ECLI:NL:RBZWB:2022:6786

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
11 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5367
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Peters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een beroep tegen een besluit inzake sloop- en bouwstop en last onder dwangsom

In deze uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 11 november 2022, wordt het beroep van eiseres tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert beoordeeld. Eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. dr. ing. P. de Haan, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 28 oktober 2021, waarin een sloop- en bouwstop werd opgelegd, evenals een last onder dwangsom. De rechtbank heeft op 30 september 2022 de zaak behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als een woordvoerder van het college aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres eigenaar is van een gemeentelijk monument en dat er op 25 februari 2021 werkzaamheden plaatsvonden zonder de benodigde vergunningen. Het college bevestigde de bouw- en sloopstop in een besluit van 1 maart 2021, waarbij eiseres een dwangsom van €50.000,- werd opgelegd indien zij de werkzaamheden zou voortzetten. Eiseres maakte bezwaar en het college herzag het besluit, maar handhaafde de bouwstop en de last onder dwangsom voor het overige.

De rechtbank oordeelt dat het college ten tijde van het bestreden besluit niet bevoegd was om de sloop- en bouwstop en de last onder dwangsom op te leggen, omdat de werkzaamheden inmiddels gelegaliseerd waren door de verlening van een omgevingsvergunning. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en herroept het eerdere besluit van 1 maart 2021. Tevens wordt het college veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en proceskosten aan eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5367 WET

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. dr. ing. P. de Haan),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zundert(het college).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit van 28 oktober 2021 (bestreden besluit) inzake de opgelegde sloop- en bouwstop en de last onder dwangsom.
Het college heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 30 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [woordvoerder eiseres] , de gemachtigde van eiseres en namens het college [woordvoerder verweerder] .

Beoordeling door de rechtbank

1.1
De rechtbank beoordeelt de opgelegde sloop- en bouwstop en de last onder dwangsom. Zij doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eiseres heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
1.2
De rechtbank verklaart het beroep gegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.3
De rechtbank gaat uit van de volgende in het geding van belang zijnde feiten en omstandigheden:
Eiseres is eigenaar van het gemeentelijk monument aan de [adres] .
Op 25 februari 2021 heeft een toezichthouder geconstateerd dat aan het gemeentelijke monument aan de [adres] bouw- en sloopwerkzaamheden plaatsvinden zonder een benodigde sloopmelding/sloopvergunning met asbestinventarisatie en zonder een omgevingsvergunning voor de activiteit wijzigen van een monument. Dit was volgens de toezichthouder in strijd met artikel 1.26, eerste lid, van het Bouwbesluit 2012, artikel 2.2, eerste lid, onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 9 van de monumentenverordening Zundert 2010. De toezichthouder heeft de werkzaamheden stilgelegd via een mondelinge mededeling.
Het college heeft de bouw- en sloopstop in haar besluit van 1 maart 2021 bevestigd. Eiseres dient alle bouw- en sloopwerkzaamheden te staken en gestaakt te houden. Het college legt daarnaast een last onder dwangsom op aan eiseres. Indien eiseres de bouw- en sloopactiviteiten toch voortzet, verbeurt eiseres een dwangsom van €50.000,- ineens.
Eiseres heeft hiertegen op 15 maart 2021 bezwaar gemaakt en een document overlegd genaamd “ [naam document] ”.
Het college heeft op 7 april 2021 het primaire besluit herzien. Het college heeft de bouwstop opgeheven voor zover dat betrekking heeft op de onderhoudswerkzaamheden zoals deze zijn beschreven in het document “ [naam document] ”. De bouwstop en de last onder dwangsom blijven voor het overige van kracht.
De Commissie voor de bezwaarschriften (hierna: de commissie) heeft op 16 juni 2021 het college geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren en het besluit te heroverwegen voor zover daarin wordt gelast om de werkzaamheden ter zake van de tuin te staken en voor het overige het bezwaar ongegrond te verklaren. De commissie heeft dat advies op 13 augustus 2021 naar het college verzonden.
Het college heeft op 1 juli 2021 een omgevingsvergunning verleend voor het renoveren van het pand.
Het college heeft in haar bestreden besluit het bezwaar gegrond verklaard voor zover is gelast om de werkzaamheden ter zake van de tuin te staken en ongegrond verklaard voor het overige. Het college heeft het primaire besluit herroepen met betrekking tot de bouwstop voor de werkzaamheden aan de tuin en deze bouwstop per direct opgeheven en het besluit voor het overige in stand gelaten.
Was het college bevoegd tot het opleggen van een sloop- en bouwstop en een last onder dwangsom?
2.1
Eiseres heeft betoogd dat de bouwwerkzaamheden al waren gelegaliseerd door de verlening van de omgevingsvergunning ten tijde van het nemen van het bestreden besluit. Daarnaast heeft de binnenzijde van het gebouw geen monumentale waarde en is alleen sprake van regulier onderhoud.
2.2
De rechtbank is van oordeel dat het college ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet bevoegd was om een sloop- en bouwstop en een last onder dwangsom op te leggen. Ten tijde van het nemen van het bestreden besluit waren de sloop- en bouwwerkzaamheden gelegaliseerd middels de verlening van een omgevingsvergunning. Er was geen sprake meer van een overtreding waartegen het college handhavend kon optreden. Het college heeft dit ter zitting erkend.

Conclusie en gevolgen

3.1
Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en herroept het besluit van 1 maart 2021.
3.2
Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden. Eiseres heeft proceskosten gemaakt die vergoed moeten worden. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit en herroept het besluit van 1 maart 2021.
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 360,- aan eiseres moet vergoeden.
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T. Peters, rechter, in aanwezigheid van mr. T.A.A. van Hooijdonk, griffier, op 11 november 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.