Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[de veroordeelde],
Feiten
Procedure
Vordering van het Openbaar Ministerie
Beoordeling
Beslissing
70 dagen.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 6 mei 2022 een beslissing genomen in het kader van een vordering tot gijzeling van een veroordeelde. De veroordeelde, geboren in 1974 en zonder vaste woon- of verblijfplaats, had een ontnemingsmaatregel opgelegd gekregen bij vonnis van 17 december 2013, waarbij hij verplicht was om € 21.179,70 aan de staat te betalen. Deze ontnemingsmaatregel was onherroepelijk geworden, maar de veroordeelde had tot de datum van indiening van de vordering, 26 november 2021, niets betaald.
De vordering tot gijzeling werd op 29 november 2021 ingediend en op 22 april 2022 behandeld in openbare raadkamer. De officier van justitie, mr. K. Pieters, heeft de vordering toegelicht, terwijl de veroordeelde, ondanks een goede oproep, niet in raadkamer verscheen. De officier van justitie vroeg om een machtiging tot gijzeling voor de duur van 70 dagen, conform de tabel Lijfsdwang.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde niet aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en dat er geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is. De aanmaningen die naar het adres in België waren gestuurd, kwamen retour omdat het adres onjuist was. De rechtbank oordeelde dat het niet aannemelijk was dat de veroordeelde niet kon betalen. Daarom werd de vordering van de officier van justitie toegewezen en werd een machtiging tot gijzeling voor 70 dagen verleend. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. R.P. Broeders, rechter, in aanwezigheid van mr. M. van Grinsven, griffier.