ECLI:NL:RBZWB:2022:6794

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
16 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
02/262594-21, 02/338269-21 (gev. ttz)
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor drugshandel, wapenbezit en witwassen

Op 16 november 2022 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het dealen van harddrugs, het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en witwassen. De verdachte, geboren in 2001, werd vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. I.A.C. Cools. Tijdens de zitting op 2 november 2022 was de verdachte niet aanwezig, maar zijn raadsman en de officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, waren wel aanwezig om hun standpunten te presenteren.

De tenlastelegging omvatte onder parketnummer 02/262594-21 het handelen in harddrugs, waarbij de verdachte cocaïne en heroïne opzettelijk aanwezig had. Onder parketnummer 02/338269-21 werd de verdachte beschuldigd van het voorhanden hebben van een pistoolmitrailleur en kogelpatronen, evenals het witwassen van een geldbedrag van € 15.030,00. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de feiten, gebaseerd op getuigenverklaringen, observaties en het aantreffen van drugs en wapens.

De rechtbank overwoog dat de verdachte zich in een wereld van zware criminaliteit bevond, gezien zijn jonge leeftijd en de ernst van de feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zestien maanden op, met aftrek van het voorarrest, en oordeelde dat de tijd in voorarrest in mindering zou worden gebracht op de opgelegde straf. De rechtbank benadrukte dat het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich meebrengt, en dat de verdachte geen enkele verklaring had gegeven over de herkomst van het geld dat hij had gewit.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummers: 02/262594-21, 02/338269-21 (gev. ttz)
vonnis van de meervoudige kamer van 16 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonadres] ,
raadsman mr. I.A.C. Cools, advocaat te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 2 november 2022. Verdachte is niet verschenen. Wel is verschenen zijn gemachtigde raadsman. De officier van justitie, mr. Y.E.Y. Vermeulen, en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage I van dit vonnis opgenomen. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte
parketnummer 02/262594-21feit 1: zich schuldig heeft gemaakt aan handel in harddrugs;
feit 2: 0,47 gram cocaïne en 0,4 gram heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad.
parketnummer 02/338269-21
feit 1: een pistoolmitrailleur en kogelpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 2: knalpatronen voorhanden heeft gehad;
feit 3: zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 15.030,00.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Parketnummer 02/262594-21
De officier van justitie acht het eerste tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen, te weten dat verdachte cocaïne en heroïne heeft verkocht, verstrekt en vervoerd. Hij baseert zich daarbij, kort gezegd, op de getuigenverklaring van [getuige] , de processen-verbaal van bevindingen over de observatie en het proces-verbaal van bevindingen met daarin de berichten uit de telefoon van verdachte die duiden op het dealen van drugs. Bij verdachte is ook 0,47 gram cocaïne en 0,4 gram heroïne aangetroffen. Hiermee is ook het tweede tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Parketnummer 02/338269-21
De officier van justitie acht het eerste tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Hij stelt zich op het standpunt dat het aantreffen van het vuurwapen en de kogelpatronen rechtmatig heeft plaatsgevonden. Het vuurwapen en de kogelpatronen zijn in de auto van verdachte aangetroffen en het op het vuurwapen aangetroffen DNA matcht met het DNA van verdachte. De officier van justitie acht ook het tweede tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Bij verdachte is een sleutel aangetroffen, behorende bij de woning aan het [adres] . Verdachte heeft een onderhuurcontract voor deze woning en in de woning is post van hem gevonden. De in die woning aangetroffen knalpatronen heeft verdachte dus voorhanden gehad. Ook het in de woning van verdachte aangetroffen geldbedrag van € 15.030,00 heeft verdachte voorhanden gehad. Verdachte wist dat dit geldbedrag uit enig misdrijf afkomstig was.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Parketnummer 02/262594-21
De verdediging bepleit vrijspraak van het eerste tenlastegelegde feit vanwege onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. Door de verbalisanten is niet waargenomen dat [getuige] contact heeft gehad met de verdachte en dat verdachte de berichten in de telefoon heeft ingesproken. Bovendien kan niet worden uitgesloten dat [getuige] , voordat zij bij de auto van verdachte stond, al over drugs beschikte. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die met de telefoon contact heeft gehad met derden. Tot slot is het in de auto aangetroffen geldbedrag qua hoogte een beperkt bedrag, waardoor niet zonder meer kan worden vastgesteld dat dit geldbedrag afkomstig is van de verkoop van drugs.
