemene voorwaardedat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt als
bijzondere voorwaarden:
* dat verdachte zich binnen 2 werkdagen na zijn invrijheidstelling meldt bij Reclassering Nederland Dobbe 70-74 te Zwolle, tel. 088-8041403 en zich daarna gedurende een door de reclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) zal blijven melden, zo lang en zo frequent als de reclassering noodzakelijk acht;
* dat verdachte zich laat opnemen en behandelen in CTP Veldzicht of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
* dat verdachte zich laat behandelen door CTP Veldzicht of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt.
Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, na rechterlijke goedkeuring, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
* verdachte gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking verleent aan het nemen van vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage biedt;
* dat verdachte medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zo lang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- geeft opdracht aan, de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Mes (Omschrijving: g2436639, zilverkleurig);
* 1 STK Mes (Omschrijving: g2436719, zwart);
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
* 1 STK Schoenen (Omschrijving: G2436619, Blauw, merk: [merk schoenen] );
* 1 STK Broek (Omschrijving: G2436620 - zit onder het bloed, Grijs);
* 1 STK Shirt (Omschrijving: G2436621, Zwart, merk: [merk Shirt] );
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] van € 750,- vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag der voldoening
aan immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot nu toe begroot op nihil;
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat gedeelte bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1] (feit 1), € 750,- te betalen vermeerderd met de wettelijke rente, vanaf 5 maart 2022 tot aan de dag der voldoening;
- bepaalt dat bij niet betaling 15 dagen gijzeling kan worden toegepast, met dien verstande dat toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.L. Donders, voorzitter, mr. G.M.J. Kok en mr. M. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van K. de Klerk-Van Rijs, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 november 2022.
Mr Donders en Mr. Veldhuizen zijn niet in de gelegenheid dit vonnis te ondertekenen.