ECLI:NL:RBZWB:2022:6783

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
15 november 2022
Publicatiedatum
16 november 2022
Zaaknummer
AWB- 21_5718
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en WGA-vervolguitkering in het kader van de Wet WIA

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. A.E.E. Vollebregt, en verweerder, de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M.B.A. van Grinsven. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het UWV van 23 november 2021, waarin haar WGA-vervolguitkering niet werd gewijzigd, omdat haar arbeidsongeschiktheidspercentage was vastgesteld op 43,17%. Eiseres was van mening dat haar arbeidsongeschiktheidspercentage ten onrechte niet was verhoogd naar 47,05% en dat het UWV haar medische situatie onvoldoende had onderkend.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de medische situatie van eiseres op 19 januari 2021 correct heeft beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd had toegelicht waarom de eerder vastgestelde beperkingen in stand konden blijven. Eiseres had in beroep geen nieuwe medische feiten aangedragen die de conclusie van het UWV konden weerleggen. De rechtbank benadrukte dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid niet alleen gebaseerd kan worden op de subjectieve klachten van eiseres, maar dat er ook objectieve medische onderbouwing vereist is.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het UWV het bezwaar van eiseres ten onrechte ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen, waarbij het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres per 19 januari 2021 werd vastgesteld op 47,05%. Tevens heeft de rechtbank het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten van eiseres, die in totaal € 1.841,- bedragen, en het griffierecht van € 49,-.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 21/5718

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. A.E.E. Vollebregt),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. M.B.A. van Grinsven).

Procesverloop

Met het besluit van 18 januari 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV eiseres medegedeeld dat haar WGA-vervolguitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) niet wijzigt, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiseres tussen de 35 tot 45% blijft, namelijk 43,17%.
Met het besluit van 23 november 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met (stilzwijgende) toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres ontving een WIA-uitkering, laatstelijk naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 41,12%. Het UWV heeft op verzoek van eiseres een herbeoordeling gedaan van haar arbeidsongeschiktheid.
2. Een arts [1] van het UWV heeft eiseres telefonisch gesproken en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de arts opgenomen in een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies (en twee reservefuncties) zijn die eiseres met haar beperkingen nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 56,83% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 43,17%. Daarom wijzigt de WGA-vervolguitkering van eiseres niet per 19 januari 2021, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage tussen de 35 tot 45% blijft.
3. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vindt niet dat alle geduide functies kunnen worden gehandhaafd. Hij heeft opnieuw het CBBS geraadpleegd. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep stelt de mate van arbeidsongeschiktheid vast op 47,05%. De WGA-vervolguitkering had moeten worden vastgesteld tussen de 45 tot 55%. Hij stelt dat de door de arbeidsdeskundige vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid niet wijzigt, voor zover het de klasse 45 tot 55% betreft. Het UWV heeft vervolgens het bestreden besluit genomen. Hij heeft het bezwaar ongegrond verklaard, omdat het arbeidsongeschiktheidspercentage niet wijzigt voor zover het de klasse 45 tot 55% betreft.

Wat eiseres vindt

4. Eiseres is het niet met het UWV eens. Voor de gronden van het beroep verwijst zij naar wat zij heeft aangevoerd in de bezwaarprocedure. Eiseres acht het bestreden besluit in strijd met de hieraan ten grondslag gelegde wettelijke bepalingen, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het zorgvuldigheids- en motiveringsbeginsel, en de overige ter zake geldende bepalingen. Eiseres vindt dat het bezwaar gegrond had moeten worden verklaard, omdat de arbeidsongeschiktheidsklasse van de WGA-vervolguitkering wijzigt van 35 tot 45% naar 45 tot 55%. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Specifiek met betrekking tot de slaappauzes. Daarnaast zit er een verklaring van een neuroloog in het dossier zonder dat eiseres daarvan op de hoogte was. Deze verklaring is onjuist en vanwege zijn (onjuiste) uitlatingen is de neuroloog berispt nadat eiseres een klacht had ingediend. Zij onderbouwt haar standpunt met een brief van [naam ziekenhuis] van 11 april 2022, brieven van de huisarts van 19 februari 2021 en 30 mei 2022 en een medicatieoverzicht.

