ECLI:NL:RBZWB:2022:6827

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
6 mei 2022
Publicatiedatum
17 november 2022
Zaaknummer
21-018503
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering gijzeling op grond van artikel 6:6:25 Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2022 een beslissing genomen in het kader van een vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen bij vonnis van 17 december 2013, waarbij hij verplicht was om € 21.179,70 aan de staat te betalen. Deze ontnemingsmaatregel was onherroepelijk geworden, maar de veroordeelde had tot de datum van indiening van de vordering, 26 november 2021, niets betaald.

De vordering tot gijzeling werd op 29 november 2021 ingediend en op 22 april 2022 behandeld in openbare raadkamer. De officier van justitie, mr. K. Pieters, heeft de vordering toegelicht, terwijl de veroordeelde, ondanks een goede oproep, niet in raadkamer verscheen. De officier van justitie vroeg om een machtiging tot gijzeling voor de duur van 70 dagen, conform de tabel Lijfsdwang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat er geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De aanmaningen die naar het adres in België waren gestuurd, kwamen retour omdat het adres onjuist was. De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de veroordeelde niet kon betalen. Daarom werd de vordering van de officier van justitie toegewezen en werd een machtiging tot gijzeling voor 70 dagen verleend. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats Breda
raadkamernummer : 21-018503
datum : 6 mei 2022
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 6:6:25 Wetboek van Strafvordering in de zaak van:

[de veroordeelde],

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats]
zonder vaste woon- of verblijfplaats
hierna te noemen: de veroordeelde.

Feiten

De politierechter heeft aan de veroordeelde bij vonnis van 17 december 2013 een ontnemingsmaatregel opgelegd, inhoudende de verplichting tot betaling aan de staat van € 21.179,70. Deze ontnemingsmaatregel is onherroepelijk geworden.
De veroordeelde heeft tot 26 november 2021, zijnde de datum van indiening van de vordering, niets betaald.

Procedure

De vordering is op 29 november 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 22 april 2022 de vordering in openbare raadkamer behandeld, waarbij de officier van justitie mr. K. Pieters is gehoord.
De veroordeelde is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.

Vordering van het Openbaar Ministerie

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlenen van een machtiging tot toepassing van gijzeling voor de duur van 70 dagen, conform de tabel Lijfsdwang.

Beoordeling

Vast staat dat de veroordeelde niet heeft voldaan aan de betalingsverplichtingen. Een bedrag van € 21.179,70 moet nog betaald worden.
Op het moment dat aan het CJIB de zaak ter executie werd aangeboden, had veroordeelde geen vaste woon- en/of verblijfplaats in Nederland. De veroordeelde is meermaals aangeschreven op het adres in België, vermeld op het verstekvonnis. De aanmaningen zijn onbestelbaar retour ontvangen omdat het adres onjuist zou zijn en veroordeelde aldaar niet zou verblijven. Nu veroordeelde geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, was feitelijk verhaal niet mogelijk.
In raadkamer is niet aannemelijk geworden dat de veroordeelde niet kan betalen.
De rechtbank zal daarom de vordering van de officier van justitie toewijzen en een machtiging verlenen tot toepassing van gijzeling voor de duur van 70 dagen.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering toe en machtigt de officier van justitie tot de toepassing van gijzeling voor de duur van
70 dagen.
Deze beslissing is gegeven door
mr. R.P. Broeders, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. M. van Grinsven, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2022.