Dat verdachte drugs opzettelijk aanwezig heeft gehad, kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Parketnummer 02/338269-21
De verdediging bepleit vrijspraak voor het voorhanden hebben van een vuurwapen en zeven kogelpatronen (feit 1). Er is sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), omdat sprake is van een onrechtmatige doorzoeking. De verbalisanten hadden het tasje in de auto niet mogen doorzoeken, er was bij verdachte geen sprake van antecedenten die daarvoor een aanleiding konden geven. Verdachte wist niet dat het vuurwapen en de kogelpatronen in de auto lagen. Het DNA van verdachte is tijdens het rijden in de auto op het vuurwapen terecht gekomen.
De verdediging bepleit ook vrijspraak van het voorhanden hebben van twaalf knalpatronen (feit 2) en het witwassen van € 15.030,00 (feit 3). Verdachte is niet woonachtig aan het [adres] en heeft de knalpatronen en het geldbedrag dus niet voorhanden gehad. Daarnaast is geen sprake van geld afkomstig uit enig misdrijf, omdat [naam] in een klaagschriftprocedure heeft verklaard dat het haar spaargeld betreft.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
De bewijsmiddelen
De bewijsmiddelen zijn in bijlage II van dit vonnis opgenomen.
4.3.2
De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Parketnummer 02/262594-21
Feit 1 en 2: dealen en aanwezig hebben van harddrugs
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 8 april 2021 een drugsactie heeft plaatsgevonden. Tijdens een observatie door de politie is een overdracht waargenomen tussen [getuige] en een persoon in een Citroën. Verdachte was op dat moment de bestuurder van die Citroën. Kort na de overdracht is [getuige] aangehouden en zijn bij haar drugs aangetroffen. [getuige] heeft verklaard dat zij de drugs bij de bestuurder van de Citroën heeft gekocht en dat zij deze persoon al drie of vier keer heeft gezien in anderhalve maand tijd, waaruit de rechtbank begrijpt voor het kopen van drugs.
Verdachte is aangehouden en zijn mobiele telefoon is onderzocht. De rechtbank heeft geen aanleiding om aan te nemen dat verdachte niet degene is geweest die de telefoon gebruikte, gelet op het feit dat de telefoon op de bestuurdersstoel is aangetroffen. Het verweer van de verdediging slaagt daarom niet. Uit de telefoongegevens van verdachte blijkt dat er drie keer contact is geweest met het telefoonnummer van [getuige] kort voor de aanhouding. In de telefoon zijn tevens berichten aangetroffen die duiden op het dealen van drugs. In de Citroën en in de onderbroek van verdachte zijn drugs aangetroffen. Deze drugs zijn getest door het NFI, waaruit blijkt dat het gaat om cocaïne en heroïne.
Gelet op alle bevindingen, in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte cocaïne en heroïne heeft gedeald en deze drugs ook opzettelijk aanwezig heeft gehad.
Parketnummer 02/338269-21
Feit 1: voorhanden hebben van een vuurwapen en kogelpatronen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 18 mei 2021 bij verdachte in de auto een vuurwapen, met daarin zeven kogelpatronen, is aangetroffen. Het vuurwapen zat in een tasje, dat onder de benen van verdachte, tussen de pedalen en de bestuurdersstoel, lag. Het tasje was open.
Voor wat betreft het verweer dat sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de auto overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal van de verbalisant blijkt dat hij het tasje in de auto zag liggen, dit tasje naar zich heeft toegetrokken en toen direct het handvat van een vuurwapen in het tasje zag. Naar het oordeel van de rechtbank levert het naar zich toetrekken van een tasje door de verbalisant geen doorzoekingshandeling op. Doorzoeken betreft volgens vaste rechtspraak elke vorm van onderzoek die verder gaat dan het zoekend rondkijken, zoals het door verbalisanten openmaken van een tas. Daar is in dit geval geen sprake van. Het tasje stond al open en het tasje is door de verbalisant enkel verplaatst waarna het vuurwapen zichtbaar werd. Er is dus geen sprake van een doorzoeking en dus ook niet van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Voor een bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een vuurwapen is vereist dat verdachte over het vuurwapen kon beschikken en zich in meerdere of mindere mate bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen. Gelet op de plek waar het vuurwapen is aangetroffen, namelijk onder verdachte zijn benen, kan het niet anders zijn dan dat verdachte de tas heeft gezien. De tas lag immers op een dusdanige plek in de auto dat op het moment dat verdachte tijdens het rijden abrupt zou remmen dit gevaarlijke situaties kan opleveren omdat de tas onder de pedalen zou kunnen schuiven. Voorts is het bedieningspaneel van het vuurwapen met een wattenstaafje bemonsterd en is dit monster onderzocht door het NFI. Dit onderzoek heeft een match opgeleverd met het DNA van verdachte. Het verweer van de verdediging dat het DNA van verdachte per toeval op het vuurwapen terecht is gekomen, wordt verworpen. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat het bedieningspaneel niet uit het tasje stak, waardoor het onaannemelijk is dat het DNA van verdachte per toeval op het bedieningspaneel van het vuurwapen terecht is gekomen.