Waarover het gaat in deze zaak

5. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres op 19 januari 2021 voor 47,05% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 19 januari 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

6. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 19 januari 2021 voor 47,05% arbeidsongeschikt is en dus recht heeft op een WGA-vervolguitkering in de arbeidsongeschiktheidsklasse 45 tot 55%. De rechtbank zal dat uitleggen.
7. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
9. De arts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft informatie opgevraagd bij de huisarts en meegenomen in zijn beoordeling. De arts heeft eiseres op een telefonisch spreekuur gesproken. De arts beschrijft onder andere de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnoses en de prognose.
10. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de arts in haar rapport van 9 november 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaars bestudeerd. Tijdens de bezwaarprocedure heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep meerdere brieven ontvangen van de neuroloog, een verslag ergotherapie van 2 maart 2021, een brief van de huisarts van 19 februari 2021, een brief van de reumatoloog van 14 december 2020 en een brief van de internist. Ook heeft zij eiseres gesproken en geobserveerd op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom zij geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de arts.
11. Over de medische informatie die eiseres in beroep heeft opgestuurd, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gesteld dat de ingebrachte medische informatie geen aanleiding geeft om haar standpunt te wijzigen.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat het medische rapport zorgvuldig tot stand is gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat het rapport aan de drie voorwaarden voldoet.
De medische beoordeling
13. De arts gaat uit van de diagnoses cerebro vasculaire aandoening, astma, overige somatoforme stoornis en gegeneraliseerde artrose. Voor het jarenlange verhoogde energietekort is een diagnose gevonden, namelijk Idiopathische Hypersomnolentie, naast schildklierlijden. Met de bestaande beperkingen, zoals niet werken op hoogten, niet aan draaiende of niet afgeschermde machines en niet beroepsmatig autorijden, is al rekening gehouden. Uit de brief van de huisarts van 8 januari 2021 volgt dat de diagnosen worden bevestigd en dat de slaapbehoefte aan het verbeteren is. Daarnaast zijn er in de rechterzijde van het lichaam restklachten van een hemiparese in de vorm van krachtverlies in het rechterbeen en arm/hand, ontstaan na het HELLP syndroom in 2010. Deze zijn niet objectief toegenomen. Voor een angststoornis zijn in de rubrieken persoonlijk functioneren en sociaal functioneren beperkingen opgenomen die de arts plausibel acht. Voor een allergisch astma en een hyperventilatiesyndroom zijn beperkingen aangenomen in de rubriek fysieke omgevingseisen. De arts vindt het niet aannemelijk om een urenbeperking aan te nemen op grond van energetische en preventieve argumenten kijkend naar het dagverhaal. Ten tijde van de WIA-herbeoordeling in 2020 waren de klachten van de ziektebeelden al bekend. Sindsdien zijn er ondanks de wijzigingen in behandeling door de curatieve sector geen overwegende argumenten voor wijzigingen in de functionele mogelijkheden. De arts sluit dan ook aan bij de eerdere beoordeling.
14. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 9 november 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de arts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. De aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren zijn passend, omdat rekening wordt gehouden met het feit dat eiseres verminderd stressbestendig is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht de bevindingen zowel passend bij primair onderzoek als bij de eigen bevindingen. Ook blijkt uit het primaire rapport dat eiseres geen behandeling heeft. Tevens zijn de aangenomen fysieke beperkingen passend, omdat eiseres is aangewezen op fysiek lichte arbeid. De aandoeningen waren bekend en deze worden bevestigd in de medische informatie. Uit de brief van de reumatoloog van 14 december 2020 blijkt dat de medicatie positief effect heeft en er worden geen vervolgafspraken gemaakt. Dit wordt bevestigd in de brief van de huisarts van 8 januari 2021 waarin wordt gemeld dat er sprake is van verbetering in de rugklachten, het lopen en bewegen. Verder blijkt uit een ongedateerde brief van de neuroloog dat eiseres is gezien op 22 september 2020 en dat er geen neurologische verklaring is voor de klachten aan de benen. Uit de hoorzitting blijkt dat eiseres taken in het huishouden doet. Er wordt niet voorbijgegaan aan de aanwezige chronische klachten van eiseres. Verder stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat een medische urenbeperking niet aan de orde is. Er is namelijk geen sprake van verminderde beschikbaarheid voor arbeid in verband met opname of deeltijdtherapie, een aandoening waarbij een patroon tot grensoverschrijding bestaat of zelfoverschatting of beperkt ziektebesef waarmee preventief een urenbeperking zou moeten worden aangenomen. Uit de ontvangen informatie van de huisarts en neuroloog blijkt dat een slaapaandoening is vastgesteld met een verhoogde slaapbehoefte. Hoewel de neuroloog overdag slaapmomenten adviseert blijkt uit de brief van de huisarts van 8 januari 2021 dat de slaapbehoefte aan het verbeteren is na het stoppen met medicatie. Ook blijkt uit het dagverhaal dat rustmomenten niet nodig zijn bij activiteiten. Eiseres heeft in de middag immers geen rustmomenten daar zij bezig wordt gehouden door haar zoon. Wanneer verder rekening wordt gehouden met de reeds gestelde beperkingen en voorwaarden in arbeid wordt voorzien in voldoende lage energetische belasting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep acht eiseres dan ook belastbaar conform de FML van 14 januari 2021.
15. Eiseres voert aan dat er sprake is van een gebrekkige motivering en dat zij meer beperkt is dan het UWV heeft aangenomen, specifiek voor de slaappauzes die zij dagelijks nodig heeft.
16. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer beperkingen aan te nemen. Zij heeft in het rapport van 21 juni 2022 toegelicht dat de ingebrachte medische informatie in de beroepsprocedure geen aanleiding geeft om het standpunt te wijzigen. Zij geeft aan dat uit de brief van de neuroloog blijkt dat de artrose in de rug wordt bevestigd. Er is geen indicatie voor een operatie. Verder blijkt dat het advies is, om naast verwijzing naar de pijnkliniek voor een injectie, de rugspieren op te bouwen en te onderhouden. Aanvullende fysieke beperkingen zijn dan ook niet aan de orde, omdat al rekening wordt gehouden met het feit dat eiseres is aangewezen op fysiek lichte arbeid. Met de aangenomen beperkingen voor duwen/trekken, tillen en dragen wordt ook meegenomen dat het om rug sparende arbeid moet gaan. De verzekeringsarts bezwaar en beroep herhaalt dat uit de informatie verkregen tijdens de hoorzitting blijkt dat eiseres wel huishoudelijke taken verricht. Bij lage rugklachten door artrose is het advies om zoveel mogelijk actief te blijven, te blijven bewegen en dagelijkse bezigheden zo veel mogelijk te blijven doen. Het niet bewegen of vermijden van bewegingen doet meer kwaad dan goed. Dit komt overeen met het advies van de neuroloog om de spieren op te bouwen en te onderhouden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat de aangenomen beperkingen in persoonlijk en sociaal functioneren passend zijn, zoals is beargumenteerd in het rapport van 9 november 2021. Er zijn geen nieuwe medische feiten die aanleiding geven om aanvullende beperkingen aan te nemen. Ook is al toegelicht dat een medische urenbeperking niet aan de orde is. Uit de ontvangen medische informatie komen geen nieuwe medische feiten naar voren die aanleiding geven om een urenbeperking aan te nemen.
17. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven vindt de rechtbank dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft toegelicht dat er geen medisch objectieve onderbouwing is om meer beperkingen aan te nemen voor de klachten die eiseres ervaart op 19 januari 2021.
De arbeidskundige beoordeling
18. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken.
19. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 19 januari 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 52,95% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als verzorgende IG, zodat eiseres voor de overige 47,05% arbeidsongeschikt is.
Bezwaar ten onrechte ongegrond verklaard
20. De rechtbank is met partijen eens dat het bezwaar in het bestreden besluit gegrond had moeten worden verklaard. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat wanneer in de bezwaarfase het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt en er daarmee een wijziging in de resterende verdiencapaciteit ontstaat, dit een wijziging van de rechtspositie tot gevolg heeft. Er is sprake van herroepen als bedoeld in artikel 7:15, tweede lid, van de Awb. Deze situatie doet zich hier voor. Hieruit volgt dat het UWV ten onrechte het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond heeft verklaard en ten onrechte de kosten in bezwaar niet heeft vergoed.

