In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2022, wordt het beroep van eiser tegen de weigering van het UWV om hem een WIA-uitkering toe te kennen beoordeeld. Eiser had zich op 19 april 2019 ziek gemeld en verzocht om een WIA-uitkering per 16 april 2021. Het UWV had zijn aanvraag afgewezen, omdat hij meer dan 65% van zijn maatmaninkomen zou kunnen verdienen. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het UWV ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft de zaak op 4 oktober 2022 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde en zijn dochter aanwezig waren. De rechtbank concludeert dat het UWV de aanvraag heeft afgewezen op basis van rapporten van verzekeringsartsen, maar dat er onvoldoende rekening is gehouden met de medische situatie van eiser. De rechtbank stelt vast dat de verzekeringsarts b&b niet adequaat heeft gereageerd op de klachten van eiser en dat er een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek is.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt het UWV op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens wordt het UWV veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser, die in totaal € 1.529,18 bedragen. De rechtbank stelt een termijn van 12 weken voor het UWV om een nieuw besluit te nemen.