Gelet op de bovengenoemde feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte bewust is geweest van de aanwezigheid van het vuurwapen en hier de beschikkingsmacht over heeft gehad. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het vuurwapen met daarin de zeven kogelpatronen voorhanden heeft gehad.
Feit 2: voorhanden hebben knalpatronen
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat op 20 mei 2021 in de woning aan het [adres] twaalf knalpatronen zijn aangetroffen. Verdachte had bij de fouillering een sleutelbos bij zich. Aan deze sleutelbos zat een elektronische sleutel die hoort bij de voornoemde woning. Uit het dossier blijkt dat verdachte deze woning in onderhuur heeft. Ook is in de woning post gevonden geadresseerd aan verdachte. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank, anders dan de verdediging, van oordeel dat verdachte woonachtig was aan het [adres] . Verdachte heeft derhalve de beschikkingsmacht gehad over de knalpatronen. Bovendien is uit onderzoek gebleken dat deze knalpatronen passen op het vuurwapen dat bij verdachte in de auto is aangetroffen. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte twaalf knalpatronen voorhanden heeft gehad.
Feit 3 witwassen van € 15.030,00
Toetsingskader witwassen
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van witwassen opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’ niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling voor witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf. Indien op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf, kan niettemin worden geacht dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Wanneer uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van dien aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van dat voorwerp. Zo’n verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Indien verdachte zo’n verklaring heeft gegeven, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het voorwerp. Uit de resultaten van een dergelijk onderzoek zal moeten blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het voorwerp, waarop de verdenking betrekking heeft, een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Bij de beoordeling van het verwijt tegen verdachte gaat de rechtbank ervan uit dat er geen direct bewijs voor een gronddelict aanwezig is. Daarom zal het hierboven omschreven toetsingskader worden gebruikt bij de beoordeling of sprake is van witwassen.
Vermoeden witwassen
Op grond van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast. Op 20 mei 2021 zijn verbalisanten de woning aan het [adres] binnengetreden. De rechtbank heeft hierboven, onder feit 2, overwogen dat verdachte in deze woning woonachtig was. In de woning is een kluis aangetroffen met daarin € 15.030,00. Ook lagen in de woning meerdere koffiefilters met daarop wit poeder, meerdere kleinere gripzakjes en een pot shag met daarin doorzichtige handschoenen waarvan de vingertoppen af waren. Deze omstandigheden leveren op zichzelf al een vermoeden van witwassen op. Daar komt bij dat uit het dossier blijkt dat verdachte zich ook schuldig heeft gemaakt aan het dealen van drugs. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er voldoende feiten en omstandigheden naar voren zijn gekomen om een vermoeden van witwassen te rechtvaardigen.
Gezien dit vermoeden van witwassen mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geldbedrag die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
Verklaring van verdachte
Verdachte heeft zelf geen verklaring afgelegd over de herkomst van het geld. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij van niets weet en heeft op de zitting geen verklaring afgelegd, aangezien hij niet aanwezig was. Door de raadsman is op de zitting gemeld dat het aangetroffen geldbedrag, spaargeld van [naam] betrof, aangezien zij dat in een klaagschriftprocedure heeft betoogd. Dit standpunt van de raadsman is niet aan te merken als een verklaring van verdachte die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk is. Het is niet verdachte geweest die deze verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld, maar zijn raadsman. Bovendien is niet onderbouwd waarom [naam] spaargeld in de woning van verdachte aan het [adres] zou bewaren. Er is dan ook geen sprake van een verklaring omtrent de herkomst van het geld die zodanig tegenwicht biedt tegen het forse vermoeden van witwassen dat deze door het Openbaar Ministerie nader had moeten worden onderzocht.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er geen andere conclusie mogelijk is dan dat het aangetroffen geldbedrag onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. Verdachte heeft het geldbedrag voorhanden gehad en heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan witwassen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
parketnummer 02/262594-21
1
op meer tijdstippen in de periode van 8 maart 2021 tot en met 8 april 2021 te Tilburg, opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en vervoerd, meerdere gebruikershoeveelheden, van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2
op 8 april 2021 te Tilburg, opzettelijk aanwezig heeft gehad 0,47 gram van een materiaal bevattende cocaïne en 0,4 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet
behorende lijst I.
parketnummer 02/338269-21
1
op 18 mei 2021 te Goirle, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een pistoolmitrailleur, van het merk Ceská Zbrojovka, [typenummer] Skorpion, kaliber 7,65 mm/.32 auto, zijnde een vuurwapen geschikt om automatisch te vuren en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 7 kogelpatronen van het kaliber 7,65 mm/.32 auto voorhanden heeft gehad.
