Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[de veroordeelde],
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
55 dagen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2022 een beslissing genomen in een vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De vordering was ingediend door het Openbaar Ministerie op 13 januari 2022, nadat de veroordeelde, die een ontnemingsmaatregel van € 16.537,87 had opgelegd gekregen, tot dat moment niets had betaald. De rechtbank heeft de vordering op 22 april 2022 in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie, mr. K. Pieters, aanwezig was. De veroordeelde was echter niet verschenen, ondanks een goede oproep.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan zijn betalingsverplichtingen en dat er geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland was. Dit maakte het feitelijk onmogelijk om verhaal te halen. De aanmaningen die naar het adres in Noorwegen waren gestuurd, zijn onbestelbaar retour ontvangen, en er was geen enkele reactie of betaling van de veroordeelde ontvangen. Pogingen om contact via de raadsman te leggen zijn ook niet succesvol geweest.
De rechtbank oordeelde dat er geen aannemelijke redenen waren om te veronderstellen dat de veroordeelde niet in staat was te betalen. Daarom heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie toegewezen en een machtiging verleend tot toepassing van gijzeling voor de duur van 55 dagen. Deze beslissing is openbaar uitgesproken door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier.