ECLI:NL:RBZWB:2022:6837

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 april 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-020476
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing op klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake inbeslagname van een auto

Op 19 april 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant in Breda uitspraak gedaan in een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift was ingediend door klager, die in beroep ging tegen de inbeslagname van zijn auto, een Volkswagen Lupo, die op 30 juli 2021 in beslag was genomen omdat hij zonder geldig rijbewijs reed. Klager, vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsvrouw mr. S.A.A.P. van Hees, stelde dat hij de feitelijk rechthebbende was van de auto en dat hij deze had betaald. Eerder was er een klaagschrift ingediend door de partner van klager, maar dit was niet-ontvankelijk verklaard na haar overlijden.

De officier van justitie stelde dat klager nog steeds verdacht werd van het rijden zonder geldig rijbewijs en dat de auto teruggegeven kon worden aan de erfgenaam van de overleden partner van klager. De rechtbank oordeelde dat klager ontvankelijk was in zijn klaagschrift, maar dat hij niet had aangetoond dat hij de rechtmatige eigenaar of erfgenaam was van de auto. De rechtbank concludeerde dat de auto op naam van de overleden partner stond, wat erop wees dat haar erfgenamen de opvolgende eigenaren waren. Klager had zijn stelling dat hij eigenaar of erfgenaam was niet onderbouwd.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift ongegrond, omdat klager niet als rechthebbende kon worden aangemerkt. De beslissing werd genomen door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van griffier J. van ‘t Westende, en werd uitgesproken tijdens de openbare terechtzitting op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team strafrecht
Locatie Breda
parketnummer: 96/334008-21
rk.nummer: 21-020476
Beslissing op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering van:
[klager]geboren op [geboortedag] 1987,
woonplaats kiezende ten kantore van mr. S.A.A.P. van Hees, Duivelsbruglaan 22, 4835 JE Breda
hierna te noemen: klager.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna te noemen: Sv), waaruit blijkt dat op 30 juli 2021 in het strafvorderlijk onderzoek tegen klager in beslag is genomen: een personenauto van het merk, Volkswagen, type, Lupo en voorzien van het [kenteken] .
  • het klaagschrift, ingediend op 29 december 2021 ter griffie van deze rechtbank ingevolge artikel 552a Sv;
  • het verweerschrift van de officier van justitie; en
  • de overige stukken uit het bijbehorende raadkamerdossier met voornoemd raadkamernummer.
Het klaagschrift is behandeld in raadkamer op 5 april 2022. Gehoord zijn de officier van justitie en mr. S.A.A.P van Hees als gemachtigd raadsvrouw van klager.
Klager is behoorlijk opgeroepen, maar niet bij de behandeling van het klaagschrift verschenen.
Namens klager is aangevoerd dat er op 30 juli 2021 onder hem een auto (Volkswagen Lupo, [kenteken] ) in beslag is genomen omdat klager van de auto gebruik maakte zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs. Eerder is door de partner van klager, [naam] , een klaagschrift is ingediend. [naam] is overleden. Haar klaagschrift is daarna niet-ontvankelijk verklaard.
Inmiddels is klager in het bezit van een geldig rijbewijs. Recidive is niet meer mogelijk. Eerder stelde het CVOM zich op het standpunt dat de auto aan [naam] geretourneerd kon worden, dit is helaas niet meer mogelijk. Klager stelt zich op het standpunt de feitelijk rechthebbende te zijn over de auto. Klager heeft de auto ook betaald. Redenen waarom klager de rechtbank verzoekt het klaagschrift gegrond te verklaren.
De officier van justitie heeft zich in raadkamer op het standpunt gesteld dat klager thans nog wordt verdacht van het rijden zonder geldig rijbewijs. Klager is gedagvaard om zich voor deze overtreding te verantwoorden tegenover de politierechter. Voorts stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat de auto teruggegeven kan worden aan de redelijkerwijs rechthebbende dan wel erfgenaam van [naam] . Hoewel klager stelt eigenaar en rechthebbende over de auto te zijn valt dit niet op te maken uit enig nadere onderbouwing anders dan vooringenomen stelling van klager. Het klaagschrift van klager dient ongegrond verklaard te worden.

2.De beoordeling

De raadkamer van de rechtbank is bevoegd tot afdoening van het klaagschrift.
Het klaagschrift is tijdig ingediend.
Het beslag is gelegd op grond van artikel 94 Sv.
De eerste vraag die de rechtbank dient te beantwoorden, is of klager ontvankelijk is in zijn klaagschrift.
Klager heeft gesteld eigenaar dan wel rechtmatig erfgenaam te zijn van de auto. Voor de vraag of klager als belanghebbende ex artikel 552a Sv kan gelden en dientengevolge in het beklag kan worden ontvangen, is niet beslissend of hij als rechthebbende kan worden aangemerkt. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn klaagschrift.
De rechtbank overweegt dat de auto op naam van [naam] stond. Dat is een aanwijzing dat zij eigenaar was. Nu [naam] is overleden, ligt het voor de hand ervan uit te gaan dat haar erfgenamen opvolgend eigenaar zijn geworden.
Klager stelt weliswaar eigenaar van de auto en/of erfgenaam van [naam] te zijn maar heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd.
De rechtbank kan, in de huidige stand van zaken, niet vaststellen dat klager op enigerlei wijze is aan te merken als redelijkerwijs rechthebbende van de auto en is derhalve niet als rechthebbende aan te merken op het beslagen goed. De rechtbank zal het klaagschrift ongegrond verklaren.

3.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift ongegrond.
Deze beslissing is op 19 april 2022 gegeven door mr. R.P. Broeders, rechter, in tegenwoordigheid van J. van ‘t Westende, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 april 2022.
INFORMATIE RECHTSMIDDEL
Tegen deze beslissing kan door het Openbaar Ministerie binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing en door de klager binnen veertien dagen na de betekening van deze beslissing
beroep in cassatieworden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage (artikel 552d lid 2 Wetboek van Strafvordering).