2
in de periode van 1 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 te Tilburg, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 12 knalpatronen van het kaliber 8 mm blanc voorhanden heeft gehad.
3
in de periode van 1 mei 2021 tot en met 20 mei 2021 te Tilburg, althans in Nederland, een voorwerp, te weten een geldbedrag (in totaal 15.030,00 euro), voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, dat dit voorwerp - onmiddelijk of middelijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert ten aanzien van alle feiten aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 23 maanden met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte geen antecedenten heeft ten aanzien van de Opiumwet en de Wet wapens en munitie. Gelet op de beperkte hoeveelheid aangetroffen drugs is het opleggen van een taakstraf passend. Daarnaast verzoekt de verdediging om, indien een gevangenisstraf aan de orde zou zijn, aan verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf kan ervoor zorgen dat verdachte zijn baan verliest.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich in een periode van drie maanden schuldig gemaakt aan vijf strafbare feiten. Hij heeft één maand lang cocaïne en heroïne gedeald en deze drugs opzettelijk aanwezig gehad. Het is algemeen bekend dat cocaïne en heroïne middelen zijn die voor gebruikers sterk verslavend zijn en ernstige schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast gaat de handel in drugs veelal gepaard met andersoortige criminaliteit, waaronder delicten die harddrugsgebruikers plegen om aan hun harddrugs te komen, maar ook delicten tussen handelaren onderling. Verdachte heeft met zijn handelen hieraan bijgedragen.
Ook heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen met daarin kogelpatronen. De rechtbank weegt in strafverzwarende zin mee dat verdachte in de auto op de openbare weg reed en dat het geladen vuurwapen binnen zijn handbereik lag, waarmee het vuurwapen grijpklaar lag om het te kunnen gebruiken. Daarnaast zijn in de woning van verdachte ook nog knalpatronen aangetroffen die passen op voornoemd vuurwapen. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
Tot slot heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van
€ 15.030,00. Witwassen vormt een bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan.
De rechtbank neemt als strafverzwarende omstandigheid mee dat verdachte op jonge leeftijd al in een auto rondrijdt met daarin een wapen en drugs. Dit laat zien dat verdachte zich in een wereld van zware criminaliteit begeeft. Verdachte heeft bij de politie niets over de feiten verklaard en is vervolgens ook niet op de zitting verschenen. Het feit dat verdachte geen enkel inzicht heeft willen geven in zijn handelen baart zorgen voor de toekomst en weegt de rechtbank mee in het nadeel van verdachte.
De rechtbank houdt ook rekening met het reclasseringsadvies van 20 oktober 2022, waaruit volgt dat het voor de reclassering moeilijk was om over verdachte te rapporteren en dat hij weinig motivatie lijkt te hebben voor hulp vanuit reclassering.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur een passende strafrechtelijke reactie is. Een taakstraf zoals door de raadsman verzocht doet geen recht aan de ernst van de feiten. Volgens de landelijke oriëntatiepunten van de Rechtspraak voor strafoplegging is het uitgangspunt bij het voorhanden hebben van een automatich vuurwapen in de openbare ruime, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijftien maanden. Daarbij komt gezien de bewezen verklaarde periode een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt voor het dealen van harddrugs. Verdachte heeft zich bovendien ook schuldig gemaakt aan witwassen. In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met het feit dat met het wapen feitelijk niet automatisch gevuurd kon worden. Gelet op voorgaande en op de nog jonge leeftijd van verdachte zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles overziend vindt de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zestien maanden met aftrek van het voorarrest passend en geboden. De rechtbank ziet geen aanleiding om daarvan een deel voorwaardelijk op te leggen, zoals door de raadsman verzocht.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
parketnummer 02/262594-21
feit 1:opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet
gegeven verbod, meermalen gepleegd;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet
gegeven verbod;
parketnummer 02/338269-21
feit 1:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het
feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II en handelen in strijd
met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 2:handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 3:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging t.a.v. parketnummer 02/262594-21 feit 1 en 2 en parketnummer 02/338269-21 feit 1, 2 en 3
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van zestien maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
- Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.H.W.M. Sterk, voorzitter, mr. A.L. Hoekstra en mr. J.B. Uiterwijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Andraws, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 november 2022.
Mr. J.B. Uiterwijk is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.