ECLI:NL:RBZWB:2022:6828

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
22-001137
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering gijzeling op grond van artikel 6:6:25 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2022 een beslissing genomen in een vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De vordering was ingediend door het Openbaar Ministerie op 13 januari 2022, nadat de veroordeelde, die een ontnemingsmaatregel van € 16.537,87 had opgelegd gekregen, tot dat moment niets had betaald. De rechtbank heeft de vordering op 22 april 2022 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, aanwezig was. De veroordeelde was echter niet verschenen, ondanks een goede oproep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en dat er geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. Dit maakte het feitelijk onmogelijk om verhaal te halen. De aanmaningen die naar het adres in Noorwegen waren gestuurd, zijn onbestelbaar retour ontvangen, en er was geen enkele reactie of betaling van de veroordeelde ontvangen. Pogingen om contact via de raadsman te leggen zijn ook niet succesvol geweest.

De rechtbank oordeelde dat er geen aannemelijke redenen waren om te veronderstellen dat de veroordeelde niet in staat was te betalen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen en een machtiging verleend tot toepassing van gijzeling voor de duur van 55 dagen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 22-001137
datum : 6 mei 2022
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering in de zaak van:

[de veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 1969 te [geboorteplaats],
wonende op het [woonadres],
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

Het gerechtshof heeft aan de veroordeelde bij arrest van 29 april 2019 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van € 16.537,87. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
De veroordeelde heeft tot de datum van indiening van de vordering niets betaald.

Procedure

De vordering is op 13 januari 2022 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 22 april 2022 de vordering in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie mr. K. Pieters is gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 55 dagen, conform de tabel Lijfsdwang.

Beoordeling

Vast staat dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen. Een bedrag van € 16.537,87 moet nog betaald worden.
Op het moment dat aan het CJIB de zaak ter executie werd aangeboden, had veroordeelde geen vaste woon- en/of verblijfplaats in Nederland. De veroordeelde is meermaals aangeschreven op het adres in Noorwegen. Deze aanmaningen zijn onbestelbaar retour ontvangen dan wel is geen reactie of betaling ontvangen. Pogingen om het contact met veroordeelde via de raadsman te laten verlopen zijn evenmin gelukt. Nu veroordeelde geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, was feitelijk verhaal niet mogelijk.
In raadkamer is niet aannemelijk geworden dat de veroordeelde niet kan betalen.
De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie toewijzen en een machtiging verlenen tot toepassing van gijzeling voor de duur van 55 dagen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en machtigt de officier van justitie tot de toepassing van gijzeling voor de duur van
55 dagen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.P. Broeders, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022.