De conclusie van de rechtbank

21. Het UWV heeft het arbeidsongeschiktheidspercentage in het bestreden besluit juist vastgesteld. Maar omdat het bezwaar ten onrechte niet gegrond is verklaard, is het beroep gegrond. Het bestreden besluit moet worden vernietigd en het primaire besluit moet worden herroepen, voor zover daarin is bepaald dat de mate van arbeidsongeschiktheid 43,17% bedraagt. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien en de mate van arbeidsongeschiktheid per 19 januari 2021 vaststellen op 47,05%.
22. De proceskosten in bezwaar stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.082,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen op een hoorzitting, beiden met een waarde van € 541,- per punt en een wegingsfactor 1). Daarnaast veroordeelt de rechtbank het UWV in de door eiseres in beroep gemaakte proceskosten, welke met inachtneming van het Bpb, worden vastgesteld op € 759,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 759,- per punt en een wegingsfactor 1). Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart moet het UWV het door eiseres betaalde griffierecht van € 49,- vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
-
verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat de mate van arbeidsongeschiktheid
met ingang van 19 januari 2021 wordt vastgesteld op 47,05%;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit;
- veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.841,-;
- draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan op 15 november 2022 door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Maas, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Het sociaal medisch oordeel in het rapport van 14 januari 2021 is getoetst en akkoord bevonden door een verzekeringsarts.